Uittreksel uit het Koninklijk besluit nr 38 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
...
Eerste Afdeling De aansluiting bij een sociale verzekeringskas.
Art. 6. <KB 1991-01-25/32, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 16-04-1991> Om bij een sociaal verzekeringsfonds aan te sluiten moet de verzekeringsplichtige een verklaring van aansluiting, waarvan het model wordt vastgesteld door de Minister van Middenstand, in dubbel exemplaar ondertekenen.
De toetreding tot het sociaal verzekeringsfonds moet aan het Rijksinstituut ter registratie medegedeeld worden. De goedkeuring van de registratie door het Rijksinstituut geldt als aansluiting. In geval van dubbele toetreding wordt slechts deze als geldig beschouwd, die eerst aan het Rijksinstituut medegedeeld werd.
Nadat het door het Rijksinstituut in kennis werd gesteld van de goedkeuring van de registratie, stuurt het sociaal verzekeringsfonds een attest van aansluiting, waarvan het model door de Minister van Middenstand wordt vastgesteld, naar de verzekeringsplichtige. Het sociaal verzekeringsfonds stuurt eveneens een afschrift van de aansluitingsverklaring naar het Rijksinstituut.
Indien uit deze verklaring blijkt dat de beroepsbezigheid, die ten gronde ligt aan de aansluiting, voorheen werd uitgeoefend onder voorwaarden die aanleiding gaven tot onderwerping aan de sociale zekerheid van de werknemers, zendt het Rijksinstituut een afschrift van de aansluitingsverklaring naar de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Ingeval van betwisting van de voormelde aansluiting, aan het Rijksinstituut ter kennis gebracht vóór het einde van de tweede maand volgend op de datum van deze overzending, wordt door het Rijksinstituut overleg gepleegd met voornoemde Rijksdienst.
Indien uit de aansluitingsverklaring of uit het in het vorige lid bedoelde overleg blijkt dat de aansluiting niet kan worden weerhouden, wordt zij door het Rijksinstituut met ingang van de datum van haar uitwerking vernietigd.
In de gevallen waarin de aansluiting wordt vernietigd, betekent het Rijksinstituut zijn beslissing bij aangetekend schrijven aan de betrokkene en geeft daarvan kennis aan het betrokken sociaal verzekeringsfonds.
De verklaring van aansluiting waarvan sprake in het eerste lid mag ten vroegste zes maanden vóór de aanvang van de activiteit, die aanleiding geeft tot onderwerping aan het koninklijk besluit nr. 38, onderschreven worden.
Art. 6bis. <Ingevoegd bij KB 2005-08-24/45, art. 1; ED : 22-09-2005> § 1. De sociale verzekeringskas weigert de aansluiting van de vreemdelingen die op het ogenblik van hun aanvraag tot aansluiting geen beroepskaart kunnen voorleggen, als ze over een beroepskaart moeten beschikken om een zelfstandige activiteit in België te mogen uitoefenen.
(Lid 2 opgeheven) <KB 2007-01-15/42, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 2. De sociale verzekeringskas deelt langs elektronische weg aan het Rijksinstituut de volgende gegevens mede, met betrekking tot de personen waarvan zij de aansluiting overeenkomstig § 1 heeft geweigerd :
1° de identificatiegegevens :
- het Rijksregisternummer (indien de persoon over een rijksregisternummer beschikt);
- de naam, voornaam, geboortedatum, geslacht, nationaliteit en verblijfplaats (indien de persoon over een bisnummer beschikt of indien er geen inschrijvingsnummer sociale zekerheid gekend is betreffende deze persoon);
2° de redenen van weigering.
Teneinde te vermijden dat een persoon, waarvan een sociale verzekeringskas de aansluiting heeft geweigerd, zich bij een andere sociale verzekeringskas aansluit, houdt het Rijksinstituut een geïnformatiseerd bestand bij, dat alle gegevens bevat, bedoeld in het eerste lid.
De sociale verzekeringskassen die een aanvraag tot aansluiting hebben ontvangen, raadplegen via elektronische weg de in dit bestand beschikbare gegevens betreffende de aanvraag die ze behandelen.
Art. 7. De verzekerde is verplicht zijn sociale verzekeringskas, binnen de vijftien dagen, elke wijziging ter kennis te brengen in de inlichtingen, die op de verklaring van aansluiting voorkomen.
Art. 8. De verzekerde is verplicht aan zijn sociale verzekeringskas, binnen een termijn van vijftien dagen, aan de hand van een officieel bewijsstuk, de staking van alle beroepsbezigheid als zelfstandige mede te delen.
Bij ontvangst van deze inlichtingen en na te hebben nagegaan dat de stopzetting van de beroepsbezigheid naar behoren bewezen is en dat de betrokkene niet onderworpen is aan een ander stelsel van sociale zekerheid of een statuut, laat de sociale verzekeringskas aan haar aangeslotene de voorwaarden kennen, waarin het eventueel mogelijk is zijn recht op uitkeringen te vrijwaren of aanspraak te maken op die uitkeringen, naar gelang van het geval.
Art. 9.(De zelfstandige die nalaat, [1 uiterlijk op de dag van de aanvang van zijn beroepsbezigheid]1, keuze te doen van een sociaal verzekeringsfonds, wordt in gebreke gesteld door middel van een ter post aangetekend schrijven verstuurd door het Rijksinstituut.) <KB 20-08-1983, art. 1>
Indien hij binnen de dertig dagen na de (de datum van de verzending over de post) van de ingebrekestelling niet vrijwillig aansluit bij een sociale verzekeringskas, wordt bij ambtshalve aangesloten bij de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen. <KB 18-05-1981, art. 1>
(Het Rijksinstituut kan afzien van de ingebrekestelling wanneer gebleken is dat de zelfstandige een onderworpene is bedoeld in artikel 12, §2, eerste lid, en artikel 13, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38.) <KB 1990-01-25/30, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 1990-01-01>
(Nadat het Rijksinstituut de zelfstandige in kennis heeft gesteld van zijn onderwerping aan het koninklijk besluit nr. 38, kan worden afgezien van de ambtshalve aansluiting bij de Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen wanneer aan alle hiernavolgende voorwaarden is voldaan :
- betrokkene oefent geen zelfstandige beroepsactiviteit meer uit op het ogenblik waarop de onderwerping aan het koninklijk besluit nr. 38 wordt vastgesteld;
- op grond van een onderzoek van het Rijksinstituut kan redelijkerwijze worden aangenomen dat betrokkene volledig insolvabel is;
- er is geen hoofdelijk aansprakelijke persoon in de zin van artikel 15, § 1, van het koninklijk besluit nr. 38.) <KB 1996-03-19/34, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
----------
(1)<KB 2010-04-06/15, art. 1, 051; Inwerkingtreding : 01-04-2010>
Art. 9bis. <Ingevoegd bij KB 1993-02-12/34, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-07-1992> De in artikel 37, § 3, bedoelde personen zijn niet verplicht om bij een sociale verzekeringskas aan te sluiten.
Art. 9ter. <Ingevoegd bij KB 2003-02-03/42, art. 2; ED : 01-01-2003> Wanneer uit gegevens blijkt dat een persoon beantwoordt aan het vermoeden in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38, sluit het Rijksinstituut hem van ambtswege aan bij de kas van de geholpen zelfstandige. Indien deze gegevens door de aangeslotene worden betwist, is deze verplicht een in artikel 3, § 2, bedoelde verklaring op erewoord aan de voornoemde kas toe te sturen, ten laatste binnen de maand nadat deze kas hem een verzoek tot betaling van bijdragen heeft verzonden.
De ambtshalve aansluiting wordt vernietigd wanneer de kas elektronisch aan het Rijksinstituut de ontvangst van een verklaring op erewoord meedeelt.
Art. 10.§ 1. De zelfstandige, die ten minste vier jaar aangesloten is gebleven bij dezelfde sociale verzekeringskas, mag op 1 januari van ieder jaar, deze kas verlaten en bij een andere sociale verzekeringskas aansluiten.
Deze termijn loopt:
1° vanaf de 1e dag van het kalenderkwartaal waarin de onderwerping een aanvang neemt, indien de aansluiting plaats vond [1 uiterlijk op de dag van de aanvang van de zelfstandige beroepsbezigheid]1;
2° vanaf de 1e dag van het kalenderkwartaal waarin de verklaring van aansluiting of de aansluiting van ambtswege, naar gelang het geval, plaats vond, indien deze aansluiting plaats vond na de in 1° bedoelde periode;
3° (alinea opgeheven) <KB 05-04-1976, art. 3>
(Er mag geen verandering van kas plaatsvinden indien, op de dag dat de verandering moet gebeuren, bijdragen die van de onderworpene werden gevorderd en die opeisbaar zijn, in hoofdsom of toebehoren verschuldigd blijven.
Onder bijdragen in de zin van voorgaand lid dient te worden verstaan, zowel de bijdragen bedoeld in de artikelen 12 en 13 van het koninklijk besluit nr. 38 als de bijzondere bijdragen opgelegd aan de zelfstandigen bij de koninklijke besluiten nr. 38 van 30 maart 1982, nr. 160 van 30 december 1982, nr. 218 van 7 november 1983 en nr. 290 van 31 maart 1984 tot vaststelling, in de sector van de zelfstandigen, van een bijzondere bijdrage ten laste van de alleenstaanden en de gezinnen zonder kinderen.) <KB 1993-12-24/35, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
(In afwijking van het eerste lid kan geen verandering van kas gebeuren na 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de onderworpene de pensioenleeftijd bereikt of na 31 december van het jaar waarin hij een vervroegd pensioen bekomt.) <KB 1996-12-23/51, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
§ 2. (Het ontslag is slechts definitief indien het opgesteld is overeenkomstig het model door de Minister van Middenstand voorgeschreven en indien de kas waarbij de onderworpene denkt aan te sluiten, het ontslag heeft betekend aan de kas, die betrokkene wil verlaten en aan het Rijksinstituut, ten minste zes maand voor de datum waarop de mutatie moet ingaan.
De betekening aan de kas gebeurt bij een ter post aangetekend schrijven. Er moet een eensluidend afschrift bijgevoegd van de verklaring van aansluiting.
De in deze paragraaf bedoelde betekeningen worden voor niet bestaande gehouden indien ze plaatsvonden op een datum waarop een vorige verandering van sociale verzekeringskas nog geen effectieve uitwerking had.) <KB 13-12-1973, art. 1>
§ 3. (opgeheven) <KB 13-12-1973, art. 2>
----------
(1)<KB 2010-04-06/15, art. 2, 051; Inwerkingtreding : 01-04-2010>
Art. 11. <Ingevoegd bij KB 2003-02-03/42, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. De in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde helper die enkel is onderworpen aan de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen, richt een verklaring van aansluiting, waarvan het model wordt vastgelegd door de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheden heeft, aan de sociale verzekeringskas waarbij de geholpen zelfstandige is aangesloten.
§ 2. De in § 1 beoogde helper is verschuldigd :
1° de volgende jaarlijkse bijdrage :
- 0,79 pct. op het gedeelte van de referteberoepsinkomsten, in de zin van artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 38, van de geholpen zelfstandige, dat het in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit vermelde bedrag niet te boven gaat, geïndexeerd overeenkomstig artikel 14 van hetzelfde besluit, en
- 0,51 pct. op het gedeelte van de genoemde referteberoepsinkomsten van de geholpen zelfstandige, beoogd in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, geïndexeerd overeenkomstig artikel 14 van hetzelfde besluit;
2° de in artikel 20, § 4, van het koninklijk besluit nr. 38 bedoelde bijdrage.
Voor de berekening van de bijdragen beoogd bij het voorgaand lid, 1°, zijn de bepalingen van artikel 12, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van toepassing.
De bijdragen bedoeld bij deze paragraaf zijn verschuldigd ook indien de geholpen zelfstandige de bijdragen beoogd bij artikel 12, § 2, of bij artikel 13, § 1, van het koninklijk besluit nr. 38 verschuldigd is.
§ 3. Voor de toepassing van de regelen betreffende het begin van bezigheid beoogd bij de artikelen (38 tot 40, 41bis en 43 van dit besluit, evenals de artikelen 13bis en 13ter van het koninklijk besluit nr. 38,), alsmede voor de toepassing van deze welke de verandering van kas betreffen, beoogd bij artikel 10, dient de toestand uitsluitend in hoofde van de geholpen zelfstandige onder ogen genomen te worden; de enkele onderwerping aan de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen, van de in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde helper is als zodanig geen begin van bezigheid. <KB 2008-09-19/36, art. 1, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 11bis. <Ingevoegd bij KB 2003-02-03/42, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. De in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde helper (die onderworpen is aan het sociaal statuut der zelfstandigen of die opteert voor onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen) richt een verklaring van aansluiting, waarvan het model wordt vastgelegd door de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheden heeft, aan de sociale verzekeringskas waarbij de geholpen zelfstandige is aangesloten. <KB 2005-11-10/47, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
(De aansluiting van de in artikel 7bis, § 3, van het koninklijk besluit nr. 38 bedoelde helper die opteert voor onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen, gaat in ten vroegste de eerste dag van het kalenderkwartaal voorafgaand aan datgene waarin de aansluiting, waarin de optie voor de onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen duidelijk vermeld staat, ter kennis werd gebracht van het Rijksinstituut.) <KB 2005-11-10/47, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
§ 2. Onverminderd de onderwerping aan de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen, wordt (de in § 1, tweede lid, beoogde helper) die de verschuldigde bijdragen niet betaalt binnen de maand na de ingebrekestelling, toegezonden door de sociale verzekeringskas, geacht de vrijwillige onderwerping te verzaken. <KB 2005-11-10/47, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
(De in § 1, tweede lid, bedoelde helper die aan de vrijwillige onderwerping verzaakt, verliest gedurende één jaar, te rekenen vanaf de eerste dag van het kalenderkwartaal volgend op datgene waarin de verzaking plaatsgreep, de mogelijkheid opnieuw beroep te doen op de vrijwillige onderwerping.) <KB 2005-11-10/47, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 10-12-2005>
§ 3. Voor de berekening van de bijdragen die verschuldigd zijn door een zelfstandige die geholpen wordt door een (in § 1, eerste lid, bedoelde helper) die zich in een periode van begin van bezigheid bevindt, worden de beroepsinkomsten van het refertejaar verminderd met de forfaitaire beroepsinkomsten waarop de voorlopige bijdragen van deze helper worden berekend zolang de inkomstengegevens met betrekking tot het refertejaar in hoofde van deze helper niet verstrekt zijn. <KB 2005-11-10/47, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
§ 4. Voor de toepassing van de regelen welke de verandering van kas betreffen, beoogd bij artikel 10, dient de toestand van de in § 1 bedoelde helper uitsluitend in hoofde van de geholpen zelfstandige onder ogen genomen te worden.
Art. 12. § 1. De man, die zijn echtgenote in de uitoefening van haar beroep bijstaat of vervangt, en die niet onderworpen is aan het koninklijk besluit nr 38 en zich niet bevindt in de voorwaarden bedoeld in de artikelen 35 en 36 van dit besluit, kan, in gemeen akkoord met zijn echtgenote, vragen in de plaats van deze laatste onderworpen te zijn.
Hiertoe moeten de echtgenoten een gemeenschappelijk verzoekschrift richten aan de sociale verzekeringskas waarbij de echtgenote aangesloten is.
Indien de echtgenote nog niet bij een sociale verzekeringskas is aangesloten, kan het verzoekschrift bij de verklaring van aansluiting gevoegd worden.
In beide gevallen wordt het verzoekschrift ondertekend door beide echtgenoten; hun handtekening wordt gelegaliseerd door de burgemeester van de gemeente van hun verblijfplaats.
Indien de echtgenote aangesloten is bij een sociale verzekeringskas, wordt de man bij dezelfde kas aangesloten.
De onderwerping van de man vangt aan vanaf het tweede burgerlijk kwartaal dat volgt op datgene tijdens hetwelk het verzoekschrift werd ingediend, behalve indien deze formaliteit vervuld werd binnen een termijn van negentig dagen, na de datum waarop de activiteit van de vrouw een aanvang heeft genomen. In dat geval gaat de onderwerping van de man in vanaf het ogenblik waarop de vrouw onderworpen was. (Nochtans, indien de man een andere beroepsactiviteit heeft stopgezet teneinde helper van zijn echtgenote te worden, vangt de onderwerping aan vanaf het kalenderkwartaal gedurende hetwelk de activiteit als helper begonnen is, voor zover het verzoekschrift ingediend wordt binnen de termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop deze activiteit een aanvang heeft genomen.) <KB 06-08-1969, art. 2>
§ 2 en 3. (impliciteit opgeheven) <KB 05-04-1976, art. 5, 1° en 2°>
§ 2. (De onderwerping van de man in de plaats van zijn echtgenote is niet toegelaten indien deze onderwerping een aanvang dient te nemen na het kwartaal dat voorafgaat aan dat waarin de man de leeftijd van 65 jaar bereikt of een vervroegd rustpensioen als zelfstandige bekomt.) <KB 05-04-1976, art. 5, 1° en 2°>
§ 3. (De onderwerping van de man in de plaats van zijn echtgenote eindigt in ieder geval, vanaf het kwartaal waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt of een vervroegd rustpensioen als zelfstandige bekomt.) <KB 05-04-1976, art. 5, 1° en 2°>
In deze veronderstelling is de echtgenote onderworpen vanaf hetzelfde kwartaal.
§ 4. (Voor de toepassing van de regelen betreffende het begin van activiteit, bedoeld in de artikelen (38 tot 40, 41bis en 43 van dit besluit, evenals de artikelen 13bis en 13ter van het koninklijk besluit nr. 38,), alsmede voor de toepassing van deze welke de veranderingen van kas betreffen, bedoeld in artikel 10, dient de toestand uitsluitend in hoofde van de echtgenote onder ogen genomen te worden; de onderwerping van de man in plaats van de echtgenote is, als zodanig, geen begin van activiteit.) <KB 05-04-1976, art. 5, 3°> <KB 2008-09-19/36, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
§ 5. (Wanneer de man de uitoefening aanvat van een beroepsbezigheid, anders dan deze als zelfstandige, die hem in de voorwaarden brengt bedoeld in de artikelen 35 en 36, eindigt zijn onderwerping in de plaats van zijn echtgenote op het einde van het kwartaal in de loop waarvan bedoelde beroepsbezigheid aanving, behoudens zo die bezigheid aanving de eerste werkdag van een kalenderkwartaal; in dat geval eindigt de onderwerping van de man bij het verstrijken van het voorgaand kalenderkwartaal ) <KB 05-04-1976, art. 5, 3°>
(§ 6. Dit artikel houdt op uitwerking te hebben op 1 oktober 1985, uitgezonderd wanneer, krachtens zijn toepassing, de man op 30 september 1985 onderworpen is.) <KB 1985-07-22/30, art. 2, 008>
Art. 13. (opgeheven) <KB 05-04-1976, art. 6>