Brussel, 15 maart 2018
OMZENDBRIEF NR. 04/2018 VAN HET COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL BIJ DE HOVEN VAN BEROEP
BETREFT:
Casusoverleg en professioneel beroepsgeheim
Steundienst van het Openbaar Ministerie Waterloolaan 76 - 1000 Brussel Tel.: 02/557.42.00
Brussel, 15 maart 2018
CASUSOVERLEG EN BEROEPSGEHEIM
Betreft: wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie
1. Inleiding
De wet van 6 juli 2017 opent nieuwe mogelijkheden om tussen diverse dragers van een beroepsgeheim een casusoverleg te organiseren en tot interdisciplinaire samenwerking te komen. De minister van justitie onderstreepte dat de wetgever een flexibel kader heeft uitgewerkt dat de nodige garanties geeft zowel naar dragers van het beroepsgeheim als naar beroepsgerechtigden toe•
"Interdisciplinair en probleemoplossend samenwerken blijkt voor veel onveiligheidsvraagstukken immers van groot belang, maar wordt systematisch bemoeilijkt door het beroepsgeheim van de actoren dat, hoe belangrijk ook voor de relatie tot de cliënt, de broodnodige uitwisseling van informatie en derhalve probleemoplossende samenwerking strafrechtelijk verhindert".
Tijdens de parlementaire voorbereiding werd onderstreept dat dit wetgevend initiatief onder meer het gevolg is van vele projecten die dit probleem hebben aangetoond en waarvoor nood was aan een explicitering van de wettelijke basis. Er werd onder meer verwezen naar het "Protocol van Moed" van 2012 in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen met betrekking tot de aanpak van kindermishandeling, maar ook naar de projecten inzake ketenaanpak bij intrafamiliaal geweld, zoals het project "C0-3" te Antwerpen of de "Korte keten" in Mechelen, of nog de "LINK" in Limburg. Er werd bovendien verwezen naar noden van de uitwisseling van geheime informatie in de strijd tegen het radicalisme, de agressie tegen huisartsen en andere hulpverleners.
Zoals verder zal blijken kan een casusoverleg hetzij door een wet, decreet of ordonnantie worden ingericht, hetzij bij gemotiveerde toestemming van de procureur des Konings. Daarbij is op te merken dat dergelijk overleg garanties biedt dat geen strafvervolging wegens schending van het beroepsgeheim zal kunnen worden ingesteld voor zover de uitwisseling van geheimen binnen bepaalde perken geschiedt. Het casusoverleg heft immers het beroepsgeheim niet volledig op.
Gelet op de diversiteit van de mogelijk te creëren, uit te werken, of te behouden overlegstructuren, ad-hoc casussen of proefprojecten en de vergaande bevoegdheden die aan het openbaar ministerie worden geboden, is het noodzakelijk een eenheidsvisie te bepalen die als richtlijn kan dienen voor het openbaar ministerie. Om die reden besliste het College van procureurs-generaal een werkgroep ad-hoc op te richten binnen het expertisenetwerk strafrechtspleging
2. Informatie-uitwisseling
2.1. Bestaande juridische omgeving
Onderhavige omzendbrief spitst zich toe op de wettelijke voorwaarden en de strafrechtelijke handhaving en bijgevolg de eventuele opsporing en vervolging van strafbare feiten die aan het licht zouden komen bij gelegenheid van een casusoverleg alsmede biedt deze omzendbrief een algemeen raamkader waarin een casusoverleg doorgang kan vinden.
De regelmatigheid van de strafvordering die het gevolg is van een casusoverleg, de mogelijke schending van het beroepsgeheim in dat raam en de voorwaarden voor de organisatie van een casusoverleg zijn cruciale aandachtspunten. Het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek zijn behoudens wettelijke uitzonderingen geheim.
Eenieder die beroepshalve zijn medewerking dient te verlenen is tot geheimhouding verplicht'. Het casusoverleg maakt een wettelijke uitzondering uit op dat strikte geheim, maar is geen vrijbrief om alle geheime gegevens te openbaren. Op dat aspect wordt verder ingegaan.
Andere wettelijke uitzonderingen gaven aan het openbaar ministerie reeds de mogelijkheid het geheim te doorbreken zoals artikel 21 bis Sv, artikel 1380 Ger. W. en de omzendbrief COL nr. 5/2013 .
2.2. Nieuwe juridisch omgeving: casusoverleg en beroepsgeheim
De artikelen 312 tot en met 314 van bovenvermelde wet van 6 juli 2017 creëren een wettelijk kader met betrekking tot het beroepsgeheim in het raam van een casusoverleq-, Artikel 458 Sw. wordt gewijzigd en artikelen 458 ter en 458 quater Sw. worden ingevoegd. Volledigheidshave wordt artikel 458 bis Sw. in herinnering gebracht.
Het nieuw art. 458 ter Sw. luidt:
"§ 1. Er is geen misdrijf wanneer iemand die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen, deze meedeelt in het kader van een overleg dat wordt georganiseerd, hetzij bij of krachtens een wet, decreet of ordonnantie, hetzij bij een met redenen omklede toestemming van de procureur des Konings.
Dit overleg kan uitsluitend worden georganiseerd, hetzij met het oog op de bescherming van de fysieke en psychische integriteit van de persoon of van derden, hetzij ter voorkoming van de misdrijven bedoeld in Titel lier van Boek Il of van de misdrijven gepleegd in het raam van een criminele organisatie, zoals bepaald in artikel 324bis.
De in het eerste lid bedoelde wet, decreet of ordonnantie, of de met redenen omklede toestemming van de procureur des Konings bepalen ten minste wie aan het overleg kan deelnemen, met welke finaliteit en volgens welke modaliteiten het overleg zal plaatsvinden.
§ 2. De deelnemers zijn tot geheimhouding verplicht wat betreft de tijdens het overleg meegedeelde geheimen. Eenieder die dit geheim schendt, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458.
De geheimen die tijdens dit overleg worden meegedeeld, kunnen slechts aanleiding geven tot de strafrechtelijke vervolging van de misdrijven waarvoor het overleg werd georganiseerd".
Het nieuw art. 458 quater Sw. luidt:
"De artikelen 458bis en 458ter zijn niet van toepassing op de advocaat voor wat betreft
het meedelen van vertrouwelijke informatie van zijn cliënt wanneer die zijn cliënt mogelijk aan strafvervolging blootstelt".
Het gewijzigd artikel 458 Sw luidt thans:
"Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in recht of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet, het decreet of de ordonnantie hen verplicht of toelaat die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van honderd euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen".
Ter herinnering, het ongewijzigde art. 458bis Sw. luidt:
"Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 371/1 tot 377, 377quater, 379, 380, 383bis, §§ 1 en 2, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425, 426 en 433quinquies, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, partnergeweld, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen".
3. Het instellen van een casusoverleg (artikelen 284 tot 286 wet van 6 juli 2017)
Krachtlijnen
3.1. Spreekrecht (artikel 312 en 313 wet van 6 juli 2017)
Er wordt vooreerst onderstreept dat artikel 458ter Sw. een spreekrecht betreft en geen spreekplicht.waarbij de houder van het beroepsgeheim verder de afweging moet maken welke geheimen nuttig kunnen worden meegedeeld in het kader van het overleg.
De nieuwe wetsbepalingen beogen een duidelijk en transparant kader te scheppen voor het delen van informatie voor dragers van een beroepsgeheim. De memorie van toelichting verwijst naar de krachtlijnen van een wetsvoorstel betreffende het casusoverleg tussen dragers van een beroepsgeheim6. De Raad van State verleende over dat wetsvoorstel een advies op 18 november 20167. De nieuwe wetsbepalingen geven een antwoord op dit advies van de Raad van State.
De wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen voegde met artikel 458 bis in het Strafwetboek een mogelijkheid toe voor een drager van een beroepsgeheim om dit te doorbreken en om een feit ter kennis te brengen van de procureur des Konings. Naast de reeds bestaande mogelijkheden, met name wanneer zij wettelijk verplicht worden of wanneer zij een getuigenis in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie afleggen, kunnen zij dit sinds de wet van 28 november 2000 ook doen binnen de voorwaarden zoals aangegeven door artikel 458bis van het Strafwetboek waar gemeenzaam naar wordt verwezen als het spreekrecht.
De invoeging van de bewoordingen "of toelaat" in artikel 458 Sw. verwijst niet alleen naar deze mogelijkheid, doch eveneens naar de nieuwe mogelijkheid zoals wordt voorgesteld door de invoeging van een nieuw artikel 458ter in het Strafwetboek8, inzonderheid ingeval het zogenaamde "casusoverleg" kan worden georganiseerd bij of krachtens een wet, decreet of ordonnantie. Alhoewel het gewijzigd artikel 458 Sw. dat niet expliciet vermeldt slaat de bewoording "of toelaaf' ook op het overleg dat wordt georganiseerd op grond van een met redenen omklede toestemming van de procureur des Konings vermits deze laatste nieuwe mogelijkheid expliciet in het nieuw artikel 458 ter Sw. werd opgenomen.
Wat de inhoud van het spreekrecht betreft wordt verwezen naar hetgeen verder wordt uiteengezet betreffende de finaliteit van het overleg dat bepaalde bakens uitzet om dit recht te beperken.
3.2. Preventief karakter van het casusoverleg (artikel 313 wet van 6 juli 2017 - artikel 458 ter Sw)
Artikel 458 ter Sw. beoogt een kader te scheppen voor het zogenaamde casusoverleg. De memorie van toelichting onderstreept dat de inspiratie voor deze wijziging is ingegeven door een lange praktijk van lokale pilootprojecten en de tekst is gebaseerd op hun goede praktijken9.
"De toelichting bij het wetsvoorstel nr. 54 1910/001 verwijst naar het "Protocol van Moed" dat een overleg tussen politie en/of justitie en hulpverlening mogelijk wilde maken in concrete dossiers van kindermishandeling waar sprake is van een verontrustende situatie en waar een van de actoren de uitwisseling van gegevens tussen justitie en hulpverlening een meerwaarde vindt, bijvoorbeeld omdat het op de grenzen van de eigen werking stoot.
Concreet werd tussen de ondertekenaars van het Protocol een vaste procedure afgesproken voor acute meldingen vanuit de hulpverlening via het gebruik van standaarddocumenten, werd uitzonderlijk een beperkte informatie-uitwisseling mogelijk gemaakt met het oog op het maken van een risico-inschatting door het Vertrouwenscentrum
Kindermishandeling en het Comité Bijzondere Jeugdzorg, werd voorzien in de mogelijkheid tot niet-anoniem casusgebonden overleg tussen parket en hulpverlening (kern van het project) en kon het parket aan de hulpverlening vragen of hulp werd aangevat, verder gezet of beëindigd werd"!", De toelichting verwijst eveneens naar de ketenaanpak in dossiers van intra-familiaal geweld, inzonderheid naar het C0-3 project.
De memorie van toelichting onderstreept dat het pijnpunt bij al deze projecten echter de onduidelijkheid bleef en de vragen over zowel de schending van het geheim van het onderzoek als van het beroepsgeheim. De rode draad van de nieuwe wetsbepaling is dat het opzet van het casusoverleg preventief is. Artikel 458 ter Sw. stelt immers duidelijk dat het overleg uitsluitend kan worden georganiseerd, hetzij met het oog op de bescherming van de fysieke en psychische integriteit van de persoon of van derden, hetzij ter voorkoming van misdrijven bedoeld in Titel lter van Boek Il of van de misdrijven gepleegd in het raam van een criminele organisatie, zoals bepaald in artikel 324bis.
Op de vraag naar de strafrechtelijke vervolging van misdrijven waarover binnen het raam van het overleg gesproken werd, wordt verwezen naar de rubriek betreffende de geheimhouding.
De memorie van toelichting stelt dat het uitgangspunt is dat een drager van het beroepsgeheim kan beschikken over bepaalde informatie die hij onrustwekkend vindt en wenst te delen 13.
De preventieve doelstelling laat de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering onverlet en wijzigt niets aan de wettelijke opdracht van het openbaar ministerie. De bedoeling is dat het openbaar ministerie in een gezamenlijk overleg mee oordeelt over de meest passende acties, die niet noodzakelijk gerechtelijke acties zijn.
3.3. Rechtvaardigingsgrond
De memorie van toelichting onderstreept dat door de wetsbepaling een wettelijke rechtvaardigingsgrond wordt voorzien ingeval een casusoverleg plaatsvindt, dat georganiseerd is volgens de voorwaarden en de modaliteiten die door dit kader worden bepaald": Het opzet van voorliggend artikel is een wettelijk kader bieden of als het ware "een handvat" om een casusoverleg te organiseren. Het opent een mogelijkheid om te kunnen spreken (en te kunnen luisteren) die de gevallen van noodtoestand en
"Een "onrustwekkendheid" die kan voortvloeien uit bepaalde indicaties, gedragingen of bewoordingen van de geheimgerechtigde, die in de afweging niet volstaan om ofwel gebruik te maken van het spreekrecht of van de toepassing van de noodtoestand, maar die de drager van het beroepsgeheim ernstig doen twijfelen over zijn eigen mogelijkheid om de fysieke en psychische integriteit van de persoon, van derden (of van de openbare veiligheid of de veiligheid van de Staat) zelf te kunnen beschermen.
Het delen van dergelijke gegevens in het kader van een casusoverleg, maakt dat deze indicaties in een ruimer kader van de hulpverlening en van de politionele en gerechtelijke autoriteiten kunnen worden afgetoetst en beter kunnen worden gekaderd.
Dit laat de betrokken instanties toe om op de verschillende leefgebieden van de betrokkene, indien nodig, de passende interventies te kunnen doen, in samenspraak met de andere deelnemers aan het casusoverleg, met zicht op het ruimer kader van begeleiding, opvolging of vervolging dat de geheimgerechtigde omkadert.
Het casusoverleg laat toe om verschillende puzzelstukjes samen te leggen tot een meer coherent en begrijpelijk geheel" . De uiteindelijke wettekst bevat geen verwijzing meer naar de openbare veiligheid of de veiligheid van de Staat. […] andere uitzonderingen op artikel 458 bis en 422 bis Sw. te buiten gaan 15.
Deze bijkomende rechtvaardigingsgrond geldt enkel voor de geheimen die gecommuniceerd worden binnen de strikte wettelijke voorwaarden van artikel 458ter Sw"
3.4. Wettelijk kader van het casusoverleg
3.4.1. Algemeen kader
Artikel 458 ter Sw. § 1 bepaalt dat er geen misdrijf is wanneer iemand die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen, deze meedeelt in het kader van een overleg dat wordt georganiseerd, hetzij bij of krachtens een wet, decreet of ordonnantie, hetzij bij een met redenen omklede toestemming van de procureur des Konings.
Artikel 458 ter zelf omvat enkel een wettelijke kaderbepaling die weliswaar aangeeft welke zaken minstens moeten worden bepaald in de wet, het decreet, de ordonnantie of in de met redenen omklede toestemming van de procureur des Konings. Dit wettelijk kader bepaalt meteen ook de grenzen binnen dewelke het spreekrecht of de doorbreking van het beroepsgeheim mogelijk is en er sprake kan zijn van een rechtvaardigingsgrond.
Volgende elementen moeten precies bepaald worden 16:
• de finaliteit waarmee het overleg wordt georganiseerd;
• wie aan het overleg zal kunnen deelnemen;
• en volgens welke modaliteiten het overleg wordt georganiseerd. Deze modaliteiten worden verder behandeld sub punt 3.4.4.
3.4.2. Finaliteit waarmee het overleg wordt georganiseerd
Artikel 458 ter Sw. bepaalt dat dit overleg uitsluitend kan worden georganiseerd met het oog op: de bescherming van hetzij de fysieke en psychische integriteit van de persoon of van derden;
hetzij ter voorkoming van de misdrijven bedoeld in Titel lter van Boek II (dit zijn de terroristische misdrijven);
of de voorkoming van de misdrijven gepleegd in het raam van een criminele organisatie, zoals bepaald in artikel 324bis.
De ruime noties fysieke en psychische integriteit worden ook gehanteerd in artikel 458bis Sw" Het zijn vertrouwde begrippen die de toets hebben doorstaan van het Grondwettelijk Hof17. Deze termen zijn voldoende specifiek om toe te laten de finaliteit waarmee het concrete overleg zal worden georganiseerd, verder specifiek te omschrijven in de wet, het decreet, de ordonnantie of de met redenen omklede toestemming van de procureur des Konings.
In de oorspronkelijk tekst kon het overleg ook georganiseerd worden met het oog op de bescherming van de "openbare veiligheid" of de "veiligheid van de Staat" 18. Tijdens de parlementaire werkzaamheden kwam kritiek tegen deze te ruime en te vage begrippen. De tekst werd vervangen door de bovenvermelde omschrijving die terroristische misdrijven en misdrijven in het raam van criminele organisaties viseert.19
De memorie van toelichting verwees onder meer, bij de verwijzing naar de bescherming van de fysieke en psychische integriteit van de persoon of van derden, naar de problematiek van de radicalisering en terrorisme, naar de vergaderingen van de Lokale Task Force (L TF) inzake terrorisme en de Lokale Integrale Veiligheidscellen (LIVC) waar vertrouwelijke informatie kan gedeeld worden",
3.4.3. Deelnemers aan het overleg
Art. 458 ter, § 1, derde lid Sw. bepaalt dat de in het eerste lid bedoelde wet, decreet of ordonnantie, of de met redenen omklede toestemming van de procureur des Konings ten minste bepalen wie aan het overleg kan deelnemen, met welke finaliteit, en volgens welke modaliteiten het overleg zal plaatsvinden. De procureur des Konings zal bijgevolg in zijn gemotiveerde beslissing de deelnemers precies aanduiden. Er kan, wat de mogelijke deelnemers betreft, verwezen worden naar de reeds op het terrein bestaande overlegprojecten waarbij slachtoffers, hulpverleners, afgevaardigden van lokale besturen, politie, parketten, justitiehuizen e.a. betrokken zijn21.
3.4.4. Modaliteiten
De modaliteiten van het overleg kunnen onder meer betrekking hebben op:
• welke actor het initiatief kan nemen tot het organiseren van het overleg;
• de frequentie waarmee het overleg wordt georganiseerd;
• de wijze waarop zal worden beslist over het gevolg dat aan het overleg zal worden gegeven.
3.4.5. Geheimhouding en vervolging van misdrijven - richtlijn
3.4.5.1. Algemeen
De memorie van toelichting benadrukt dat het casusoverleg een spreekrecht invoegt en geen spreekplicht. Dergelijk casusoverleg kan maar effectief en constructief zijn ingeval er wederzijds vertrouwen is tussen de deelnemers over elkaars rol en in welk kader dit overleg plaatsgrijpt.
Bovendien kan naar aanleiding van een overleg duidelijk worden dat het spreekrecht van de houder van het beroepsgeheim eigenlijk binnen de toepassing valt van artikel 458 bis Sw. of dat er sprake is van een noodtoestand en er overeenkomstig die toestand kan/moet gehandeld worden. In zulk geval bestaat er immers een rechtstreekse wettelijke grondslag om het misdrijf ter kennis te mogen brengen van de procureur des Konings of is betrokkene verplicht hulp te bieden23.
In voorkomend geval zal de nodige informatie - inzonderheid informatie die tot het beroepsgeheim behoorde van een van de deelnemers, - bekomen tijdens het overleg - zijn weg kunnen vinden naar een gerechtelijk dossier door het opstellen van een proces-verbaaldoor de procureur des Konings die dit desgewenst kan delegeren aan een politieambtenaar of een parketjurist waarbij de informatie wordt weergegeven, verwijzend naar het casusoverleg. Hierbij zal de wettelijke of reglementaire grondslag van dit overleg of het protocol of gemotiveerde beslissing van de procureur des Konings tot het oprichten ervan worden gepreciseerd.
Het doel van het overleg is om voor de deelnemers de mogelijkheid te creëren om informatie, ook deze die onder een beroepsgeheim valt, te delen en te vernemen zodat deze op gepaste wijze kan worden gebruikt voor de verdere uitvoering van hun kernopdrachten, waaronder voor actoren uit de welzijnssector, de welzijnsopdracht ten aanzien van de cliënt. De ontvangen informatie kan hen helpen een onrustwekkende situatie beter in te schatten en interventies vanuit de verschillende aanwezige sectoren te coördineren en af te stemmen24.
3.4.5.2. De aanwending van geheime informatie voor eventuele vervolgingsdoeleinden Artikel 458 ter, § 2 Sw. bepaalt dat de deelnemers tot geheimhouding zijn verplicht wat betreft de tijdens het overleg meegedeelde geheimen. Eenieder die dit geheim schendt, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 Sw.
Artikel 458 ter, §2 Sw. preciseert verder dat de geheimen die tijdens dit overleg worden meegedeeld, slechts aanleiding kunnen geven tot de strafrechtelijke vervolging van de misdrijven waarvoor het overleg werd georganiseerd.
De Raad van State merkte op dat de wetgever duidelijkheid diende te verschaffen over de mogelijkheid meegedeelde (geheime) informatie voor vervolgingsdoeleinden aan te wenden. De huidige wettekst maakte het voorwerp uit van het amendement nummer 141, dat een subamendement betrof op amendement nummer 64.
De verantwoording van beide amendementen is belangrijk om de problematiek van enerzijds de geheimhouding en anderzijds de vervolging van misdrijven beter te begrijpen: (Cit) "In de memorie van toelichting werd hierop een antwoord gegeven stellende dat een casusoverleg een strafrechtelijke vervolging niet verhindert. Ingeval het overleg plaatsgrijpt lopende een onderzoek, kan het onderzoek worden verder gezet. Ingeval naderhand misdrijven worden vastgesteld in hoofde van een persoon of in een dossier over wie of over hetwelk overleg werd gepleegd, belet ook het feit dat er een casusoverleg heeft plaatsgevonden, de strafrechtelijke vervolging niet. Uit de hoorzittingen is gebleken dat deze passus geen meerwaarde bood voor het ontworpen artikel 458 ter, gelet op het feit dat dit artikel er uitsluitend toe strekt om de houder van een beroepsgeheim een rechtvaardigingsgrond te bieden wanneer hij door het beroepsgeheim beschermde geheimen toch meedeelt in het kader van de finaliteit waarmee dit overleg wordt georganiseerd, en meer bepaald de bescherming tegen misdrijven die de fysieke en psychische integriteit bedreigen of ter voorkoming van de misdrijven, bedoeld in het tweede lid van § 1 van het ontworpen artikel 458 ter".
De geheimen die tijdens dit overleg worden meegedeeld, kunnen bijgevolg uitsluitend aanleiding geven tot de strafrechtelijke vervolging van de misdrijven waarvoor het overleg werd georganiseerd, zo niet geldt de rechtvaardigingsgrond niet en is er dus een strafrechtelijke schending van het beroepsgeheim.
Het casusoverleg mag immers niet misbruikt worden, om geheimen mee te delen omtrent andere misdrijven dan deze waarvoor het casusoverleg georganiseerd wordt. Dit kan uiteraard niet de bedoeling ziin, aangezien dit de facto tot een uitholling van het beroepsgeheim zou kunnen leiden".
Degene die zijn beroepsgeheim schendt omdat hij bij gelegenheid van het overleg geheimen toevertrouwt die geen betrekking hebben op de misdrijven waarvoor het overleg werd georganiseerd zou in beginsel strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.
Degene die buiten het overleg geheimen meedeelt schendt evenzeer zijn beroepsgeheim en kan evenmin van de rechtvaardigingsgrond genieten behoudens indien hij spreekrecht geniet op grond van een andere wetsbepaling. Er moet bijgevolg over gewaakt worden dat een eventuele mededeling van geheimen steeds plaats vindt binnen het vooropgestelde doel en overeenkomstig de vastgelegde modaliteiten van het overleg en dat alle deelnemers aan het overleg hierop gewezen worden vooraleer het overleg aan te vatten.
Vervolgens is na te gaan wat het gevolg is van de mededeling van een misdrijf en/of van bewijselementen van dit misdrijf met miskenning van het beroepsgeheim.
In het arrest van 30 mei 1995 stelde het Hof van Cassatie dat "het bewijs van een misdrijf niet hetzelfde is als de bekendmaking ervan; en dat de bekendmaking van een misdrijf niet voor onbestaande kan worden qehouden". Ingeval van bekendmaking van een misdrijf staat het aan het openbaar ministerie te oordelen welk gevolg hieraan wordt gegeven en of het mogelijk is om er regelmatig bewijs van in te zamelen. Het Hof van Cassatie onderstreepte in hetzelfde arrest dat de omstandigheid dat de aangever van het misdrijf dit ingevolge een onwettigheid heeft vernomen geen afbreuk doet aan de rechtmatigheid van het bewijs, dat zelf zonder enige onwettigheid naderhand werd verkregen.
In een arrest van 1 februari 2006 stelde het Hof van Cassatie dat schending van het beroepsgeheim alleen leidt tot het weren van de aangifte en zelfs tot niet-ontvankelijkheid van de vervolging in zoverre een oorzakelijk verband bestaat tussen de onregelmatigheid die is begaan en het meedelen van de inlichting aan de rechterlijke overheid of aan de politie31. Hieruit zou bijvoorbeeld kunnen afgeleid worden dat indien een hulpverlener tijdens het casusoverleg spontaan uit eigen beweging een medisch geheim bekend maakt zonder daartoe aangezet te zijn door politie of door het openbaar ministerie de hierbij gedane aangifte van een misdrijf kan dienen om een strafonderzoek te starten.
Verder is te verwijzen naar artikel 32 VTSV dat bepaalt dat tot nietigheid van onregelmatig verkregen bewijselement enkel kan besloten worden indien de naleving van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid, indien de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast, of indien het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces. Artikel 458 ter Sw. bevat geen sanctie van nietigheid.
Schending van het beroepsgeheim heeft niet tot gevolg dat het bewijsmiddel enkel daardoor onbetrouwbaar zou zijn of dat de eerlijkheid van het proces enkel daardoor zou geschonden zijn.32
Wat de revelatie met miskenning van een beroepsgeheim betreft van misdrijven - die buiten het kader vallen van het doel waarvoor het casusoverleg werd op touw gezet - kan uit bovenvermelde arresten van het Hof van Cassatie en de toepassing van artikel 32 VTSv. afgeleid worden dat op grond van een spontane bekendmaking van een misdrijf het openbaar ministerie een opsporingsonderzoek kan starten en trachten het bewijs ervan te leveren op grond van regelmatig bewijs dat losstaat van die aangifte.
De bepaling "De geheimen die tijdens dit overleg worden meegedeeld, kunnen slechts aanleiding geven tot de strafrechtelijke vervolging van de misdrijven waarvoor het overleg werd georganiseerd" lijkt in het licht van het voorgaande voor andere misdrijven enkel een vervolging te beletten die louter en alleen zou gegrond zijn op de mededeling of verklaring bekomen met schending van het beroepsgeheim tijdens het overleg. De loutere mededeling van een misdrijf met schending van het beroepsgeheim kan uiteraard niet het verval van de strafvordering met betrekking tot dat misdrijf tot gevolg hebben. Er kan ook verwezen worden naar het arrest van het Hof van Cassatie van 27 september 2016.
Samenvattend:
noch het recht van verdediging, noch het recht op een eerlijk proces, noch het recht op de persoonlijke levenssfeer worden miskend en geen enkele wettelijke of verdragsrechtelijke bepaling wordt geschonden door de omstandigheid dat de aanwijzingen dat een misdrijf werd gepleegd, dat niet het voorwerp is van het casusoverleg, werden bekomen tijdens het casusoverleg. Het feit dat zulke inlichtingen als dusdanig geen bewijswaarde hebben en dus als bewijs niet kunnen worden gebruikt, belet niet dat op grond hiervan autonoom bewijzen kunnen worden vergaard.
Het komt aan de procureur des Konings of de door hem gemandateerde politieambtenaar of parketjurist toe om in dat geval een proces-verbaal van inlichtingen op te stellen, waarin hij deze aanwijzingen van het misdrijf weergeeft, onder verwijzing naar het casusoverleg en naar de wettelijke of reglementaire grondslag van dit overleg of naar het protocol of de gemotiveerde beslissing van de procureur des Konings tot het oprichten ervan. Hij zal vervolgens op autonome wijze het onderzoek naar dit strafbaar feit voeren. Het daaruit voortvloeiende bewijs wordt geacht rechtmatig te zijn verkregen.
3.4.5.3 Bestaande informatiefluxen
Verder is te onderstrepen dat artikel 458 ter Sw. niets wijzigt aan de informatiestromen die reeds wettelijk geregeld zijn. Zo zal een justitie-assistent informatie doorgeven aan zijn mandaterende overheid rekening houdend met diens wettelijke verplichting om verslag uit te brengen35.
De memorie van toelichting onderstreept dat de geheimhoudingsplicht van de deelnemers aan het casusoverleg evenwel niet verhindert dat men op rechtmatige wijze kan rapporteren aan een externe opdrachtgever, maar impliceert dat de informatie die tijdens het casusoverleg wordt vernomen, net zoals de andere geheimen die reeds onder het beroepsgeheim vallen, wordt beschermd. Het behoort tot de methodieken van elke in het overleg betrokken sector met een beroepsgeheim, om deze op een gepaste wijze in te brengen in de relatie ten overstaan van de cliënt en de gebeurlijke externe opdrachtgever36.
Wanneer consulenten van de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulpverlening of medewerkers van instanties van vrijwillige jeugdhulpverlening (zoals de gemandateerde voorziening Vertrouwenscentrum Kindermishandeling, Kind& Gezin, les équipes SOS Enfants, l'ONE, ... ) deelnemen, rijst er wel een probleem van de vertrouwelijkheid van verslagen. Uit de artikelen 50 en 55 Jeugdwet 8 april 1965 volgt dat maatschappelijke verslagen over de persoonlijkheid en leefsituatie van de minderjarigen, alleen bestemd zijn voor de jeugdrechter, om een passende maatregel van opvoeding op te leggen. Deze verslagen mogen niet in een strafprocedure worden gebruikt. Het Hof van Cassatie neemt daarover een streng standpunt in: deze verslagen mogen zelfs niet in een strafzaak worden gebruikt als ze informatie bevatten in het voordeel van de beklaagde en de criteria voor de uitsluiting van onrechtmatig bekomen bewijs (art. 32 V.T. Sv.) zijn op deze verslagen niet van toepassing.
Deze elementen uit de verslagen kunnen niettemin wel naar voor gebracht worden tijdens het casusoverleg. De verslagen zelf kunnen niet neergelegd worden. De informatie uit deze verslagen kan gebruikt worden in het overleg, doch kan niet aangewend worden in een andere procedure38.
3.5. Beroepsgeheim van de advocaat
Artikel 314 van de bovenvermelde wet van 6 juli 2017 beoogt tegemoet te komen aan de interpretatie die het Grondwettelijk Hof in enkele arresten heeft gegeven39. Het Grondwettelijk Hof formuleerde het als volgt: "B.31.1. Wanneer de mogelijkheid, voor een advocaat om zich van zijn beroepsgeheim te ontdoen, zoals te dezen, betrekking heeft op vertrouwelijke informatie die door zijn cliënt wordt meegedeeld en voor deze mogelijkerwijs incriminerend is, heeft zij betrekking op activiteiten die de kern uitmaken van zijn opdracht van verdediging in strafzaken.
B.31.2. De grondwettigheid van de bestreden bepaling dient te worden beoordeeld rekening houdend met het feit dat het beroepsgeheim van de advocaat een algemeen beginsel is dat verband houdt met de naleving van de fundamentele rechten. Aldus kunnen de regels die daarvan afwijken, slechts strikt worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de wijze waarop het beroep van advocaat in de interne rechtsorde is geregeld. Aldus dient de regel van het beroepsgeheim maar te wijken indien zulks kan worden verantwoord door een dwingende reden van algemeen belang en indien het opheffen van het geheim strikt evenredig is gezien dat doel."
De Raad van State stelde om die reden ten aanzien van het casusoverleg dat een advocaat nooit zal kunnen deelnemen aan een overleg wanneer hij in het bezit is van zulke informatie, zelfs al gaat het om een overleg waarbij geen politionele of gerechtelijke overheden aanwezig zijn of zelfs al maakt hij geen gewag van de zo-even vermelde informatie'", De memorie van toelichting stelt dat er dient te worden nagegaan of een meer genuanceerde, eventueel, in het licht van de aard van en de deelnemers aan het overleg gedifferentieerde, regeling niet wenselijk is. Het bezwaar van het Grondwettelijk Hof heeft betrekking op een deel van de informatie waarover de advocaat beschikt.
Om die reden bepaalt art. 458 quater Sw. dat de artikelen 458bis en 458ter niet van toepassing zijn op de advocaat voor wat betreft het meedelen van vertrouwelijke informatie van zijn cliënt wanneer die informatie mogelijkerwijze incriminerend is voor zijn cliënt.
De memorie van toelichting stelt dat deze interpretatie niet volledig uitsluit dat een
advocaat toch aan een bepaald casusoverleg zou kunnen deelnemen of gebruik maken van zijn spreekrecht zoals bepaald in artikel 458bis Sw., met name voor wat betreft andere informatie waarvan hij het mogelijkerwijze nuttig acht om dit bijvoorbeeld te delen in het casusoverleg. De memorie stelt dat bijvoorbeeld kan worden gedacht aan de situatie waarbij een advocaat de rol van schuldbemiddelaar heeft of de rol van een bemiddelaar in familiezaken op zich neemt. In dergelijk geval zou een deelname aan het casusoverleg bijvoorbeeld niet bij voorbaat hoeven te worden uitgesloten.
In functie van de doelstelling waarmee een casusoverleg wordt georganiseerd, zou aldus moeten worden bepaald en gepreciseerd in een wet, decreet of ordonnantie of in de schriftelijke gemotiveerde beslissing van de procureur des Konings, - in een welbepaald geval of in een meer gestructureerd kader, bijvoorbeeld via een protocol -, of een advocaat aan het overleg kan deelnemen. Gelet op het gevaar en de weerslag op de strafprocedure bij schending van het beroepsgeheim is dat echter niet aangewezen.
De Raad van State stelde verder dat erover moet worden gewaakt dat de essentie van het beroepsgeheim niet dreigt te worden aangetast, en of er derhalve ook geen onevenredige aantasting van het recht op eerbiediging van het privéleven (artikel 22 van de Grondwet), en het recht op sociale bijstand (artikel 23 van de Grondwet), voorhanden is.
3. 6. Vormen van casusoverleg
Elk casusoverleg moet worden uitgewerkt in de concrete wetten, decreten en ordonnanties of, in voorkomend geval, in de protocollair uitgewerkte afspraken waaraan het openbaar ministerie haar met redenen omklede toestemming verleent. Het is in deze bepalingen en protocollen of gemotiveerde beslissingen van de procureur des Konings dat de voorwaarden inzake mogelijke situaties of misdrijven. graad van ernst, frequentie of complexiteit van de feiten of de situatie, enz. nader moeten worden omschreven. De regels inzake de doorbreking van het beroepsgeheim en inzake het gevolg dat aan het overleg moet worden verleend zullen bijgevolg verschillen naargelang de specifieke voorwaarden en modaliteiten van elk overleg.
Artikel 458ter Sw. voorziet ook nog steeds de mogelijkheid van een occasioneel ad hoc-overleg, waarbinnen het beroepsgeheim onder de deelnemers wordt gedeeld. De memorie onderstreept dat dit steeds mogelijk moet blijven, weliswaar bij een met redenen omklede beslissing van de procureur des Konings, om in sommige dossiers die buiten het gestructureerde wettelijke of protocollaire kader vallen, kort op de bal te kunnen spelen en informatie met elkaar te kunnen delen met het oog op de meest gepaste reactie. Deze mogelijkheid moet evenwel zeer uitzonderlijk blijven en kan enkel worden toegepast wanneer het gestructureerde casusoverleg via protocol of andere bestaande overlegfora (vb. Lokale Task Forces inzake Terrorist Fighters en haatpropagandisten) niet voldoen.
3. 7. Uitgesloten doelstellingen
De memorie van toelichting onderstreept dat de door de wetsbepaling genoemde finaliteiten van het casusoverleg a priori ook reeds een aantal mogelijkheden tot overleg uitsluiten, zoals de handhaving van de verkeersveiligheid, de fiscaliteit, uitvoering van geldstraffen en zo verder45.
4. Richtlijnen bij het opstellen van een gemotiveerde beslissing of protocol houdende oprichting of deelname aan een overleg
4. 1 Wettelijk kader
Het komt de wetgever, decreetgever, ordonnantiegever toe om het inhoudelijk wettelijk kader verder in te vullen en er daarbij over te waken dat deze invulling tegemoet komt aan de grondwettelijke vereisten en niet raakt aan de grondrechten. Ingeval het initiatief uitgaat van de procureur des Konings, dan moet deze ook binnen dit wettelijk kader werken.
Het openbaar ministerie begeeft zich met het casusoverleg op een nieuw wettelijk domein dat de wetgever echter gewild vaag heeft gelaten. De bestaande protocollen moeten in het licht van de nieuwe wetgeving worden herbekeken en zo nodig in overeenstemming gebracht met het wettelijk kader. Dit betekent dat die protocollen moeten getoetst worden aan het door de wet van 6 juli 2017 uitgewerkt wettelijk kader en aan de richtlijnen opgenomen in deze omzendbrief. Het openbaar ministerie zal de bestaande protocollen ook moeten toetsen aan de bijzondere wetten, decreten of ordonnanties die verdere invulling zullen geven aan het casusoverleg, als mede moeten nagaan of het kader van artikel 458 ter Sw. gerespecteerd is.
Bij de organisatie van elk casusoverleg dient het openbaar ministerie steeds na te gaan of dit overleg beantwoordt aan de bovenvermelde algemene wettelijke voorwaarden en dient het protocol alle onder de vorige rubrieken geviseerde elementen te bevatten, namelijk:
De finaliteit waarmee het overleg wordt georganiseerd ( zie 3.4.2.)
De deelnemers aan het overleg ( zie 3.4.3).
De modaliteiten volgens welke het overleg wordt georganiseerd (zie 3.4.4.)
Indien dat niet het geval is dient het OM zich te onthouden van deelname. Het openbaar ministerie heeft immers tot opdracht de regelmatigheid van zijn optreden na te gaan.
Ook de minimale informatieveiligheidsvereisten (cf. verder onder 4.6.) dienen te worden gegarandeerd.
4.2 Richtlijnen inzake de gemotiveerde toestemming van het parket
Gezien de wet een zeer ruim kader voorziet voor mogelijk overleg, waarbij eveneens naar de bescherming van de fysieke en psychische integriteit wordt verwezen, is het aangewezen een voldoende ruime toepassingsgebied voor het overleg te bepalen.
De memorie van toelichting stelt dat de procureur des Konings een overleg bij kantschrift zou kunnen oprichten, maar dat hij dit eveneens kan doen in het ruimere kader van een protocol, zoals bijvoorbeeld het destijds in het rechtsgebied Antwerpen afgesloten "Protocol van Moed" om zaken van kindermishandeling gezamenlijk te kunnen bespreken en oriënteren.
Het feit dat de finaliteit en de punctuele uitwerking van het overleg kan gebeuren in het raam van een gemotiveerde toestemming van het parket dat zelfs in een kantschrift zou kunnen opgenomen worden verleent aan het openbaar ministerie een zeer verregaande bevoegdheid waarmee uiterst verantwoord en zorgvuldig moet omgesprongen worden. Om die reden wordt de toestemming van het parket aan het beschreven wettelijk kader onderworpen evenals aan de richtlijnen opgenomen in deze omzendbrief.
Behoudens in zeer uitzonderlijke omstandigheden is het niet aangewezen dat het parket zijn toestemming zou geven louter in een individuele zaak (buiten protocol) maar eerder deze toestemming te verlenen in het kader van een protocol.
Zonder het schriftelijk vastgelegd engagement van de betrokken of de te betrekken partners inhoudende hun akkoord met het protocol zal het openbaar ministerie zich onthouden deel te nemen aan een overleg.
De ontwerpen van protocolakkoorden of, in uitzonderlijke omstandigheden, het ontwerp van beslissing in een individuele zaak (buiten protocol), worden aan de procureurgeneraal voorgelegd voor goedkeuring. In dat kader zal een goedkeuring van de procureur-generaal ook gelden als goedkeuring in de zin van de bepalingen van de omzendbrief COL 5/2013 van het College van procureurs-generaal betreffende de machtiging tot inzage van een strafdossier of tot verkrijgen van een afschrift ervan, die integraal van toepassing blijft.
4.3 Meegedeelde geheimen
Het openbaar ministerie moet bovendien steeds toezien op het feit dat meegedeelde geheimen die een schending van het beroepsgeheim inhouden, betrekking hebben op misdrijven waarvoor het overleg werd georganiseerd. Er wordt eveneens verwezen naar de rubriek "strafvervolging".
De deelnemers van het casusoverleg worden bij het aanvatten van het overleg er op gewezen dat de geheimen steeds worden medegedeeld binnen het vooropgestelde doel en overeenkomstig de vastgelegde modaliteiten van het overleg.
4.4 Algemene richtlijn - overleg met parket-generaal
De juiste modaliteiten van de tussenkomst van het OM worden nader bepaald in het protocolakkoord en bij twijfel over de wettelijkheid, wenselijkheid of mogelijkheid van informatieverstrekking binnen het raam van het casusoverleg wordt hierover met het parket-generaal overleg gepleegd.
De procureur-generaal zal in kennis gesteld worden van elk probleem of vraag met betrekking tot de toepassing van deze omzendbrief.
4.5 Strafvervolging
De preventieve doelstelling laat de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering onverlet en wijzigt niets aan de wettelijke opdracht van het openbaar ministerie. De bedoeling is dat het openbaar ministerie in een gezamenlijk overleg mee oordeelt over de meest passende acties, die niet noodzakelijk gerechtelijke acties zijn.
In het kader van de aanwending van geheime informatie, ook deze over misdrijven die niet het voorwerp uitmaken van het casusoverleg (zie punt 3.4.5.2. in fine) voor eventuele vervolgingsdoeleinden, komt het aan de procureur des Konings of de door hem gemandateerde politieambtenaar of parketjurist toe om een proces-verbaal van inlichtingen op te stellen, waarin hij de aanwijzingen van het misdrijf weergeeft, onder verwijzing naar het casusoverleg. Hierbij zal de wettelijke of reglementaire grondslag van dit overleg of het protocol of gemotiveerde beslissing van de procureur des Konings tot het oprichten ervan worden gepreciseerd. Hij zal vervolgens op autonome wijze het onderzoek naar dit strafbaar feit voeren. Het daaruit voortvloeiende bewijs wordt geacht rechtmatig te zijn verkregen.
4. 6 Informatieveiligheid
Het door de wetgever nieuw opgerichte casusoverleg zal ongetwijfeld aanleiding geven tot gegevensuitwisselingen in het kader van informaticatoepassingen die al dan niet speciaal daartoe (zullen) worden ontwikkeld. Voor het eerst zal het openbaar ministerie immers op structurele wijze gerechtelijke en strafrechtelijke gegevens overmaken aan externen, de deelnemers aan het casusoverleg, waardoor de nood aan een gedegen beveiliging van deze informatiehuishouding - en uitwisseling meer dan ooit aan de orde is. Het betreft hier bovendien een bijzonder categorie van gegevens die extra gevoelig zijn.
Een essentiële component van het gegevensbeschermingsrecht en het recht op privacy is inderdaad een goede informatieveiligheid waarbij de persoonsgegevens van de betrokkene goed beveiligd zijn. Dat is actueel zo met de huidige Wet Verwerking Persoonsgegevens van 8 december 2016 (cf. art. 16); dat wordt het nog veel meer in de nabije toekomst met de inwerkingtreding van zowel de Algemene Verordening Gegevensbescherming 2016/679 (afgekort AVR, die in werking treedt op 24 mei 2018) als van de Richtlijn justitie-politie 2016/68047 ( die in Belgische wetgeving moet zijn omgezet tegen uiterlijk 6 mei 2018). Zowel artikel 29 van de RL Justitie-politie als art. 32 van de AVR beschrijven de te nemen maatregelen en het betreft de noodzakelijke maatregelen en garanties inzake "controle op de toegang tot de apparatuur", "controle op de gegevensdragers", "opslagcontrole", "gebruikerscontrole", "controle op de toegang tot de gegevens", "transmissiecontrole", "invoercontrole", "transportcontrole", "herstel" en "betrouwbaarheid en integriteit" van de gegevens).
Het komt de procureur des Konings toe, bij ingebruikname van gedeelde informatie en/of computersystemen of - toepassingen (type "sharepoints" e.a) of afspraken rond methoden van overmaking van informatie, toe te zien op het voorhanden zijn van de nodige garanties inzake informatieveiligheid. Er kan ook nuttig verwezen worden naar de basisdocumenten inzake informatieveiligheid zoals die op de website van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer te raadplegen zijn (https://www.privacycommission.be/nl/informatiebeveiliging).
Daarnaast dienen een aantal garanties gegevens te worden aangaande de identificatie van de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerkers. Hoe zal het recht op informatie, wissing of rectificatie uitgeoefend worden? Tot wie/welke instantie kan een betrokkene zich wenden om die rechten uit te oefenen, enz . .. Ook die elementen worden best uitgeklaard in het protocol waarvan sprake.
5. Wijziging strafmaat bij schending van het beroepsgeheim
Schending van het beroepsgeheim werd voorheen bestraft met "een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro". De wet verhoogt deze straf tot "een gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van honderd euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen". Deze strafmaat komt overeen met de straffen bepaald in artikel 247 Sw. inzake de publieke omkoping.
Inhoud
1. Inleiding 5
2. Informatie-uitwisseling 6
2.1. BESTAANDE JURIDISCHE OMGEVING 6
2.2. NIEUWE JURIDISCH OMGEVING: CASUSOVERLEG EN BEROEPSGEHEIM 6
3. Het instellen van een casusoverleg (artikelen 284 tot 286 wet van 6 juli 2017) 8
3.1. SPREEKRECHT (ARTIKEL 312 EN 313 WET VAN 6 JULI 2017) 8
3.2. PREVENTIEF KARAKTER VAN HET CASUSOVERLEG (ARTIKEL 313 WET VAN 6
JULI 2017 - ARTIKEL 458 TER SW) 9
3.3. RECHTVAARDIGINGSGROND 10
3.4. WETTELIJK KADER VAN HET CASUSOVERLEG 11
3.4.1. Algemeen kader 11
3.4.2. Finaliteit waarmee het overleg wordt georganiseerd 11
3.4.3. Deelnemers aan het overleg 12
3.4.4.Modaliteiten 13
3.4.5. Geheimhouding en vervolging van misdrijven - richtlijn 13
3.5. BEROEPSGEHEIM VAN DE ADVOCAAT 18
3.6. VORMEN VAN CASUSOVERLEG 19
3.7. UITGESLOTEN DOELSTELLINGEN 20
4. Richtlijnen bij het opstellen van een gemotiveerde beslissing of protocol houdende oprichting of deelname aan een overleg 20
4.1 WETTELIJK KADER 20
4.2 RICHTLIJNEN INZAKE DE GEMOTIVEERDE TOESTEMMING VAN HET PARKET 21
4.3 MEEGEDEELDE GEHEIMEN 22
4.4 ALGEMENE RICHTLIJN -OVERLEG MET PARKET-GENERAAL 22
4.5 STRAFVERVOLGING 22
4.6 INFORMATIEVEILIGHEID 23
5. Wijziging strafmaat bij schending van het beroepsgeheim 24