WET van 25 AUGUSTUS 1885 die de wetgeving betreffende de koop vernietigende gebreken herziet
(B.S. 28.VIII.1885)
(Nederlandse tekst is een vrije vertaling)
Art. 1. Bij de verkopingen of ruilingen van paarden, ezels, muilezels en andere huisdieren die tot het schapen-, runder- of varkensras behoren, worden de ziekten of gebreken die door de regering vastgesteld worden, met de beperkingen en de voorwaarden die zij aangewezen acht, voor koopvernietigende gebreken gehouden en zullen zij alleen aanleiding geven tot de vor¬dering voorzien bij artikel 1641 van het burgerlijk wetboek.
Art. 2. De regering zal eveneens de termijn bepalen binnen dewelke de vordering moet worden ingesteld op straf van verval.
Deze termijn mag de dertig dagen niet overschrijden, de dag vastgesteld voor de levering niet inbegrepen.
De termijn om voor de rechtsmacht te verschijnen voor dewelke de vordering in eerste aanleg ingeleid wordt, zal ten minste den dag zijn indien de partij haar woonplaats heeft binnen de vijf myriameter vanaf de plaats van verschijning. Indien haar woonplaats verder ligt, wordt deze termijn met een dag per vijf myriameter verlengd.
Art. 3. Indien de levering van het dier buiten de woonplaats van de verkoper is geschied, zal de termijn om de vordering in te stellen verlengd worden met een dag voor elke vijf myriameter afstand tussen de woonplaats van de verkoper en deze van de Koper.
Indien de Koper het dier heeft voortverkocht en zelf gedagvaard wordt tot ontbinding van de verkoop, kan hij zijn eigen verkoper in vrijwaring oproepen, zo tenminste de termijn gedurende dewelke hij bij hoofdvordering had kunnen optreden nog niet verstreken is.
Deze termijn om in vrijwaring op te roepen zal, in dit geval, en ongeacht de plaats waar het dier zich bevindt, verlengd worden met een dag voor elke vijf myriameter afstand tussen de woonplaats van de oorspronkelijke Koper en deze van de oorspronkelijke verkoper.
Art. 4. Binnen de termijn die overeenkomstig artikel 2 zal bepaald worden om de vordering in te leiden, zal de Koper, op straf van verval, ertoe gehouden zijn de aanstelling uit te lokken van deskundigen met tot opdracht het bestaan van het koopvernietigend gebrek te doen vaststellen en daarvan proces-verbaal op te maken.
Dit verzoek zal hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, hetzij in de vorm van een tele¬gram, gedaan worden aan de vrederechter van de plaats waar het dier zich bevindt; in elk geval zal het, op straf van nietigheid, het gebrek aanduiden waardoor het dier zogezegd aangetast is.
De vrederechter zal er de datum van vaststellen in zijn beschikking; hij zal het gebrek, waarop de eis gesteund is, vermelden en onmiddellijk, naar gelang van de eis van het geval, een of drie deskundigen aanstellen die hun teak binnen de kortste tijd zullen moeten aanvangen, na de eed voor deze magistraat te hebben afgelegd en zonder verdere procedureformaliteiten; hij zal per verzekerd telegram de verkoper op de hoogte brengen van de dag, het uur en de plaats van het deskundig onderzoek.
Het proces-verbaal van het deskundig onderzoek zal gemotiveerd zijn en de minuut ervan overgemaakt worden aan de partij.
Indien het deskundig onderzoek slechts aangevat of beëindigd wordt na het verstrijken van de termijnen,- bepaald overeenkomstig artikel 2, zal het aangegeven wor¬den of het geconstateerd gebrek gedurende deze termijnen heeft bestaan.
Nochtans, wanneer het dier, binnen de termijn bepaald voor het instellen van de vordering, op bevel van de bevoegde over¬heid zal afgemaakt worden wegens een van de ziekten die tot koopvernietiging aanleiding geven, zal het proces-verbaal dat M dit geval opgemaakt wordt, en dat op dezelfde manier met redenen zal omkleed zijn, het proces-verbaal van het deskundig onderzoek vervangen.
Art. 5. [Wanneer het dier buiten het land is gebracht, moet de Koper, op straffe van verval, het terug in het land doen terugkomen en het brengen, hetzij naar de woonplaats van de verkoper of naar de hoofdplaats van het kanton waar die woonplaats gevestigd is, hetzij naar de plaats waar het contract is gesloten, hetzij naar de plaats waar de levering is gedaan.
De termijn voor het instellen van de rechtsvordering wordt in dat geval verlengd met een dag per vijftien myriameter afstand tussen de plaats waar het dier zich bevindt en de plaats waarnaar het moet worden teruggebracht.
Het verzoek tot benoeming van deskundigen moet, op straffe van verval, worden ingediend bij de vrederechter van de plaats waarnaar het dier zal worden gebracht, en zulks binnen de termijn bepaald overeenkomstig artikel 2, met een verlenging van twee dagen zonder meer.
De vordering tot koopvernietiging moot insgelijks in dat geval altijd worden ingesteld voor de bevoegde rechter van diezelfde plaats.
De koper moot bewijzen naar welke plaats buiten het land het dier is gebracht
Wanneer het echter gaat om een koopvernietigend gebrek dat besmettelijk is, mag de koper in geen geval het dier in het land doen terugkomen of een vordering tot koopvernietiging instellen.
Evenmin kan de koper zodanige vordering instellen wanneer het dier buiten het land is gestorven.1
ON. 10.X.1967, art. 3 — Ger. Wetboek).
Art. 6. [De vreemde eiser is gehouden, op verzoek van de verweerder, de borg to stellen, waarvan melding wordt gemaakt in artikel 16 van het Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 851 en 852 van het Gerechtelijk Wetboek, op straffe van in zijn vordering niet to worden toegelaten.
De borgsom wordt reeds op de eerste zitting in geld vastgesteld door de rechter voor wie de rechtsvordering aanhangig is.
De door de rechter bepaalde som wordt aan de griffier ter hand gesteld.
Het vonnis is uitvoerbaar zonder dat het vooraf moot worden betekend; het is niet vatbaar voor hoger beroep.]
(W. 10.X.1967, art. 3 —Ger. Wetboek)
Art. 7. De vorderingen tot koopvernietiging zullen als dringende zaken behandeld en gevonnist worden.
Art. 8. Indien het dier binnen de termijn, bepaald overeenkomstig artikel 2, verloren gaat, zal de verkoper tot geen vrijwaring gehouden zijn tenzij de koper het bewijs levert dat het verlies van het dier to wijten is aan een van de koopvernietigende gebreken, voorzien bij toepassing van deze wet.
Art. 9. De koopvernietigende gebreken die binnen de voorziene termijnen gecon-stateerd worden volgens de voorgeschreven pleegvormen, zullen, tot bewijs van het tegendeel, vermoed worden als hebbende bestaan op het ogenblik van de overeenkomst.
Art 10. De verkoper of de ruiler zal niet gehouden zijn tot vrijwaring wegens koop-vemietigende gebreken van besmettelijke aard, indien hij bewijst dat het dier sedert de levering in aanraking is geweest met dieren, aangetast door dezelfde besmettelijke ziek¬te als degene die tot de koopvernietigende vordering aanleiding gegeven heeft.
Art. 11. Het verval voorzien bij de artikelen 2, 4 en 5, is volkomen en zal van ambtswege worden toegepast, behalve wanneer de verkoper of de ruiler eerst to goeder trouw voor een onbevoegde rechter zou zijn gedagvaard geworden.
Art. 12. De vordering tot prijsvermindering, toegelaten bij artikel 1644 van het bur-gerlijk wetboek, zal niet mogen uitgeoefend worden ingeval van loop en ruil van dieren die onder deze wet vallen.
Art. 13. [De rechtsvordering tot vernietiging van verkoop of de ruiling van huisdieren, bestemd om afgemaakt to worden voor het verbruik, is slechts ontvankelijk uit hoofde der gebreken die ze tot de voeding onverbruikbaar maken, op voorwaarde dat die rechtsvordering ingespannen worde binnen de vijf dagen der levering van het verkocht dier, dat dit dier niet op eenen afstand van meer dan 5 myriameters van de verkoopplaats vervoerd zij en dat het volkomen voor het verbruik ongeschikt worde verklaard.