Uittreksel uit het strafwetboek:
Art. 34. De tijd van de ontzetting, bij het vonnis of het arrest van veroordeling bepaald, gaat in op de dag dat de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of dat zijn straf verjaard is.
Bovendien heeft de ontzetting haar gevolgen met ingang van de dag waarop de op tegenspraak of bij verstek gewezen veroordeling onherroepelijk is geworden.
(De ontzetting die is uitgesproken ten aanzien van een veroordeelde die overeenkomstig de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie voor de tenuitvoerlegging van zijn straf volledig of gedeeltelijk uitstel heeft verkregen, gaat in op de dag waarop het uitstel begint te lopen zolang dat niet wordt herroepen.) <W 2003-12-22/42, art. 380, 047;
Inwerkingtreding : 10-01-2004, is vanaf zijn inwerkingtreding van toepassing, ook voor de veroordeelde personen die uitstel genieten of genoten hebben>
Onderafdeling Ibis. - De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 3;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 34bis.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 3;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank is een bijkomende straf die in de door de wet bepaalde gevallen moet of kan worden uitgesproken met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen personen die bepaalde ernstige strafbare feiten plegen die de integriteit van personen aantasten. Deze bijkomende straf gaat in na het verstrijken van de [
1 ...]
1 hoofdgevangenisstraf of van de opsluiting.
----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 31, 104; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
Art. 34ter.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 3;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> De hoven en rechtbanken spreken een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank uit voor een periode van minimum vijf en maximum vijftien jaar die ingaat na afloop van de [
1 ...]
1 hoofdstraf bij de volgende veroordelingen :
1° De veroordelingen die [
2 toepassing maken van de artikelen 54 en 57bis]
2, behalve indien de vroegere straf voor een politieke misdaad werd opgelegd;
2° De veroordelingen die, [
2 toepassing makend van de artikelen 57 en 57bis]
2, een herhaling van misdaad op misdaad vaststellen, behalve indien de vroegere straf voor een politieke misdaad werd opgelegd.
3° De veroordelingen [
3 tot een vrijheidsstraf van minstens vijf jaar]
3 op grond van de artikelen 137, ingeval dit de dood heeft veroorzaakt, 376, eerste lid, 417ter, derde lid, 2°, en 428, § 5.
----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 32, 104; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
2)<W
2014-04-25/23, art. 57, 104; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 11, 114; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 34quater.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 3;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> De hoven en rechtbanken kunnen een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank uitspreken voor een periode van minimum vijf en maximum vijftien jaar die ingaat na afloop van de [
2 ...]
2 hoofdstraf bij de volgende gevallen :
1° De veroordelingen ten aanzien van personen die, na tot een straf van ten minste vijf jaar gevangenis [
3 of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis,]
3 te zijn veroordeeld wegens feiten waardoor opzettelijk ernstig lijden of ernstig lichamelijk letsel of schade aan de geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt veroorzaakt, binnen een termijn van tien jaar, te rekenen vanaf het ogenblik dat de veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan, opnieuw veroordeeld wordt wegens gelijkaardige feiten;
2° De veroordelingen op grond van de artikelen 136bis, 136ter, 136quater, 136quinquies, 136sexies, 136septies, 347bis, § 4, 1° in fine, 393, 394, 395, 396, 397, 417quater, lid 3, 2°, 433octies, 1°, 475, 518, lid 3, en 532;
3° [
4 De veroordelingen op grond van de artikelen 371/1, tweede en derde lid, 372, 373, tweede en derde lid,]
4 375, 376, tweede en derde lid, 377, eerste, tweede, vierde en zesde lid.
[
1 4° Ingeval de artikelen [
5 62 of 65]
5 worden toegepast, de veroordelingen op grond van samenlopende misdrijven die niet worden vermeld in 1° tot 3°.]
1 ----------
(
1)<W
2011-11-30/28, art. 1, 083; Inwerkingtreding : 30-01-2012>
(
2)<W
2014-04-25/23, art. 33, 104; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
3)<W
2014-04-25/23, art. 58, 104; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
4)<W
2016-02-01/09, art. 6, 115; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
5)<W
2019-05-05/10, art. 65, 137; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 34quinquies.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 3;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Ingeval de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank niet wettelijk verplicht is, worden de procedures betreffende de misdrijven die als grondslag voor de herhaling gelden, bij het dossier der vervolging gevoegd en de gronden van de beslissing worden erin omschreven.
[
1 Indien de misdrijven die als grondslag voor de herhaling gelden vastgesteld zijn in een veroordeling uitgesproken in een andere lidstaat van de Europese Unie, wordt in alle gevallen een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing bij het dossier der vervolging gevoegd.]
1 ----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 59, 104; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
Uittreksel uit de wet van 17 mei 2006, betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten:
TITEL V. - De door de strafuitvoeringsrechter en de strafuitvoeringsrechtbank toe te kennen strafuitvoeringsmodaliteiten.
HOOFDSTUK I. - De beperkte detentie en het elektronisch toezicht.
Afdeling I. - De beperkte detentie.
Art. 21.§ 1. De beperkte detentie is een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf die de veroordeelde toelaat om op regelmatige wijze, de strafinrichting te verlaten voor een bepaalde duur van maximum [
1 zestien]
1 uur per dag.
§ 2. De beperkte detentie kan aan de veroordeelde worden toegekend om professionele, opleidings- of familiale belangen te behartigen die zijn aanwezigheid buiten de gevangenis vereisen.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 150, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Afdeling II. - Het elektronisch toezicht.
Art. 22. Het elektronisch toezicht is een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf waardoor de veroordeelde het geheel of een gedeelte van zijn vrijheidsstraf buiten de gevangenis ondergaat volgens een bepaald uitvoeringsplan, waarvan de naleving onder meer door elektronische middelen wordt gecontroleerd.
Afdeling III. - De tijdsvoorwaarden.
Art. 23. § 1. De beperkte detentie en het elektronisch toezicht kunnen worden toegekend aan de veroordeelde die :
1° zich, op zes maanden na, in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling, of
2° veroordeeld is tot één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbare gedeelte niet meer dan drie jaar bedraagt.
De veroordeelde dient bovendien te voldoen aan de voorwaarden die bepaald zijn bij artikel 28, § 1, of, in voorkomend geval, bij de artikelen 47, § 1, en 48.
§ 2. Vier maanden voordat de veroordeelde die gedetineerd is zich in de bij § 1, 1°, bepaalde tijdsvoorwaarde bevindt, licht de directeur hem schriftelijk in over de mogelijkheid tot het aanvragen van een beperkte detentie of een elektronisch toezicht.
De veroordeelde kan vanaf dat moment een schriftelijk verzoek tot toekenning van een beperkte detentie of een elektronisch toezicht indienen, overeenkomstig de artikelen 29 en 49.
HOOFDSTUK II. - De voorwaardelijke invrijheidstelling.
Afdeling I. - Definitie.
Art. 24. De voorwaardelijke invrijheidstelling is een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf waardoor de veroordeelde zijn straf ondergaat buiten de gevangenis, mits naleving van de voorwaarden die hem gedurende een bepaalde proeftijd worden opgelegd.
Afdeling II. - De tijdsvoorwaarden.
Art. 25.§ 1. De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt toegekend aan elke veroordeelde tot één of meerdere vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte drie jaar of minder bedraagt, voorzover de veroordeelde één derde van deze straffen heeft ondergaan en indien hij voldoet aan de in artikel 28, § 1, bedoelde voorwaarden.
§ 2. De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt toegekend aan elke veroordeelde tot één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt voor zover de veroordeelde :
a) hetzij één derde van deze straffen heeft ondergaan [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5;
b) hetzij, indien in het vonnis of in het arrest van veroordeling is vastgesteld dat de veroordeelde zich in staat van herhaling bevond, twee derden van die straffen heeft ondergaan, zonder dat de duur van de reeds ondergane straffen meer dan veertien jaar bedraagt [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5;
[
1 c) hetzij, in geval van veroordeling tot een [
4 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, tot een opsluiting van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting]
4, vijftien jaar van deze straf heeft ondergaan [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5;
d) hetzij, in geval van veroordeling tot een [
4 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, tot een opsluiting van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting]
4, en indien uit de motivering van het [
5 vonnis of]
5 arrest blijkt dat hij voordien veroordeeld was tot een effectieve correctionele gevangenisstraf van minstens drie jaar wegens de in de :
- artikelen 102, 103, tweede lid, 106, 107, 108, 136bis tot 136septies, 137, 138, 140, 141, 146, 147, 278, tweede lid, 279, 279bis, 280, 3° tot 8°, 323, 324, 324ter, 327, eerste lid, 330bis, 331bis, 337, 347bis, §§ 2 tot 4, 348, 349, tweede lid, 352 [
3 , 371/1]
3, 372, 373, 375, 376, 377, 377bis, [
2 377ter, 377quater,]
2 379, 380, 381, 383bis, §§ 1 en 3, 385, tweede lid, 386, tweede lid, 393 tot 397, 399, tweede lid, 400 tot 405, 405bis, 3° tot 11°, 405ter, 405quater, 406, eerste lid, 407 tot 410ter, 417ter, 417quater, 423, 425, 427 tot 430, 433, 433ter tot 433duodecies, 435 tot 438bis, 442quater, §§ 2 en 3, 454 tot 456, 470, 471, zevende zinsdeel van de opsomming, 472 tot 475, 477sexies, § 2, 488bis, § 2, 1°, en § 3, 518, 531, 532 en 532bis van het Strafwetboek;
- artikelen 77bis tot 77quinquies van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
- artikel 4 van de wet van 30 december 2009 betreffende de strijd tegen piraterij op zee;
- artikel 30 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart;
- artikel 34 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij;
- artikel 7, tweede lid, van de wet van 12 maart 1858 betreffende de misdaden en de wanbedrijven die afbreuk doen aan de internationale betrekkingen,
bedoelde feiten en dat er minder dan tien jaar zijn verlopen tussen het ogenblik waarop hij zijn straf heeft uitgezeten of het ogenblik waarop zijn straf is verjaard en de feiten die aanleiding hebben gegeven tot zijn veroordeling tot een [
4 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, tot een opsluiting van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting]
4, negentien jaar van deze straf heeft ondergaan [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5;
e) hetzij, in geval van veroordeling tot een [
4 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, tot een opsluiting van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting]
4, en indien uit de motivering van het [
5 vonnis of]
5 arrest blijkt dat hij voordien veroordeeld was tot een criminele straf, drieëntwintig jaar van deze straf heeft ondergaan,]
1 en indien hij voldoet aan de in de artikelen 47, § 1, en 48, bedoelde voorwaarden [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5.
----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(
2)<W
2014-04-10/24, art. 15, 016; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
(
3)<W
2016-02-01/09, art. 21, 021; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
4)<W
2016-02-05/11, art. 151, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(NOTA : bij arrest nr. 148/2017 van 21-12-2017 (B.St. 12-01-2018, p. 1393), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 1451 vernietigd) (
5)<W
2017-12-21/19, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 21-01-2018>
Art. 25/1.[
1 Zes maanden voordat de veroordeelde zich in de bij artikel 25, § 1 of § 2, bepaalde tijdsvoorwaarden bevindt, licht de directeur hem schriftelijk in over de mogelijkheid tot het aanvragen van een voorwaardelijke invrijheidstelling.
De veroordeelde kan vanaf dat moment een schriftelijk verzoek tot toekenning van een voorwaardelijke invrijheidstelling indienen, overeenkomstig artikel 30 of artikel 50, naar gelang van het geval.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-03-17/01, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
HOOFDSTUK IIbis. [
1 Bepaling die gemeen is aan de hoofdstukken I en II]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-02-05/11, art. 152, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 25/2. [
1 De beperkte detentie, het elektronisch toezicht en de voorwaardelijke invrijheidstelling worden niet toegekend wanneer op grond van een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat de veroordeelde niet toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-02-05/11, art. 153, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(NOTA : bij arrest nr. 148/2017 van 21-12-2017 (B.St. 12-01-2018, p. 1393), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel vernietigd) HOOFDSTUK III. - De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering.
Art. 25/3. [
1 § 1. De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied is een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf waardoor de veroordeelde, van wie op grond van een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat hij niet toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk, zijn straf ondergaat buiten de gevangenis in een ander land dan België, mits naleving van de voorwaarden die hem gedurende een bepaalde proeftijd worden opgelegd.
§ 2. De voorlopige invrijheidstelling met het oog op overlevering wordt toegestaan aan de veroordeelde die op grond van een uitvoerbaar vonnis of een uitvoerbare titel overgebracht dient te worden naar een ander land.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-02-05/11, art. 154, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 26.§ 1. De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering wordt toegekend aan de veroordeelde tot één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte drie jaar of minder bedraagt, voorzover de veroordeelde één derde van deze straffen heeft ondergaan en indien hij voldoet aan de in artikel 28, § 2, bedoelde voorwaarden.
§ 2. De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering wordt toegekend aan de veroordeelde tot één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt, voorzover de veroordeelde :
a) hetzij één derde van deze straffen heeft ondergaan [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5;
b) hetzij, indien in het vonnis of in het arrest van veroordeling is vastgesteld dat de veroordeelde zich in staat van herhaling bevond, twee derden van die straffen heeft ondergaan, zonder dat de duur van de reeds ondergane straffen meer dan veertien jaar bedraagt [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5;
[
1 c) hetzij, in geval van veroordeling tot een [
4 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, tot een opsluiting van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting]
4, vijftien jaar van deze straf heeft ondergaan [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5;
d) hetzij, in geval van veroordeling tot een [
4 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, tot een opsluiting van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting]
4, en indien uit de motivering van het [
5 vonnis of]
5 arrest blijkt dat hij voordien veroordeeld was tot een effectieve correctionele gevangenisstraf van minstens drie jaar wegens de in de :
- artikelen 102, 103, tweede lid, 106, 107, 108, 136bis tot 136septies, 137, 138, 140, 141, 146, 147, 278, tweede lid, 279, 279bis, 280, 3° tot 8°, 323, 324, 324ter, 327, eerste lid, 330bis, 331bis, 337, 347bis, §§ 2 tot 4, 348, 349, tweede lid, 352 [
3 , 371/1]
3, 372, 373, 375, 376, 377, 377bis, [
2 377ter, 377quater,]
2 379, 380, 381, 383bis, §§ 1 en 3, 385, tweede lid, 386, tweede lid, 393 tot 397, 399, tweede lid, 400 tot 405, 405bis, 3° tot 11°, 405ter, 405quater, 406, eerste lid, 407 tot 410ter, 417ter, 417quater, 423, 425, 427 tot 430, 433, 433tertot 433duodecies, 435 tot 438bis, 442quater, §§ 2 en 3, 454 tot 456, 470, 471, zevende zinsdeel van de opsomming, 472 tot 475, 477sexies, § 2, 488bis, § 2, 1°, en § 3, 518, 531, 532 en 532bis van het Strafwetboek;
- artikelen 77bis tot 77quinquies van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
- artikel 4 van de wet van 30 december 2009 betreffende de strijd tegen piraterij op zee;
- artikel 30 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart;
- artikel 34 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij;
- artikel 7, tweede lid, van de wet van 12 maart 1858 betreffende de misdaden en de wanbedrijven die afbreuk doen aan de internationale betrekkingen,
bedoelde feiten en dat er minder dan tien jaar zijn verlopen tussen het ogenblik waarop hij zijn straf heeft uitgezeten of het ogenblik waarop zijn straf is verjaard en de feiten die aanleiding hebben gegeven tot zijn veroordeling tot een [
4 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, tot een opsluiting van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting]
4, negentien jaar van deze straf heeft ondergaan [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5;
e) hetzij, in geval van veroordeling tot een [
4 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, tot een opsluiting van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting]
4, en indien uit de motivering van het [
5 vonnis of]
5 arrest blijkt dat hij voordien veroordeeld was tot een criminele straf, drieëntwintig jaar van deze straf heeft ondergaan,]
1 en indien hij voldoet aan de in artikel 47, § 2, bedoelde voorwaarden [
5 , onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of artikel 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering]
5.
----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(
2)<W
2014-04-10/24, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
(
3)<W
2016-02-01/09, art. 22, 021; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
4)<W
2016-02-05/11, art. 155, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(NOTA : bij arrest nr.148/2017 van 21-12-2017 (B.St. 12-01-2018, p. 1393), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 155 vernietigd) (
5)<W
2017-12-21/19, art. 5, 025; Inwerkingtreding : 21-01-2018>
Art. 26/1.[
1 Zes maanden voordat de veroordeelde zich in de bij artikel 26, § 1 of § 2 bepaalde tijdsvoorwaarden bevindt, licht de directeur hem schriftelijk in over de mogelijkheid tot het aanvragen van een voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering.
De veroordeelde kan vanaf dat moment een schriftelijk verzoek tot toekenning van een voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering indienen, overeenkomstig artikel 30 of artikel 50, naar gelang van het geval.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-03-17/01, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
HOOFDSTUK IV. - [
1 De vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-12-14/53, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
Art. 26/1. [
1 De vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen, is een wijze van uitvoering van de ontzetting van het in artikel 382bis, eerste lid, 4°, van het Strafwetboek bedoelde recht, waarbij de duur van de ontzetting kan verminderd worden, de nadere regels of de voorwaarden van de ontzetting kunnen worden aangepast of de ontzetting kan worden opgeschort of beëindigd.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-12-14/53, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
TITEL VI. - Over de toekenning van de door Titel V bepaalde strafuitvoeringsmodaliteiten.
HOOFDSTUK I. - De vrijheidsstraffen van drie jaar of minder.
Afdeling I. - Definitie.
Art. 27. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder vrijheidsstraffen van drie jaar of minder, één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte drie jaar of minder bedraagt.
Afdeling II. - De voorwaarden.
Art. 28.§ 1. Met uitzondering van de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering [
2 en met uitzondering van de vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen]
2, kunnen de door Titel V bepaalde strafuitvoeringsmodaliteiten aan de veroordeelde worden toegekend voorzover er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan. Deze tegenaanwijzingen hebben betrekking op :
1° het feit dat de veroordeelde niet de mogelijkheid heeft om in zijn behoeften te voorzien;
2° een manifest risico voor de fysieke integriteit van derden;
3° het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen;
4° de houding van de veroordeelde ten aanzien van de slachtoffers van de misdrijven die tot zijn veroordeling hebben geleid;
[
1 5° ...;]
1 [
3 6° de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de burgerlijke partij te vergoeden, rekening houdend met de vermogenssituatie van de veroordeelde zoals die door zijn toedoen is gewijzigd sinds het plegen van de feiten waarvoor hij veroordeeld is.]
3 Het 1° is niet van toepassing op de beperkte detentie.
§ 2. De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering kan aan de veroordeelde worden toegekend voor zover er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan. Deze tegenaanwijzingen hebben betrekking op :
1° de mogelijkheden voor de veroordeelde om een onderdak te hebben;
2° een manifest risico voor de fysieke integriteit van derden;
3° het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen;
4° de door de veroordeelde geleverde inspanning om de burgerlijke partij te vergoeden [
3 , rekening houdend met de vermogenssituatie van de veroordeelde zoals die door zijn toedoen is gewijzigd sinds het plegen van de feiten waarvoor hij veroordeeld is.]
3 [
2 § 3. De vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen kan aan de veroordeelde worden toegekend voor zover er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan die betrekking hebben op het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen.]
2 ----------
(
1)<W
2007-04-21/01, art. 147, 003;
Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2015, maar opgeheven op 31-12-1984, vóór de inwerkingtreding>
(
2)<W
2012-12-14/53, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
(
3)<W
2013-12-15/05, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Afdeling III. - De toekenningsprocedure.
Art. 29. § 1. De beperkte detentie en het elektronisch toezicht worden toegekend door de strafuitvoeringsrechter op schriftelijk verzoek van de veroordeelde.
§ 2. Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de gevangenis ingeval de veroordeelde gedetineerd is.
De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift aan de directeur.
§ 3. Ingeval de veroordeelde gedetineerd is, brengt de directeur een advies uit binnen twee maanden na de ontvangst van het afschrift van het schriftelijk verzoek. De artikelen 31 en 32 zijn van toepassing.
Art. 29/1. [
1 § 1. De vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen wordt toegekend door de strafuitvoeringsrechter op schriftelijk verzoek van de veroordeelde of van het openbaar ministerie.
§ 2. Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de gevangenis ingeval de veroordeelde gedetineerd is. De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift aan de directeur van de gevangenis.
§ 3. Ingeval de veroordeelde gedetineerd is, brengt de directeur een advies uit binnen twee maanden na de ontvangst van het afschrift van het schriftelijk verzoek. De artikelen 31 en 32 zijn van toepassing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-12-14/53, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
Art. 30.§ 1. De voorwaardelijke invrijheidstelling en de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering worden toegekend door de strafuitvoeringsrechter [
1 op schriftelijk verzoek van de veroordeelde]
1.
[
1 § 1/1. Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de gevangenis.
De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift aan de directeur.]
1 § 2. [
1 De directeur brengt een advies uit uiterlijk vier maanden na de ontvangst van het schriftelijk verzoek van de veroordeelde.]
1 De artikelen 31 en 32 zijn van toepassing.
[
1 ...]
1 ----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
Art. 31.§ 1. Om zijn advies op te stellen, stelt de directeur een dossier samen en hoort hij de veroordeelde. Dit dossier omvat :
- een afschrift van de opsluitingsfiche;
- een afschrift van de vonnissen en arresten;
- de uiteenzetting van de feiten waarvoor de betrokkene werd veroordeeld;
- een uittreksel uit het strafregister;
- de datum waarop de veroordeelde kan worden toegelaten tot de desbetreffende strafuitvoeringsmodaliteit;
- het verslag van de directeur dat wordt opgesteld overeenkomstig de door de Koning bepaalde regels;
- (in voorkomend geval, het met redenen omkleed advies van een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten;) <W 2006-12-27/33, art. 58, 1°, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
[
2 - in voorkomend geval het verslag van een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de problematieken verbonden met het terrorisme en het gewelddadig extremisme;]
2 - de opmerkingen van het personeelscollege indien de veroordeelde overeenkomstig § 2 heeft verzocht door deze instantie te worden gehoord;
- de memorie van de veroordeelde of van zijn raadsman.
§ 2. De veroordeelde kan, op zijn verzoek, tevens worden gehoord door het personeelscollege van de strafinrichting, waarvan de samenstelling en de werking door de Koning worden bepaald. De schriftelijke opmerkingen van het personeelscollege worden bij het dossier gevoegd.
§ 3. Het advies van de directeur omvat een gemotiveerd voorstel tot toekenning of afwijzing van de strafuitvoeringsmodaliteit en, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden die hij nodig acht op te leggen aan de veroordeelde.
§ 4. Het advies van de directeur wordt overgezonden (aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank) en een afschrift ervan wordt meegedeeld aan het openbaar ministerie en aan de veroordeelde. <W 2006-12-27/33, art. 58, 2°, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
§ 5. [
1 ...]
1 ----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(
2)<W
2019-05-05/10, art. 147, 027; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 32.[
2 § 1.]
2 Indien de veroordeelde een straf ondergaat voor feiten bedoeld [
1 in de artikelen 371/1 tot 378 van het Strafwetboek]
1, of voor feiten bedoeld in de artikelen 379 tot 387 van hetzelfde Wetboek (...) indien ze gepleegd werden op minderjarigen of met hun deelneming, moet het verzoek bedoeld in artikel 29 of het advies bedoeld in artikel 30 worden ingediend samen met een met redenen omkleed advies van een (dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten). <W 2006-12-27/33, art. 59, 2°, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Het advies omvat een beoordeling van de noodzaak om een behandeling op te leggen.
[
2 § 2. Indien de veroordeelde een straf ondergaat voor feiten bedoeld in titel 1ter van boek II van het Strafwetboek, of indien de veroordeelde tekenen vertoont van gewelddadig extremisme zoals gedefinieerd in het tweede lid, moet het advies bedoeld in artikel 30, § 2, vergezeld zijn van een verslag van een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de problematieken verbonden met het terrorisme en het gewelddadig extremisme.
Onder gewelddadig extremisme wordt verstaan het bevorderen, het aanmoedigen of het plegen van handelingen die tot terrorisme kunnen leiden en waarbij een ideologie wordt verdedigd ter verkondiging van een raciale, nationale, etnische of religieuze suprematie of die in strijd is met de fundamentele waarden en principes van de democratie.
Het advies omvat een beoordeling van de noodzaak om een aangepast begeleidingstraject op te leggen.]
2 ----------
(
1)<W
2016-02-01/09, art. 23, 021; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
2)<W
2019-05-05/10, art. 148, 027; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 33.§ 1. Binnen een maand na de ontvangst van het advies van de directeur of, indien de veroordeelde niet gedetineerd is, na de indiening van het verzoek, stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op [
1 tot toekenning of afwijzing van de strafuitvoeringsmodaliteit en, in voorkomend geval, over de bijzondere voorwaarden die het nodig acht op te leggen aan de veroordeelde]
1, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechter en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde en (, in voorkomend geval,) de directeur. <W 2006-12-27/33, art. 60, 002;
Inwerkingtreding : 01-06-2008>
§ 2. Indien een niet-gedetineerde veroordeelde om een beperkte detentie of een elektronisch toezicht verzoekt, kan het openbaar ministerie met het oog op het toekennen van een beperkte detentie of een elektronisch toezicht respectievelijk de Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie of het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren. De inhoud van dit beknopt voorlichtingsverslag en deze maatschappelijke enquête wordt door de Koning bepaald.
[
2 § 3. Indien een niet-gedetineerde veroordeelde verzoekt om een vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen, kan het openbaar ministerie eveneens de Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie opdracht geven een beknopt voorlichtingsrapport op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren.]
2 ----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(
2)<W
2012-12-14/53, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
Art. 34.§ 1. De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechter na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. [
1 Deze zitting vindt plaats uiterlijk twee maanden na de indiening van het verzoek, indien de veroordeelde niet gedetineerd is, en uiterlijk zes maanden na de indiening van het verzoek, indien de veroordeelde gedetineerd is.]
1 Ingeval het advies van het openbaar ministerie niet wordt toegezonden binnen de bij artikel 33 bepaalde termijn, dient het openbaar ministerie zijn advies schriftelijk uit te brengen voor of tijdens de zitting.
De veroordeelde, de directeur, indien de veroordeelde gedetineerd is, en het slachtoffer worden bij gerechtsbrief in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting.
§ 2. Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of, indien de veroordeelde gedetineerd is, op de griffie van de gevangenis waar de veroordeelde zijn straf ondergaat.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.
----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
Art. 35.§ 1. De strafuitvoeringsrechter hoort de veroordeelde en zijn raadsman, het openbaar ministerie, en, indien de veroordeelde gedetineerd is, de directeur.
Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd. [
2 Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.]
2 Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.
De strafuitvoeringsrechter kan beslissen eveneens andere personen te horen.
§ 2. Als de niet-gedetineerde veroordeelde om een beperkte detentie of een elektronisch toezicht verzoekt, kan de strafuitvoeringsrechter respectievelijk de Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie of het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht de opdracht geven een beknopt voorlichtingsrapport op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren.
[
1 § 3. Indien een niet-gedetineerde veroordeelde verzoekt om een vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen, kan het openbaar ministerie eveneens de Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie opdracht geven een beknopt voorlichtingsrapport op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-14/53, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
(
2)<W
2013-12-15/05, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 36. De zitting vindt plaats met gesloten deuren.
Wanneer de strafuitvoeringsrechter driemaal heeft geweigerd om een strafuitvoeringsmodaliteit toe te kennen, kan de veroordeelde verzoeken om in openbare terechtzitting te verschijnen.
Dit verzoek kan, bij een met redenen omklede beslissing, enkel worden geweigerd indien deze openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de nationale veiligheid.
Art. 37.De strafuitvoeringsrechter kan de behandeling van de zaak éénmaal uitstellen tot een latere zitting, zonder dat die zitting meer dan twee maanden later mag plaatsvinden.
[
1 De beslissing tot uitstel wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de directeur indien de veroordeelde gedetineerd is]
1 ----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 156, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Afdeling IV. - De beslissing van de strafuitvoeringsrechter.
Onderafdeling I. - Algemene bepaling.
Art. 38. De strafuitvoeringsrechter beslist binnen (veertien) dagen nadat de zaak in beraad is genomen. <W 2006-12-27/33, art. 61, 002;
Inwerkingtreding : 01-06-2008>
Hij kent de strafuitvoeringsmodaliteit toe wanneer hij vaststelt dat alle wettelijk vastgelegde voorwaarden zijn vervuld, en indien de veroordeelde instemt met de door de strafuitvoeringsrechter bepaalde voorwaarden.
Onderafdeling II. - De beslissing tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit.
Art. 39. Het vonnis tot toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit bepaalt dat de veroordeelde onderworpen is aan de volgende algemene voorwaarden :
1° geen strafbare feiten plegen;
2° behalve voor de beperkte detentie een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, ook aan de justitieassistent die met de begeleiding is belast;
3° gevolg geven aan de oproepingen van het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, van de justitieassistent die met de begeleiding is belast.
Art. 40. De strafuitvoeringsrechter kan de veroordeelde aan geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden onderwerpen indien deze absoluut noodzakelijk zijn om het risico op recidive te beperken of indien deze noodzakelijk zijn in het belang van het slachtoffer.
Art. 41.[
3 ]
3 § 1.Indien de veroordeelde een straf ondergaat voor één van de feiten bedoeld [
2 in de artikelen 371/1 tot 378 van het Strafwetboek]
2, of voor feiten bedoeld in de artikelen 379 tot 387 van hetzelfde Wetboek (...) indien ze gepleegd werden op minderjarigen of met hun deelneming, kan de strafuitvoeringsrechter aan de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit de voorwaarde verbinden van het volgen van een begeleiding of een behandeling bij een dienst die in de begeleiding of de behandeling van seksuele delinquenten is gespecialiseerd. De rechter bepaalt de termijn gedurende welke de veroordeelde deze begeleiding of behandeling moet volgen. [
1 ...]
1 <W 2006-12-27/33, art. 62, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
[
3 § 2. Indien de veroordeelde een straf ondergaat voor één van de feiten bedoeld in titel 1ter van boek II van het Strafwetboek, of indien de veroordeelde tekenen vertoont van gewelddadig extremisme zoals gedefinieerd in artikel 32, § 2, tweede lid, kan de strafuitvoeringsrechter aan de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit de voorwaarde verbinden van het volgen van een aangepast begeleidingstraject bij een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de problematieken verbonden met het terrorisme en het gewelddadig extremisme. De rechter bepaalt de termijn gedurende dewelke de veroordeelde dit traject moet volgen.]
3 ----------
(
1)<W
2007-04-21/01, art. 149, 003;
Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2015, maar opgeheven op 31-12-1984, vóór de inwerkingtreding>
(
2)<W
2016-02-01/09, art. 24, 021; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
3)<W
2019-05-05/10, art. 149, 027; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 42. De strafuitvoeringsrechter bepaalt in het vonnis tot toekenning van een beperkte detentie of een elektronisch toezicht het programma van de concrete invulling hiervan.
De justitieassistent, of in voorkomend geval het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, staat in voor de uitwerking van de concrete invulling van de toegekende strafuitvoeringsmodaliteit overeenkomstig de door de Koning daartoe bepaalde regels.
Art. 43.[
1 § 1. Indien de veroordeelde penitentiair verlof vraagt bij zijn verzoek tot beperkte detentie of elektronisch toezicht, beslist de strafuitvoeringsrechter hierover op het ogenblik van de toekenning van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht.
§ 2. Indien de veroordeelde na de toekenning van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht om penitentiair verlof verzoekt, wordt het schriftelijk verzoek ingediend op de griffie van de gevangenis.
De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek binnen een werkdag over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift aan de directeur.
De directeur brengt een advies uit omtrent het voorgestelde verlofadres uiterlijk binnen zes weken na de ontvangst van het schriftelijk verzoek van de veroordeelde. De directeur kan de Dienst Justitiehuizen opdragen een beknopt voorlichtingsrapport op te stellen of een maatschappelijk onderzoek te houden in het door de veroordeelde voor het penitentiair verlof voorgestelde opvangmilieu.
Het advies van de directeur wordt overgezonden aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en een afschrift ervan wordt meegedeeld aan het openbaar ministerie en de veroordeelde.
Het openbaar ministerie stelt binnen een werkdag volgend op de ontvangst van het advies een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechter en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde en de directeur.
De strafuitvoeringsrechter neemt een beslissing binnen zeven dagen na de ontvangst van het advies van de directeur.
De artikelen 39 en 40 zijn van toepassing.
§ 3. De strafuitvoeringsrechter bepaalt de duur van het penitentiair verlof, dat niet minder dan driemaal zesendertig uur per trimester mag zijn. Het penitentiair verlof is elk trimester van rechtswege hernieuwd.
§ 4. Artikel 46 is van toepassing.]
1 ----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 157, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 44.§ 1. Ingeval de strafuitvoeringsrechter beslist een beperkte detentie of een elektronisch toezicht toe te kennen, bepaalt hij de termijn voor welke deze strafuitvoeringsmodaliteit wordt toegekend. Deze termijn mag maximum zes maanden bedragen en kan éénmaal worden verlengd voor een duur van maximum zes maanden. De duur van de termijn mag nooit meer bedragen dan de duur van de oorspronkelijk toegekende vrijheidsstraf en moet minimum één derde van de straf bedragen.
§ 2. Vijftien dagen voor het einde van de in § 1 bepaalde termijn, beslist de strafuitvoeringsrechter over de verlenging van deze strafuitvoeringsmodaliteit, hetzij, op verzoek van de veroordeelde, over de omzetting van de maatregel van beperkte detentie tot een maatregel van elektronisch toezicht.
De veroordeelde en het slachtoffer worden bij gerechtsbrief in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting.
Het dossier wordt gedurende ten minste twee dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
De veroordeelde kan om een afschrift van het dossier verzoeken.
§ 3. De strafuitvoeringsrechter hoort de veroordeelde, zijn raadsman en het openbaar ministerie.
Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd. [
1 Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie licht bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die het in zijn advies heeft gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.]
1 De zitting vindt plaats met gesloten deuren.
Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.
§ 4. De strafuitvoeringsrechter beslist binnen zeven dagen nadat de zaak in beraad is genomen.
Artikel 46 is van toepassing.
§ 5. Na het verstrijken van de overeenkomstig §§ 1 en 2 bepaalde termijn wordt de veroordeelde in vrijheid gesteld en ondergaat hij een proeftijd voor het gedeelte van de vrijheidsstraf dat hij nog moet ondergaan. Hij is onderworpen aan de algemene voorwaarde dat hij geen nieuwe strafbare feiten mag plegen en, in voorkomend geval, aan de in artikel 41 bedoelde voorwaarde.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Onderafdeling III. - De beslissing tot niet-toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit.
Art. 45.Indien de strafuitvoeringsrechter de verzochte strafuitvoeringsmodaliteit niet toekent, bepaalt hij in zijn vonnis de datum waarop de veroordeelde een nieuw verzoek kan indienen [
1 ...]
1.
Deze termijn mag niet langer zijn dan zes maanden te rekenen van het vonnis.
----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
Onderafdeling IV. - De mededeling van de beslissing.
Art. 46.§ 1. Het vonnis wordt binnen vierentwintig uur bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en, indien de veroordeelde gedetineerd is, van de directeur.
Het slachtoffer wordt [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel,]
1 op de hoogte gebracht van het vonnis en, in voorkomend geval, van de voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd.
§ 2. Het vonnis tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit wordt meegedeeld aan de volgende autoriteiten en instanties :
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde zich zal vestigen;
- aan [
2 de nationale gegevensbank als bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992]
2 op het politieambt;
- in voorkomend geval, aan de directeur van het justitiehuis van het gerechtelijk arrondissement waarin de veroordeelde zijn verblijfplaats heeft;
- aan het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, ingeval het een beslissing tot toekenning van een elektronisch toezicht betreft.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 158, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
HOOFDSTUK II. - De vrijheidsstraffen van meer dan drie jaar.
Afdeling I. - De voorwaarden.
Art. 47.§ 1. Met uitzondering van de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering [
2 en met uitzondering van de vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen]
2, kunnen de door Titel V bepaalde strafuitvoeringsmodaliteiten aan de veroordeelde worden toegekend voorzover er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan [
4 waaraan men niet tegemoet kan komen door het opleggen van bijzondere voorwaarden]
4. Deze tegenaanwijzingen hebben betrekking op :
1° de afwezigheid van vooruitzichten op sociale reclassering van de veroordeelde;
2° het risico van het plegen van nieuwe ernstige strafbare feiten;
3° het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen;
4° de houding van de veroordeelde ten aanzien van de slachtoffers van de misdrijven die tot zijn veroordeling hebben geleid;
[
1 5° ...]
1 [
3 6° de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de burgerlijke partij te vergoeden, rekening houdend met de vermogenssituatie van de veroordeelde zoals die door zijn toedoen is gewijzigd sinds het plegen van de feiten waarvoor hij veroordeeld is.]
3 § 2. De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering kan aan de veroordeelde worden toegekend voorzover er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan [
4 waaraan men niet tegemoet kan komen door het opleggen van bijzondere voorwaarden]
4. Deze tegenaanwijzingen hebben betrekking op :
1° [
4 ...]
4;
2° het risico van het plegen van nieuwe ernstige strafbare feiten;
3° het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen;
4° de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de burgerlijke partijen te vergoeden [
3 , rekening houdend met de vermogenssituatie van de veroordeelde zoals die door zijn toedoen is gewijzigd sinds het plegen van de feiten waarvoor hij veroordeeld is.]
3 [
2 § 3. De vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen, kan aan de veroordeelde worden toegekend voor zover er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan die betrekking hebben op het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen.]
2 ----------
(
1)<ingevoegd bij W
2007-04-21/01, art. 148, 003;
Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2015, nooït in werking getreden na opheffing van de wet van 21-04-2007 bij W
2014-12-19/24, art. 2, Inwerkingtreding : 31-12-2014>>
(
2)<W
2012-12-14/53, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
(
3)<W
2013-12-15/05, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
4)<W
2016-02-05/11, art. 159, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 48.Behalve voor de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering [
1 en behalve voor de vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen]
1 dient het dossier van de veroordeelde een sociaal reclasseringsplan te bevatten waaruit de perspectieven op reclassering van de veroordeelde blijken.
----------
(
1)<W
2012-12-14/53, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
Afdeling II. - De toekenningsprocedure.
Art. 49. § 1. De beperkte detentie en het elektronisch toezicht worden door de strafuitvoeringsrechtbank toegekend op schriftelijk verzoek van de veroordeelde.
§ 2. Het verzoek wordt ingediend op de griffie van de gevangenis
De griffie van de gevangenis zendt het verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift ervan aan de directeur.
§ 3. De directeur brengt binnen twee maanden na de ontvangst van het afschrift van het verzoek een advies uit. De artikelen 31 en 32 zijn van toepassing.
Art. 49/1. [
1 § 1. De vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen wordt toegekend door de strafuitvoeringsrechter op schriftelijk verzoek van de veroordeelde of van het openbaar ministerie.
§ 2. Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de gevangenis ingeval de veroordeelde gedetineerd is. De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift aan de directeur.
§ 3. Ingeval de veroordeelde gedetineerd is, brengt de directeur een advies uit binnen twee maanden na de ontvangst van het afschrift van het schriftelijk verzoek. De artikelen 31 en 32 zijn van toepassing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-12-14/53, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
Art. 50.§ 1. De voorwaardelijke invrijheidstelling en de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering worden toegekend door de strafuitvoeringsrechtbank [
1 op schriftelijk verzoek van de veroordeelde]
1.
[
1 § 1/1. Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de gevangenis.
De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift ervan aan de directeur.]
1 § 2. [
1 De directeur brengt een advies uit uiterlijk vier maanden na de ontvangst van het schriftelijk verzoek van de veroordeelde.]
1 De artikelen 31 en 32 zijn van toepassing.
----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
Art. 51.Binnen een maand na de ontvangst van het advies van de directeur stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op [
1 tot toekenning of afwijzing van de strafuitvoeringsmodaliteit en, in voorkomend geval, over de bijzondere voorwaarden die het nodig acht op te leggen aan de veroordeelde]
1, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechtbank en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde en de directeur.
----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
Art. 52.§ 1. De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechtbank na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. [
1 Deze zitting vindt plaats uiterlijk zes maanden na de indiening van het verzoek. Ingeval het advies van het openbaar ministerie niet wordt toegezonden binnen de bij artikel 51 bepaalde termijn, brengt het openbaar ministerie zijn advies schriftelijk uit voor of tijdens de zitting.]
1 [
2 De dag, het uur en de plaats van de zitting worden bij ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de veroordeelde en het slachtoffer en schriftelijk ter kennis gebracht van de directeur.]
2 § 2. Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de gevangenis waar de veroordeelde zijn straf ondergaat.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier bekomen.
----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 160, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 53.De strafuitvoeringsrechtbank hoort de veroordeelde en zijn raadsman, het openbaar ministerie en de directeur.
Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd. [
2 Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.]
2 Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.
De strafuitvoeringsrechtbank kan beslissen eveneens andere personen te horen.
De artikelen 36 en 37 zijn van toepassing.
[
1 De strafuitvoeringsrechtbank en het openbaar ministerie kunnen de Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie opdracht geven een beknopt voorlichtingsrapport op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren.
De opdrachtgevende overheid kan bij de Dienst Justitiehuizen de verslagen in verband met de gerechtelijke procedures opvragen.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-14/53, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
(
2)<W
2013-12-15/05, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Afdeling III. - De beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank.
Onderafdeling I. - Algemene bepaling.
Art. 54.[
1 § 1.]
1 De strafuitvoeringsrechtbank beslist binnen (veertien) dagen nadat de zaak in beraad is genomen. <W 2006-12-27/33, art. 63, 1°, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
De strafuitvoeringsrechtbank kent de strafuitvoeringsmodaliteit toe wanneer zij vaststelt dat alle wettelijke vastgelegde voorwaarden zijn vervuld en indien de veroordeelde zich akkoord verklaart met de opgelegde voorwaarden.
[
1 § 2. Indien de zaak een veroordeling betreft tot een [
2 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar of meer, tot een opsluiting of hechtenis van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting of hechtenis]
2, met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank overeenkomstig de artikelen 34ter of 34quater van het Strafwetboek, beslist de strafuitvoeringsrechtbank binnen veertien dagen nadat de zaak in beraad is genomen. Ingeval de strafuitvoeringsrechtbank een beslissing tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit neemt, wordt de beslissing met eenparigheid van stemmen genomen.
Indien de strafuitvoeringsrechtbank de verzochte strafuitvoeringsmodaliteit niet toekent, bepaalt zij in haar vonnis de datum waarop de veroordeelde een nieuw verzoek kan indienen.
Deze termijn is minimaal zes maanden en maximaal achttien maanden te rekenen van het vonnis.]
1 ----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(
2)<W
2017-12-21/19, art. 6, 025; Inwerkingtreding : 21-01-2018>
Onderafdeling II. - De beslissing tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit.
Art. 55.Het vonnis tot toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit bepaalt dat de veroordeelde onderworpen is aan de volgende algemene voorwaarden :
1° geen strafbare feiten plegen;
2° behalve voor de beperkte detentie [
1 en voor de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied]
1 een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, ook aan de justitieassistent die met de begeleiding is belast;
3° gevolg geven aan de oproepingen van het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, van de justitieassistent, die met de begeleiding is belast.
[
1 4° voor de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied, de verplichting om het grondgebied effectief te verlaten en het verbod om tijdens de proeftijd terug te keren naar België zonder in orde te zijn met de wetgeving en de reglementering betreffende de toegang, het verblijf of de vestiging in het Rijk en zonder de voorafgaande toelating van de strafuitvoeringsrechtbank.]
1 ----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 161, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 56.[
1 § 1.]
1 De strafuitvoeringsrechtbank kan de veroordeelde onderwerpen aan geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden die de mogelijkheid bieden het sociaal reclasseringsplan uit te voeren of tegemoet te komen aan de in artikel 47, § 1, bedoelde tegenaanwijzingen, dan wel noodzakelijk blijken in het belang van de slachtoffers.
[
1 § 2. De strafuitvoeringsrechtbank omkleedt het vonnis tevens met bijzondere redenen wanneer de beslissing tot toekenning of afwijzing van de desbetreffende strafuitvoeringsmodaliteit afwijkt van het advies van de directeur of van het advies van het openbaar ministerie of wanneer haar beslissing om al dan niet bijzondere voorwaarden op te leggen overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, afwijkt van het advies van de directeur of van het advies van het openbaar ministerie.
§ 3. Ingeval het een toekenning van een voorwaardelijke invrijheidsstelling betreft, bepaalt de strafuitvoeringsrechtbank in haar vonnis eveneens of de veroordeelde tijdens de voorwaardelijke invrijheidsstelling al dan niet het grondgebied van het Rijk mag verlaten.
Ingeval de veroordeelde het grondgebied van het Rijk mag verlaten, bepaalt de strafuitvoeringsrechtbank in haar vonnis de maximumperiode voor dewelke de veroordeelde dit kan en de frequentie ervan en, in voorkomend geval, of en op welke wijze de veroordeelde het openbaar ministerie voorafgaandelijk moet inlichten voor hij het grondgebied van het Rijk verlaat.
§ 4. In geval van een veroordeling wegens feiten bedoeld in Boek II, titel Iter, van het Strafwetboek, of in geval er concrete elementen bestaan van gewelddadig extremisme, zoals gedefinieerd in artikel 32, § 2, tweede lid, moet de strafuitvoeringsrechtbank haar overeenkomstig paragraaf 3, gegeven toestemming om het grondgebied van het Rijk te verlaten, met bijzondere redenen omkleden.]
1 De artikelen 41 tot 43 zijn van toepassing
----------
(
1)<W
2019-05-05/10, art. 150, 027; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Onderafdeling III. - De beslissing tot niet-toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit.
Art. 57.Indien de strafuitvoeringsrechtbank de verzochte strafuitvoeringsmodaliteit niet toekent, bepaalt zij in haar vonnis de datum waarop de veroordeelde een nieuw verzoek kan indienen [
1 ...]
1.
Deze termijn mag niet langer zijn dan zes maanden te rekenen van het vonnis indien de veroordeelde een of meer correctionele hoofdgevangenisstraffen ondergaat die samen niet meer dan vijf jaar bedragen. [
1 Onder voorbehoud van artikel 54, § 2, derde lid, is deze termijn]
1 maximaal een jaar in geval van criminele straffen of als het geheel van de correctionele hoofdgevangenisstraffen meer dan vijf jaar bedraagt.
----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
Onderafdeling IV. - De mededeling van de beslissing.
Art. 58.§ 1. Het vonnis wordt binnen vierentwintig uur [
3 bij ter post aangetekende brief]
3 ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en, indien de veroordeelde gedetineerd is, van de directeur.
Het slachtoffer wordt [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijk communicatiemiddel,]
1 op de hoogte gebracht van het vonnis en, in voorkomend geval, van de voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd.
§ 2. Het vonnis tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit wordt meegedeeld aan de volgende autoriteiten en instanties :
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde zich zal vestigen;
- aan [
2 de nationale gegevensbank als bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992]
2 op het politieambt;
- in voorkomend geval, aan de directeur van het justitiehuis van het gerechtelijk arrondissement waarin de veroordeelde zijn verblijfplaats heeft;
- aan het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, ingeval het een beslissing tot toekenning van een elektronisch toezicht betreft.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 158, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 162, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
HOOFDSTUK III. - Bepalingen die gemeen zijn aan de hoofdstukken I en II.
Afdeling I. - Bijzondere maatregelen.
Art. 59.Bij wijze van uitzondering kan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, waarbij een procedure tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit aanhangig is, een andere uitvoeringsmodaliteit toekennen dan die welke gevraagd is, wanneer dit absoluut noodzakelijk is om op korte termijn de verzochte strafuitvoeringsmodaliteit toe te kennen. Er kan aldus worden toegekend :
1° een uitgaansvergunning;
2° een penitentiair verlof;
3° een beperkte detentie;
4° een elektronisch toezicht.
Binnen twee maanden na de beslissing tot toekenning van de bijzondere uitvoeringsmodaliteit, doet de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank uitspraak over de gevraagde strafuitvoeringsmodaliteit. Deze termijn kan éénmaal worden verlengd.
[
1 Deze strafuitvoeringsmodaliteiten, met uitzondering van de in artikel 4, § 2, bedoelde uitgaansvergunning, worden niet toegekend wanneer op grond van een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat de veroordeelde niet toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk.
De artikelen 64, 67, 68 en 70 zijn van toepassing.]
1 ----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 163, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(NOTA : bij arrest nr. 148/2017 van 21-12-2017 (B.St. 12-01-2018, p. 1393), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 163 vernietigd) Afdeling II. - De aanvang van de uitvoering van de strafuitvoeringsmodaliteit.
Art. 60.Het vonnis tot toekenning van een bij Titel V bedoelde strafuitvoeringsmodaliteit zoals bepaald bij Titel V wordt uitvoerbaar vanaf de dag dat het in kracht van gewijsde is gegaan en ten vroegste vanaf het ogenblik dat de veroordeelde aan de (door deze wet) bepaalde tijdsvoorwaarden voldoet. <W 2006-12-27/33, art. 64, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
De strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank kan evenwel een latere datum bepalen waarop het vonnis uitvoerbaar wordt.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de beslissingen tot toekenning van een voorlopige invrijheidstelling met het oog op overlevering die uitvoerbaar worden op het ogenblik dat de overlevering plaatsvindt.
[
1 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de beslissingen tot toekenning van een voorlopige invrijheidstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied van een veroordeelde die het voorwerp uitmaakt van een uitvoerbaar koninklijk besluit tot uitzetting, van een uitvoerbaar ministerieel besluit tot terugwijzing of van een uitvoerbaar bevel tot verlaten van het grondgebied met bewijs van effectieve verwijdering. In dat geval is het vonnis uitvoerbaar op het ogenblik van effectieve verwijdering of overbrenging naar een plaats die valt onder de bevoegdheid van de Minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en dit ten laatste [
2 twintig]
2 dagen nadat de beslissing tot toekenning in kracht van gewijsde is gegaan.]
1 ----------
(
1)<W
2012-03-15/09, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 09-04-2012>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 164, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Afdeling III. - De wijziging van de beslissing.
Art. 61.§ 1. Indien zich, nadat de beslissing tot toekenning van een in Titel V bedoelde strafuitvoeringsmodaliteit is genomen maar voor de uitvoering ervan, een situatie voordoet die onverenigbaar is met de voorwaarden die in deze beslissing zijn bepaald, kan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie, een nieuwe beslissing nemen, met inbegrip van de intrekking van de strafuitvoeringsmodaliteit die werd toegekend.
§ 2. (De veroordeelde wordt [
2 bij een ter post aangetekende brief]
2 opgeroepen om binnen zeven dagen na de vaststelling van de onverenigbaarheid te verschijnen voor de strafuitvoeringsrechter of, in voorkomend geval, voor de strafuitvoeringsrechtbank. De oproeping [
2 bij een ter post aangetekende brief]
2 schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing tot toekenning van de desbetreffende strafuitvoeringsmodaliteit.) <W 2006-12-27/33, art. 65, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
[
2 De dag, het uur en de plaats van de zitting worden bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de veroordeelde en het slachtoffer en schriftelijk ter kennis gebracht van de directeur.]
2 § 3. Het dossier wordt gedurende ten minste twee dagen vóór de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier bekomen.
§ 4. De zitting vindt plaats met gesloten deuren.
De strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank hoort de veroordeelde en zijn raadsman, het openbaar ministerie en de directeur.
Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd. [
1 Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.]
1 Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.
De strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank beslist binnen zeven dagen nadat de zaak in beraad is genomen.
Artikel 46 is van toepassing.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 20, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 165, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
TITEL VII. - De opvolging en de controle van de in Titel V bedoelde strafuitvoeringsmodaliteiten.
Art. 62.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 20 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt is het openbaar ministerie belast met de controle op de veroordeelde. [
1 De justitieassistent is belast met de opvolging van en het toezicht op alle door de strafuitvoeringsrechtbank of strafuitvoeringsrechter aan de veroordeelde opgelegde voorwaarden.]
1 § 2. Ingeval er bijzondere voorwaarden zijn opgelegd of een elektronisch toezicht wordt toegekend, roept de justitieassistent, of in voorkomend geval het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, onmiddellijk na het uitvoerbaar worden van de beslissing tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit, de veroordeelde op om hem alle nuttige informatie voor een goed verloop van de strafuitvoeringsmodaliteit te bezorgen.
§ 3. Binnen een maand na de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit brengt de justitieassistent, of in voorkomend geval het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, verslag uit over de veroordeelde aan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, en verder telkens hij het nuttig acht of wanneer de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank hem erom verzoekt, en ten minste om de zes maanden. [
1 Dit verslag bevat alle voor de strafuitvoeringsrechtbank of de strafuitvoeringsrechter relevante informatie met betrekking tot de veroordeelde waarover de justitieassistent beschikt. Het verslag bevat ten minste een opsomming van alle aan de veroordeelde opgelegde voorwaarden alsook de mate waarin die in acht worden genomen.]
1 De justitieassistent of het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht stelt, in voorkomend geval, de maatregelen voor die hij of het nuttig acht.
De mededelingen tussen de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, de justitieassistenten en, in voorkomend geval, het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, gebeuren in de vorm van verslagen, die in afschrift aan het openbaar ministerie worden overgezonden
(Derde lid opgeheven). <W 2006-12-27/33, art. 66, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
§ 4. Indien aan de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit de voorwaarde wordt gekoppeld om een begeleiding of een behandeling te volgen, nodigt de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, na inzage van de tijdens de procedure alsmede, in voorkomend geval, tijdens de uitvoering van de vrijheidsstraf verrichte expertises, de veroordeelde uit om een bevoegde persoon of dienst te kiezen. Deze keuze wordt aan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank ter goedkeuring voorgelegd.
Deze persoon of dienst die de opdracht aanneemt, brengt aan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank alsook aan de justitieassistent, binnen een maand na de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit en telkens die persoon of dienst het nuttig acht, op verzoek van de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank en ten minste om de zes maanden, verslag uit over de opvolging van de begeleiding of de behandeling.
Het in het vorige lid bedoelde verslag handelt over de volgende punten : de daadwerkelijke aanwezigheden van de betrokkene op de voorgestelde raadplegingen, zijn ongewettigde afwezigheden, het eenzijdig stopzetten van de begeleiding of de behandeling door de betrokkene, de moeilijkheden die bij de uitvoering daarvan zijn gerezen en de situaties die een ernstig risico inhouden voor derden.
----------
(
1)<W
2012-12-14/53, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
Art. 63.§ 1. De veroordeelde, het openbaar ministerie en de directeur kunnen de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank verzoeken één of meer opgelegde voorwaarden te schorsen, nader te omschrijven of aan te passen aan de omstandigheden, zonder dat evenwel de opgelegde voorwaarden kunnen worden verscherpt of bijkomende voorwaarden kunnen worden opgelegd.
Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank, of op de griffie van de gevangenis indien de veroordeelde gedetineerd is.
De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank zendt onverwijld een afschrift van het schriftelijk verzoek over aan de andere partijen.
Indien het voorwaarden betreft die zijn opgelegd in het belang van het slachtoffer, wordt eveneens onverwijld een afschrift van het verzoek overgezonden aan het slachtoffer.
§ 2. Indien zij opmerkingen hebben, delen de veroordeelde, het openbaar ministerie, (en, in voorkomend geval, de directeur en) het slachtoffer deze schriftelijk mee binnen zeven dagen na ontvangst van het afschrift aan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank. <W 2006-12-27/33, art. 67, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
§ 3. Indien de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank het nuttig acht om te kunnen oordelen over de schorsing, nadere omschrijving of aanpassing van de opgelegde voorwaarden, overeenkomstig § 1, kan hij of zij op een zitting hieromtrent verdere informatie inwinnen. Deze zitting moet plaatsvinden ten laatste één maand na de ontvangst van het in § 1 bedoelde schriftelijk verzoek. De veroordeelde en zijn raadsman en het openbaar ministerie worden gehoord.
Indien het voorwaarden betreft die in zijn belang zijn opgelegd, kan het slachtoffer worden gehoord. [
1 Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.]
1 Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.
De strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank kan beslissen eveneens andere personen te horen.
De zitting vindt plaats met gesloten deuren.
§ 4. Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het schriftelijk verzoek of, indien er een zitting heeft plaatsgevonden, binnen vijftien dagen nadat de zaak in beraad is genomen, beslist de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank. Het vonnis over de schorsing, nadere omschrijving of aanpassing van de opgelegde voorwaarden, overeenkomstig § 1, wordt bij een ter post aangetekende brief meegedeeld aan de veroordeelde en het slachtoffer, indien het voorwaarden betreft die in het belang van [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel, aan het slachtoffer]
1 zijn opgelegd, en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en de directeur.
De wijzigingen worden eveneens meegedeeld aan de autoriteiten en instanties die overeenkomstig de artikelen 46, § 2, en 58, § 2, op de hoogte moeten worden gebracht.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
TITEL VIII. - De herroeping, de schorsing en de herziening van de in Titel V bedoelde strafuitvoeringsmodaliteiten.
HOOFDSTUK I. - De herroeping.
Art. 64.Het openbaar ministerie kan, met het oog op de herroeping van de toegekende strafuitvoeringsmodaliteiten, de zaak bij de strafuitvoeringsrechter of, in voorkomend geval, bij de strafuitvoeringsrechtbank aanhangig maken in de volgende gevallen :
1° [
1 wanneer bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing wordt vastgesteld dat de veroordeelde tijdens de proeftermijn een wanbedrijf of een misdaad, of een gelijkwaardig misdrijf dat in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek, heeft gepleegd;]
1 2° wanneer de veroordeelde een ernstig gevaar vormt voor de fysieke of psychische integriteit van derden;
3° wanneer de opgelegde bijzondere voorwaarden niet worden nageleefd;
4° wanneer de veroordeelde geen gevolg geeft aan de oproepingen van de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, van het openbaar ministerie of, in voorkomend geval, van de justitieassistent.
5° wanneer de veroordeelde zijn adreswijziging niet doorgeeft aan het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de justitieassistent die met de begeleiding is belast.
(6° wanneer de veroordeelde het programma van de concrete invulling van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht, zoals bepaald overeenkomstig artikel 42, tweede lid, niet naleeft.) <W
2008-06-08/32, art. 13, 006;
Inwerkingtreding : 26-06-2008>
[
2 7° wanneer de veroordeelde zich niet meer in de tijdsvoorwaarden voor de toegekende strafuitvoeringsmodaliteit bevindt;
8° wanneer de veroordeelde na de toekenning van een voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied nalaat of weigert om het grondgebied effectief te verlaten, niet meewerkt aan zijn verwijdering, niet meewerkt aan zijn identificatie met het oog op het bekomen van een reisdocument of terugkeert zonder de in artikel 55, 4°, vereiste toestemming van de strafuitvoeringsrechtbank.]
2 ----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 69, 017; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 166, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 65. In geval van herroeping wordt de veroordeelde onmiddellijk opnieuw opgesloten.
In geval van herroeping overeenkomstig artikel 64, 1°, wordt de herroeping geacht in te zijn gegaan op de dag waarop die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd.
HOOFDSTUK II. - De schorsing.
Art. 66.§ 1. In de in artikel 64 bedoelde gevallen kan het openbaar ministerie, met het oog op het schorsen van de toegekende strafuitvoeringsmodaliteit, de zaak aanhangig maken bij de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank.
§ 2. In geval van schorsing wordt de veroordeelde onmiddellijk opnieuw opgesloten.
[
1 § 2/1. In geval van schorsing kan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank een uitgaansvergunning overeenkomstig de artikelen 4 en 5 of een penitentiair verlof overeenkomstig de artikelen 7 en 8 toekennen, tenzij op grond van een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat de veroordeelde niet toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk.]
1 § 3. Binnen een termijn van ten hoogste één maand, te rekenen van het vonnis tot schorsing, herroept de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank de strafuitvoeringsmodaliteit of heft hij of zij de schorsing van de strafuitvoeringsmodaliteit op. In dat laatste geval kan de strafuitvoeringsmodaliteit worden herzien overeenkomstig artikel 63. Indien binnen deze termijn geen beslissing is genomen, wordt de veroordeelde opnieuw in vrijheid gesteld onder dezelfde voorwaarden als voorheen.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 167, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
HOOFDSTUK III. - De herziening.
Art. 67.§ 1. Ingeval de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, waarbij overeenkomstig de artikelen 64 of 66 de zaak aanhangig is gemaakt, van oordeel is dat de herroeping of de schorsing niet noodzakelijk is in het belang van de maatschappij, van het slachtoffer of van de sociale reïntegratie van de veroordeelde, kan hij of zij de strafuitvoeringsmodaliteit herzien. In dit geval kan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank de opgelegde voorwaarden verscherpen of bijkomende voorwaarden opleggen [
1 of een andere strafuitvoeringsmodaliteit toekennen]
1. De strafuitvoeringsmodaliteit wordt evenwel herroepen, indien de veroordeelde niet instemt met de nieuwe voorwaarden [
1 of met de nieuwe strafuitvoeringsmodaliteit]
1.
§ 2. Indien de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank beslist de opgelegde voorwaarden te verscherpen of bijkomende voorwaarden op te leggen [
1 of een andere strafuitvoeringsmodaliteit toe te kennen]
1, bepaalt hij of zij het ogenblik waarop deze beslissing uitvoerbaar wordt.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 168, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
HOOFDSTUK IV. - De procedure.
Art. 68.§ 1. Het openbaar ministerie kan, met het oog op een herroeping, schorsing of herziening van de toegekende strafuitvoeringsmodaliteiteit, de zaak aanhangig maken bij de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank. (De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank. Deze zitting moet plaatsvinden uiterlijk vijftien dagen na de aanhangigmaking van de zaak door het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank.) <W 2006-12-27/33, art. 68, 1°, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
De veroordeelde wordt ten minste tien dagen voor de datum van de behandeling van het dossier [
4 per ter post aangetekende brief]
4 opgeroepen.
De zitting vindt plaats met gesloten deuren.
§ 2. Het dossier wordt ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de gevangenis ingeval de veroordeelde gedetineerd is.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.
§ 3. De strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank hoort de veroordeelde en zijn raadsman alsook het openbaar ministerie.
Indien het de niet-naleving van de voorwaarden die in het belang van het slachtoffer zijn opgelegd betreft, wordt het slachtoffer hieromtrent gehoord. [
2 Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie licht bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die ze in haar advies heeft gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.]
2 Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.
De strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank kan beslissen eveneens andere personen te horen.
§ 4. Binnen (zeven) dagen nadat de zaak in beraad is genomen, beslist de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank over de herroeping, de schorsing of de herziening. <W 2006-12-27/33, art. 68, 2°, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
§ 5. Ingeval het een vonnis betreft tot herroeping van een beperkte detentie of een elektronisch toezicht, bepaalt de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank dat de periode die de veroordeelde in beperkte detentie was of onder elektronisch toezicht stond, wordt afgetrokken van het op het ogenblik van de toekenning nog resterende gedeelte van de vrijheidsstraffen.
Ingeval het een vonnis betreft tot herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling [
4 en een voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied]
4, bepaalt de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank het gedeelte van de vrijheidsstraf dat de veroordeelde nog moet ondergaan rekening houdend met de periode van de proeftijd die goed is verlopen en met de inspanning die de veroordeelde heeft geleverd om de voorwaarden te respecteren die hem waren opgelegd.
[
4 Behoudens in geval van een herroeping overeenkomstig artikel 64, 1°, bepaalt de strafuitvoeringsrechtbank in haar vonnis de datum waarop de veroordeelde een nieuw verzoek kan indienen.
Deze termijn mag niet langer zijn dan zes maanden te rekenen van het vonnis indien de veroordeelde een of meer correctionele hoofdgevangenisstraffen ondergaat die samen niet meer dan vijf jaar bedragen. Deze termijn is maximum een jaar in geval van criminele straffen of als het geheel van de correctionele hoofdgevangenisstraffen meer dan vijf jaar bedraagt. Deze termijn is minimum zes maanden en maximum achttien maanden indien de zaak een veroordeling betreft tot een vrijheidsstraf van dertig jaar of meer of een levenslange vrijheidsstraf, met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank overeenkomstig de artikelen 34ter of 34quater van het Strafwetboek.]
4 § 6. Het vonnis wordt binnen vierentwintig uur bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en de directeur.
Het slachtoffer wordt [
2 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel,]
2 op de hoogte gebracht van de herroeping of de schorsing van de strafuitvoeringsmodaliteit of, in geval van herziening, van de in het belang van het slachtoffer gewijzigde voorwaarden.
§ 7. Het vonnis tot herroeping, schorsing of herziening wordt meegedeeld aan de volgende autoriteiten en instanties :
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde zich zal vestigen;
- aan [
3 de nationale gegevensbank als bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992]
3 op het politieambt;
- in voorkomend geval, aan de directeur van het justitiehuis van het gerechtelijk arrondissement waarin de veroordeelde zijn verblijfplaats heeft;
- aan het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, ingeval de beslissing betrekking heeft op een elektronisch toezicht.
----------
(
1)<W
2007-04-21/01, art. 152, 003;
Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2015, maar opgeheven op 31-12-1984, vóór de inwerkingtreding>
(
2)<W
2013-12-15/05, art. 22, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 158, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
4)<W
2016-02-05/11, art. 169, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen.
Art. 69. § 1. De verjaring van de straffen loopt niet wanneer de veroordeelde in vrijheid is krachtens een niet herroepen beslissing tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit zoals bedoeld in Titel V.
§ 2. De verjaring kan niet worden aangevoerd in het in artikel 64, 1°, bedoelde geval.
TITEL IX. - De voorlopige aanhouding.
Art. 70.In de gevallen waarin overeenkomstig artikel 64 herroeping mogelijk is, kan de procureur des Konings van de rechtbank in het rechtsgebied waarvan de veroordeelde zich bevindt [
1 of het openbaar ministerie]
1, zijn voorlopige aanhouding bevelen, onder verplichting de bevoegde strafuitvoeringsrechter of de bevoegde strafuitvoeringsrechtbank daarvan onmiddellijk in kennis te stellen.
De bevoegde strafuitvoeringsrechter of de bevoegde strafuitvoeringsrechtbank beslist binnen (zeven werkdagen) na de opsluiting van de veroordeelde over de schorsing van de toegekende strafuitvoeringsmodaliteit. Dit vonnis wordt binnen vierentwintig uur schriftelijk meegedeeld aan de veroordeelde, aan het openbaar ministerie en aan de directeur. <W 2006-12-27/33, art. 69, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
De beslissing tot schorsing is geldig voor de duur van één maand, overeenkomstig artikel 66, § 3.
----------
(
1)<W
2012-12-27/30, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 10-02-2013>
TITEL X. - De definitieve invrijheidstelling.
Art. 71.Indien tijdens de proeftijd geen enkele herroeping heeft plaatsgehad, wordt de veroordeelde definitief in vrijheid gesteld.
De proeftijd is gelijk aan de duur van de vrijheidsstraf die de veroordeelde nog moest ondergaan op de dag waarop de beslissing betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling [
3 of betreffende de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering]
3 uitvoerbaar is geworden. Die proeftijd kan evenwel niet korter zijn dan twee jaar.
(Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 44, § 5 is de proeftijd) ten minste vijf jaar en ten hoogste tien jaar in geval van veroordeling tot een tijdelijke criminele straf [
1 , met uitzondering van de veroordelingen tot een criminele straf van dertig jaar,]
1 of tot één of meer correctionele straffen die samen vijf jaar hoofdgevangenisstraf te boven gaan. <W 2006-12-27/33, art. 70, 002;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
De proeftijd bedraagt tien jaar in geval van veroordeling [
1 tot een [
3 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, tot een opsluiting van dertig jaar of tot een levenslange opsluiting]
3.
[
2 Het slachtoffer wordt zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel, op de hoogte gebracht van de definitieve invrijheidstelling.]
2 ----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(
2)<W
2013-12-15/05, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 170, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(NOTA : bij arrest nr. 148/2017 van 21-12-2017 (B.St. 12-01-2018, p. 1393), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 170, 2° vernietigd) TITEL XI. - De bijzondere bevoegdheden van de strafuitvoeringsrechter.
HOOFDSTUK I. - De voorlopige invrijheidstelling om medische redenen.
Art. 72. De strafuitvoeringsrechter kan aan de veroordeelde bij wie is vastgesteld dat hij zich in de terminale fase van een ongeneeslijke ziekte bevindt of bij wie is vastgesteld dat zijn detentie onverenigbaar is met zijn gezondheidstoestand, een voorlopige invrijheidstelling om medische redenen toekennen.
Art. 73. De strafuitvoeringsrechter kan een voorlopige invrijheidstelling om medische redenen aan de veroordeelde toekennen, voorzover :
1° er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan; deze tegenaanwijzingen hebben betrekking op het risico dat hij tijdens de (voorlopige invrijheidstelling om medische redenen) ernstige strafbare feiten zou plegen, op het feit dat hij geen woonst of opvang zou hebben of op het risico dat hij de slachtoffers zou lastig vallen; <W 2006-12-27/33, art. 71, 1°, 002;
Inwerkingtreding : 01-06-2008>
2° de veroordeelde (, of zijn vertegenwoordiger,) instemt met de voorwaarden die aan de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen worden verbonden, rekening houdend met de bepalingen van het 1°. <W 2006-12-27/33, art. 71, 2°, 002;
Inwerkingtreding : 01-06-2008>
Art. 74.§ 1. Een voorlopige invrijheidstelling om medische redenen kan, op schriftelijk verzoek van de veroordeelde, (of zijn vertegenwoordiger,) door de strafuitvoeringsrechter worden toegekend na een met redenen omkleed advies van de directeur. Dit advies is vergezeld van dat van de behandelende geneesheer, van de leidende ambtenaar-geneesheer van de Penitentiaire Gezondheidsdienst en, in voorkomend geval, van de door de veroordeelde gekozen geneesheer. <W 2006-12-27/33, art. 72, 002;
Inwerkingtreding : 01-06-2008>
§ 2. [
2 Het verzoek wordt ingediend bij de directeur. De directeur verzamelt onverwijld en uiterlijk binnen zeven dagen de adviezen van de in paragraaf 1 vermelde geneesheren. De griffie van de gevangenis zendt het verzoek, samen met de in paragraaf 1 bedoelde adviezen, onmiddellijk over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en aan het openbaar ministerie.]
2 Het openbaar ministerie stelt onverwijld een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechter en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde en de directeur.
§ 3. Binnen zeven dagen na de [
2 ontvangst van het dossier zoals bepaald in paragraaf 2, eerste lid]
2 neemt de strafuitvoeringsrechter een beslissing. Dit vonnis wordt binnen vierentwintig uur [
2 bij ter post aangetekende brief]
2 ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en de directeur.
Het slachtoffer wordt [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel,]
1 in kennis gesteld van de toekenning van een voorlopige invrijheidstelling om medische redenen.
§ 4. [
2 Het vonnis tot toekenning van een voorlopige invrijheidstelling om medische redenen wordt meegedeeld aan de volgende autoriteiten en instanties :
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde zich zal vestigen;
- aan de nationale gegevensbank als bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;
- in voorkomend geval, aan de directeur van het justitiehuis van het gerechtelijk arrondissement waarin de veroordeelde zijn verblijfplaats heeft.]
2 ----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 171, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 75. De strafuitvoeringsrechter verbindt aan de beslissing tot toekenning van een voorlopige invrijheidstelling om medische redenen de algemene voorwaarde dat de veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten mag plegen. In voorkomend geval bepaalt hij ook bijzondere voorwaarden rekening houdend met de bepalingen van artikel 73.
Art. 75/1. [
1 § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 20 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt is het openbaar ministerie belast met de controle op de veroordeelde. In voorkomend geval is de justitieassistent belast met de opvolging van en het toezicht op alle door de strafuitvoeringsrechter aan de veroordeelde opgelegde voorwaarden.
§ 2. Ingeval er bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, roept de justitieassistent, onmiddellijk na het uitvoerbaar worden van het vonnis, de veroordeelde op om hem alle nuttige informatie voor een goed verloop van de invrijheidstelling om medische redenen te bezorgen.
§ 3. Binnen een maand na de toekenning van de invrijheidstelling brengt de justitieassistent verslag uit over de veroordeelde aan de strafuitvoeringsrechter en verder telkens hij het nuttig acht of wanneer de strafuitvoeringsrechter hem erom verzoekt, en ten minste om de zes maanden. Dit verslag bevat alle voor de strafuitvoeringsrechter relevante informatie met betrekking tot de veroordeelde waarover de justitieassistent beschikt. Het verslag bevat ten minste een opsomming van alle aan de veroordeelde opgelegde voorwaarden alsook de mate waarin die in acht worden genomen. De justitieassistent stelt, in voorkomend geval, de maatregelen voor die hij nuttig acht.
De mededelingen tussen de strafuitvoeringsrechter en de justitieassistenten gebeuren in de vorm van verslagen, die in afschrift aan het openbaar ministerie worden overgezonden.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-02-05/11, art. 172, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 75/2. [
1 § 1. De strafuitvoeringsrechter kan, op verzoek van de veroordeelde of van het openbaar ministerie, een of meer opgelegde voorwaarden schorsen, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden, zonder evenwel deze te verscherpen of bijkomende voorwaarden op te leggen.
Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank zendt onverwijld een afschrift van dit verzoek over aan de andere partij.
§ 2. Indien zij opmerkingen hebben, delen de veroordeelde of het openbaar ministerie deze schriftelijk mee binnen zeven dagen na ontvangst van het afschrift aan de strafuitvoeringsrechter.
Indien de strafuitvoeringsrechter het nuttig acht, organiseert hij een zitting, die ten laatste een maand na de ontvangst van het in paragraaf 1 bedoelde schriftelijk verzoek moet plaatsvinden. De veroordeelde en zijn raadsman alsook het openbaar ministerie worden gehoord.
De strafuitvoeringsrechter kan beslissen eveneens andere personen te horen.
De zitting vindt plaats met gesloten deuren.
§ 3. Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het schriftelijk verzoek of, indien er een zitting heeft plaatsgevonden, binnen vijftien nadat de zaak in beraad is genomen, beslist de strafuitvoeringsrechter. Het vonnis wordt bij een ter post aangetekende brief meegedeeld aan de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie.
De wijzigingen worden eveneens meegedeeld aan de autoriteiten en instanties die overeenkomstig artikel 74, § 4, op de hoogte moeten worden gebracht.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-02-05/11, art. 173, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 76.[
2 § 1.]
2 Onverminderd artikel (79) kan de strafuitvoeringsrechter beslissen de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen te herroepen : <W 2006-12-27/33, art. 73, 002;
Inwerkingtreding : 01-06-2008>
1° [
1 wanneer bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing wordt vastgesteld dat de veroordeelde tijdens de in artikel 80 bedoelde termijn, een wanbedrijf of een misdaad, of een gelijkwaardig misdrijf dat in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek, heeft gepleegd;]
1 2° wanneer de opgelegde bijzondere voorwaarden niet worden nageleefd;
3° wanneer de medische redenen waarom een voorlopige invrijheidstelling werd toegestaan, niet meer aanwezig zijn. De strafuitvoeringsrechter kan hiertoe [
2 ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie]
2 op elk ogenblik van de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen aan een wetsgeneesheer de opdracht geven een medische expertise uit te voeren.
[
2 § 2. In de in paragraaf 1 bedoelde gevallen kan de strafuitvoeringsrechter de bij voorlopige invrijheidstelling om medische redenen opgelegde voorwaarden herzien. In dat geval kan de strafuitvoeringsrechter de opgelegde voorwaarden verscherpen of bijkomende voorwaarden opleggen. De voorlopige invrijheidstelling om medische redenen wordt evenwel herroepen indien de veroordeelde niet instemt met de nieuwe voorwaarden.]
2 ----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 70, 017; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 174, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 77. In geval van herroeping wordt de veroordeelde onmiddellijk opnieuw opgesloten.
In geval van herroeping overeenkomstig artikel 76, 1°, wordt de herroeping geacht in te zijn gegaan op de dag waarop die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd.
Art. 78.§ 1. Het openbaar ministerie kan, met het oog op een herroeping van de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen [
3 of een herziening van de voorwaarden in de in artikel 76, § 1, 1° tot 3°]
3, bedoelde gevallen, de zaak bij de strafuitvoeringsrechter aanhangig maken.
De veroordeelde wordt ten minste tien dagen voor de datum van de behandeling van het dossier [
3 bij een ter post aangetekende brief]
3 opgeroepen.
De zitting vindt plaats met gesloten deuren.
§ 2. Het dossier wordt ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of, ingeval de veroordeelde gedetineerd is, op de griffie van de gevangenis.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.
§ 3. De strafuitvoeringsrechter hoort de veroordeelde en zijn raadsman alsook het openbaar ministerie.
De strafuitvoeringsrechter kan beslissen eveneens andere personen te horen.
§ 4. Binnen vijftien dagen na de debatten beraadslaagt de strafuitvoeringsrechter over de herroeping.
[
3 Indien de strafuitvoeringsrechter beslist de opgelegde voorwaarden te verscherpen of bijkomende voorwaarden op te leggen, bepaalt hij het ogenblik waarop deze beslissing uitvoerbaar wordt.]
3 § 5. Het vonnis wordt binnen vierentwintig uur [
3 bij een ter post aangetekende brief]
3 ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en de directeur.
Het slachtoffer wordt [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel,]
1 in kennis gesteld van de herroeping.
§ 6. Het vonnis tot herroeping wordt meegedeeld aan de volgende autoriteiten en instanties :
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde zich zal vestigen;
- aan [
2 de nationale gegevensbank als bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992]
2 op het politieambt;
- in voorkomend geval, aan de directeur van het justitiehuis van het gerechtelijk arrondissement waarin de veroordeelde zijn verblijfplaats heeft.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 25, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 158, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 175, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 79.§ 1. Ingeval de veroordeelde de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig in gevaar brengt, kan de procureur des Konings van de rechtbank in het rechtsgebied waarvan de veroordeelde zich bevindt [
1 of het openbaar ministerie]
1, zijn voorlopige aanhouding bevelen. Hij deelt onmiddellijk zijn beslissing mee aan de strafuitvoeringsrechter.
§ 2. De strafuitvoeringsrechter neemt een beslissing over de voortzetting van de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen binnen de zeven werkdagen die volgen op de opsluiting van de veroordeelde.
De veroordeelde wordt via het snelst mogelijke communicatiemiddel opgeroepen.
De zitting vindt plaats met gesloten deuren.
§ 3. Het dossier wordt ten minste twee dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of, ingeval de veroordeelde gedetineerd is, op de griffie van de gevangenis.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.
§ 4. De strafuitvoeringsrechter hoort de veroordeelde en zijn raadsman alsook het openbaar ministerie.
De strafuitvoeringsrechter kan beslissen eveneens andere personen te horen.
[
1 Artikel 78, §§ 5 en 6, zijn]
1 van toepassing.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 176, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 80.Indien er geen herroeping van de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen heeft plaatsgevonden, wordt de veroordeelde definitief in vrijheid gesteld na het verstrijken van het op het ogenblik van de voorlopige invrijheidstelling nog resterende gedeelte van de vrijheidsstraffen [
1 met een maximum van tien jaar]
1. In geval van een veroordeling tot een levenslange vrijheidsstraf wordt het op het ogenblik van de voorlopige invrijheidstelling nog resterende gedeelte van de vrijheidsstraf geacht tien jaar te zijn.
(De verjaring van de straf loopt niet tijdens de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen.) <W 2006-12-27/33, art. 74, 002;
Inwerkingtreding : 01-06-2008>
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 177, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
HOOFDSTUK II. - De samenloop van misdrijven.
Art. 81. De strafuitvoeringsrechter kan, indien een in kracht van gewijsde gegaan veroordelend vonnis of arrest geen rekening heeft gehouden met een bestaande situatie van samenloop, de strafmaat herberekenen met toepassing van de artikelen 58 tot 64 van het Strafwetboek.
Art. 82. De zaak wordt bij de strafuitvoeringsrechter aanhangig gemaakt bij schriftelijk verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie.
Het verzoek wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of, ingeval de veroordeelde gedetineerd is, op de griffie van de gevangenis.
De griffie van de gevangenis zendt het verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
Art. 83.§ 1. De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechter na het indienen van de vordering van het openbaar ministerie of het indienen van het schriftelijk verzoek van de veroordeelde.
De veroordeelde wordt [
1 bij een ter post aangetekende brief]
1 in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting.
§ 2. Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
De veroordeelde kan tevens, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier bekomen.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 178, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 84. De strafuitvoeringsrechter hoort de veroordeelde en zijn raadsman alsook het openbaar ministerie.
De zitting is openbaar, behalve indien de veroordeelde gedetineerd is.
Art. 85. De strafuitvoeringsrechter beslist binnen zeven dagen nadat de zaak in beraad is genomen.
Art. 86.De beslissing wordt binnen vierentwintig uur [
1 bij een ter post aangetekende brief]
1 ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en, indien de veroordeelde gedetineerd is, van de directeur.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 179, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
HOOFDSTUK III. - De vervanging van de door de strafrechter uitgesproken vrijheidsstraf door een werkstraf.
Art. 87. § 1. De strafuitvoeringsrechter kan beslissen een in kracht van gewijsde gegane veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan het uitvoerbaar gedeelte één jaar of minder bedraagt te vervangen door een werkstraf ingeval er nieuwe elementen zijn die de sociale, familiale of professionele situatie van de veroordeelde in belangrijke mate hebben gewijzigd sedert het ogenblik waarop de vrijheidsstraf werd uitgesproken.
§ 2. De bepalingen van dit Hoofdstuk zijn niet van toepassing op veroordelingen op grond van de artikelen :
- (347bis) van het Strafwetboek; <W 2006-12-27/33, art. 75, 002;
Inwerkingtreding : 01-06-2008>
- 375 tot 377 van het Strafwetboek;
- 379 tot 387 van het Strafwetboek, indien de feiten zijn gepleegd op of met behulp van minderjarigen;
- 393 tot 397 van het Strafwetboek;
- 475 van het Strafwetboek.
Art. 88. § 1. Over de vervanging van de vrijheidsstraf door een werkstraf wordt door de strafuitvoeringsrechter beslist op verzoek van de veroordeelde.
§ 2. Het verzoek wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de gevangenis ingeval de veroordeelde gedetineerd is.
De griffie van de gevangenis zendt het verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift ervan aan de directeur.
§ 3. Binnen een maand na de ontvangst van het verzoek door de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechter en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde.
§ 4. Het openbaar ministerie kan de Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag of een maatschappelijke enquête uit te voeren. De inhoud van dit beknopt voorlichtingsverslag en deze maatschappelijke enquête wordt door de Koning bepaald.
Art. 89.§ 1. De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechter na het verzenden van het advies van het openbaar ministerie en ten laatste twee maanden na de indiening van het verzoek.
[
1 De dag, het uur en de plaats van de zitting worden bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de veroordeelde en het slachtoffer en, ingeval de veroordeelde gedetineerd is, schriftelijk ter kennis gebracht van de directeur.]
1 § 2. Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of, indien de veroordeelde gedetineerd is, op de griffie van de gevangenis waar de veroordeelde zijn straf ondergaat.
De veroordeelde kan tevens, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 180, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 90.§ 1. De strafuitvoeringsrechter hoort de veroordeelde en zijn raadsman, het openbaar ministerie en de directeur ingeval de veroordeelde gedetineerd is.
Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd. [
1 Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.]
1 Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.
De strafuitvoeringsrechter kan beslissen eveneens andere personen te horen.
§ 2. De strafuitvoeringsrechter kan tevens de Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 26, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 91. De zitting is openbaar, behalve indien de veroordeelde gedetineerd is.
Art. 92. De strafuitvoeringsrechter kan de behandeling van de zaak éénmaal uitstellen tot een latere zitting, zonder dat die zitting meer dan twee maanden later mag plaatsvinden.
Art. 93. De strafuitvoeringsrechter beslist binnen zeven dagen nadat de zaak in beraad is genomen.
Art. 94. § 1. De strafuitvoeringsrechter bepaalt de duur van de werkstraf, binnen de grenzen van de aard van het misdrijf waarvoor de veroordeelde werd veroordeeld.
De duur bedraagt minstens vijfenveertig uren en ten hoogste driehonderd uren.
Ingeval de veroordeelde gedetineerd is, houdt de strafuitvoeringsrechter rekening met het gedeelte van de vrijheidsstraf dat reeds is ondergaan.
§ 2. De strafuitvoeringsrechter bepaalt dat de door de strafrechter uitgesproken vrijheidsstraf ten uitvoer zal worden gelegd ingeval de werkstraf niet wordt uitgevoerd. Er wordt rekening gehouden met de werkstraf die reeds door de veroordeelde werd uitgevoerd.
§ 3. De strafuitvoeringsrechter kan aanwijzingen geven omtrent de concrete invulling van de werkstraf.
§ 4. De artikelen 37ter, § 2, tweede lid, 37quater en 37 quinquies van het Strafwetboek zijn van toepassing.
Art. 95.De beslissing wordt binnen vierentwintig uur [
2 bij een ter post aangetekende brief]
2 ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie.
Het slachtoffer wordt [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel,]
1 op de hoogte gebracht van de beslissing.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 27, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 181, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
HOOFDSTUK IV. [
1 De vermindering van de duur van de door de rechter uitgesproken ontzetting van het recht in een bepaalde aangewezen zone te wonen, te verblijven of er zich te vertonen]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-12-14/53, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
Art. 95/1.[
1 § 1. Onverminderd de artikelen 28, § 3, en 47, § 3, kan de strafuitvoeringsrechter beslissen een in kracht van gewijsde gegane veroordeling tot ontzetting van het in artikel 382bis, eerste lid, 4°, van het Strafwetboek bedoelde recht te wijzigen door de duur van de ontzetting te verminderen, de nadere regels of de voorwaarden van de ontzetting aan te passen, de ontzetting op te schorten of te beëindigen.
§ 2. De in de artikelen 82 tot 86 bedoelde procedure is van toepassing, met dien verstande evenwel dat de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank onverwijld een afschrift van het schriftelijk verzoek of de vordering overzendt aan het slachtoffer, de zitting plaatsvindt met gesloten deuren en de strafuitvoeringsrechter het slachtoffer eveneens hoort. [
2 Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.]
2 § 3. De strafuitvoeringsrechter kan de veroordeelde aan geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden onderwerpen indien deze absoluut noodzakelijk zijn in het belang van het slachtoffer. [
2 Het slachtoffer wordt zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel, in kennis gesteld van de beslissing en, in voorkomend geval, van de voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd.]
2 § 4. Het openbaar ministerie kan, met het oog op de herroeping van de vermindering of opschorting van de ontzetting, de zaak bij de strafuitvoeringsrechter aanhangig maken, wanneer de opgelegde bijzondere voorwaarden niet worden nageleefd. De in § 2 bedoelde procedure is van toepassing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-12-14/53, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
(
2)<W
2013-12-15/05, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
TITEL XIbis. - Bijzondere bevoegdheden van de strafuitvoeringsrechtbank <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
HOOFDSTUK I. - De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Afdeling 1. - Algemeen <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 95/2.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank die overeenkomstig de artikelen 34bis tot en met 34quater van het Strafwetboek ten aanzien van de veroordeelde is uitgesproken, neemt een aanvang bij het verstrijken van de [
1 ...]
1 hoofdstraf.
§ 2. De strafuitvoeringsrechtbank beslist voorafgaand aan het verstrijken van de [
1 ...]
1 hoofdstraf, overeenkomstig de procedure bepaald in afdeling 2, hetzij tot vrijheidsbeneming, hetzij tot invrijheidstelling onder toezicht van de terbeschikkinggestelde veroordeelde.
Na het in het eerste lid bedoelde onderzoek door de strafuitvoeringsrechtbank, wordt de veroordeelde aan wie een voorwaardelijke invrijheidstelling was verleend op het einde van zijn [
1 proeftermijn]
1 in vrijheid onder toezicht gesteld, in voorkomend geval met voorwaarden zoals bedoeld in § 2 van artikel 95/7.
§ 3. De ter beschikking gestelde veroordeelde wordt van zijn vrijheid benomen indien in zijn hoofde een risico op het plegen van ernstige strafbare feiten, die de fysieke of psychische integriteit van derden aantasten, bestaat dat in geval van een invrijheidstelling onder toezicht niet kan worden ondervangen door het opleggen van bijzondere voorwaarden.
----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 34, 017; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
Afdeling 2. - Uitvoeringsprocedure van de terbeschikkingstelling <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 95/3.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. De directeur, indien de veroordeelde gedetineerd is, brengt uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de [
1 ...]
1 hoofdstraf een advies uit.
§ 2. Het advies van de directeur omvat een gemotiveerd advies tot vrijheidsbeneming of invrijheidstelling onder toezicht. In voorkomend geval vermeldt hij de bijzondere voorwaarden die hij nodig acht op te leggen aan de veroordeelde.
Artikel 31, §§ 1, 2 en 4, is van toepassing.
Indien de veroordeelde een straf ondergaat voor feiten bedoeld in [
2 de [
3 artikelen 371/1 tot]
3 378 van het Strafwetboek, of voor feiten bedoeld in de artikelen 379 tot 387 van hetzelfde Wetboek indien ze gepleegd werden op minderjarigen of met hun deelneming]
2, moet het advies worden ingediend samen met een met redenen omkleed advies van een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten. Dit advies omvat een beoordeling van de noodzaak om een behandeling op te leggen.
----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 35, 017; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 182, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
3)<W
2016-02-01/09, art. 25, 021; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/4.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Binnen een maand na de ontvangst van het advies van de directeur of, indien de veroordeelde niet gedetineerd is, uiterlijk vier maanden voorafgaand aan zijn definitieve invrijheidstelling bepaald in de artikelen 44, § 5, 71 en 80 of uiterlijk één maand nadat de veroordeelde wiens proeftermijn ingevolge de overeenkomstig artikel 47, § 2, verleende voorlopige invrijheidstelling verstreken is op het grondgebied is teruggekeerd, [
1 of uiterlijk vier maanden voorafgaand aan het einde van de termijn van uitstel als bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie]
1 stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechtbank. Het openbaar ministerie deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde en de directeur.
----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 36, 017; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
Art. 95/5.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechtbank na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. Deze zitting moet plaatsvinden uiterlijk twee maanden vóór het verstrijken van de [
1 ...]
1 hoofdstraf. Ingeval het advies van het openbaar ministerie niet wordt toegezonden binnen de bij 95/4 bepaalde termijn, dient het openbaar ministerie zijn advies schriftelijk uit te brengen voor of tijdens de zitting.
§ 2. [
2 De dag, het uur en de plaats van de zitting wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de veroordeelde en het slachtoffer en, indien de veroordeelde gedetineerd is, schriftelijk ter kennis gebracht van de directeur.]
2 Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank, of, indien de veroordeelde gedetineerd is, op de griffie van de gevangenis waar de veroordeelde zijn straf ondergaat.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.
----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 37, 017; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 183, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/6.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> De strafuitvoeringsrechtbank hoort de veroordeelde en zijn raadsman, het openbaar ministerie en, indien de veroordeelde gedetineerd is, de directeur.
Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd. [
1 Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.]
1 Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.
De strafuitvoeringsrechtbank kan beslissen eveneens andere personen te horen.
Behoudens in de gevallen dat de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de nationale veiligheid, is de zitting openbaar indien de veroordeelde hierom verzoekt.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 29, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 95/7.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. De strafuitvoeringsrechtbank beslist binnen veertien dagen nadat de zaak in beraad is genomen.
§ 2. Indien de strafuitvoeringsrechtbank de invrijheidstelling onder toezicht toekent, bepaalt zij dat de ter beschikking gestelde veroordeelde wordt onderworpen aan de algemene voorwaarden zoals bepaald door artikel 55.
De strafuitvoeringsrechtbank kan de ter beschikking gestelde veroordeelde onderwerpen aan geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden die het risico van het plegen van ernstige strafbare feiten, die de fysieke of psychische integriteit van personen kunnen aantasten, ondervangen of die noodzakelijk blijken in het belang van de slachtoffers.
Indien de veroordeelde ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank is gesteld voor één van de feiten bedoeld in de [
2 artikelen 371/1, 372]
2, 373, tweede en derde lid, 375, 376, tweede en derde lid, 377, eerste, tweede, vierde en zesde lid van het Strafwetboek, kan de strafuitvoeringsrechtbank aan de toekenning van de invrijheidstelling onder toezicht de voorwaarde verbinden van het volgen van een begeleiding of behandeling bij een dienst die in de begeleiding of de behandeling van seksuele delinquenten is gespecialiseerd. De strafuitvoeringsrechtbank bepaalt de termijn gedurende dewelke de veroordeelde deze begeleiding of behandeling moet volgen.
§ 3. Het vonnis wordt binnen vierentwintig uur bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en, indien de veroordeelde gedetineerd is, van de directeur.
Het slachtoffer wordt [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel,]
1 op de hoogte gebracht van de beslissing en, ingeval van een invrijheidstelling onder toezicht, van de voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd.
§ 4. Het vonnis tot toekenning van de invrijheidstelling onder toezicht wordt meegedeeld aan de volgende autoriteiten en instanties :
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde zich zal vestigen;
- aan [
3 de nationale gegevensbank als bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992]
3 op het politieambt;
- in voorkomend geval, aan de directeur van het justitiehuis van het gerechtelijk arrondissement waarin de veroordeelde zijn verblijfsplaats heeft;
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 30, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-01/09, art. 26, 021; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 158, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/8.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Het vonnis wordt uitvoerbaar op de dag dat de veroordeelde zijn [
1 ...]
1 hoofdstraf heeft ondergaan of, in geval van vervroegde invrijheidstelling, op de dag dat de veroordeelde overeenkomstig de artikelen 44, § 5, 71 of 80 definitief in vrijheid wordt gesteld [
1 of, indien de hoofdstraf met uitstel uitgesproken werd, op het einde van de termijn van uitstel zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie]
1.
[
1 Het vonnis tot vrijheidsbeneming is uitvoerbaar bij voorraad.]
1 ----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 38, 017; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
Art. 95/9. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Indien zich, nadat de beslissing tot toekenning van de invrijheidstelling onder toezicht is genomen, maar voor de uitvoering ervan, een situatie voordoet die onverenigbaar is met de voorwaarden die in deze beslissing zijn bepaald, kan de strafuitvoeringsrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie, een nieuwe beslissing nemen, met inbegrip van de intrekking van de invrijheidstelling onder toezicht.
Artikel 61, §§ 2 tot 4, is van toepassing.
Afdeling 3. - Het verloop van de vrijheidsbeneming <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Onderafdeling 1. - Algemeen<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 95/10. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Bij de aanvang van de vrijheidsbeneming licht de directeur de veroordeelde schriftelijk in over de mogelijkheden tot toekenning van de in deze afdeling bedoelde strafuitvoeringsmodaliteiten.
Onderafdeling 2. - Uitgaansvergunning en penitentiair verlof<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 95/11.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. De strafuitvoeringsrechtbank kan tijdens deze periode van vrijheidsbeneming een uitgaansvergunning, zoals bedoeld in artikel 4, §§ 1 en 2, of een penitentiair verlof, zoals bedoeld in artikel 6, toekennen op verzoek van de terbeschikkinggestelde.
Ingeval zulks nodig is, kan de strafuitvoeringsrechtbank tevens uitgaansvergunningen toekennen om de sociale re-integratie van de ter beschikking gestelde veroordeelde voor te bereiden. De uitgaansvergunningen kunnen met een bepaalde periodiciteit worden toegekend.
De uitgaansvergunning of het penitentiair verlof wordt toegekend op voorwaarde dat er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan waaraan men niet tegemoet kan komen door het opleggen van bijzondere voorwaarden die door de terbeschikkinggestelde worden aanvaard; deze tegenaanwijzingen hebben betrekking op het gevaar dat de veroordeelde zich aan de uitvoering van zijn straf zou onttrekken, op het risico dat hij tijdens de uitgaansvergunning of het penitentiair verlof ernstige strafbare feiten zou plegen of op het risico dat hij de slachtoffers zou [
1 lastig vallen]
1.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 144, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/12.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de gevangenis die het verzoek binnen vierentwintig uur aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank overzendt en een afschrift bezorgt aan de directeur.
§ 2. Ingeval het een verzoek om een penitentiair verlof betreft, stelt de directeur binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek zijn met redenen omkleed advies op.
De directeur kan de Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie opdragen een beknopt voorlichtingsrapport op te stellen of een maatschappelijke enquête te houden in het door de veroordeelde voor het penitentiair verlof voorgestelde opvangmilieu.
Ingeval het een verzoek om uitgaansvergunning betreft, stelt de directeur onverwijld zijn met redenen omkleed advies op.
[
1 Artikel 31 is van toepassing.]
1 Het met redenen omkleed advies, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt overgezonden aan de strafuitvoeringsrechtbank en omvat, in voorkomend geval, een voorstel van bijzondere voorwaarden die de directeur nodig acht op te leggen. Een afschrift van het advies wordt meegedeeld aan de veroordeelde en aan het openbaar ministerie.
§ 3. Indien het advies van de directeur niet wordt meegedeeld binnen de in § 2 bepaalde termijn, kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg op schriftelijk verzoek van de ter beschikking gestelde veroordeelde, de minister op straffe van een dwangsom veroordelen tot het uitbrengen van zijn advies, via de directeur, binnen de termijn voorzien door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en om aan de veroordeelde een afschrift van dit advies ter kennis te brengen.
De voorzitter doet uitspraak na de ter beschikking gestelde veroordeelde en de minister of zijn gemachtigde te hebben gehoord, op advies van het openbaar ministerie, binnen vijf dagen na ontvangst van het verzoek.
Tegen deze beslissing staat geen enkel rechtsmiddel open.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 184, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/13. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. Binnen zeven dagen na de ontvangst van het advies van de directeur, stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechtbank en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde en de directeur.
§ 2. Indien de strafuitvoeringsrechtbank het nuttig acht om te kunnen oordelen over het verzoek om een uitgaansvergunning of penitentiaire verlof, of op verzoek van de ter beschikking gestelde veroordeelde, kan hij een zitting organiseren. Deze zitting moet plaatsvinden ten laatste één maand na de ontvangst van het advies van de directeur.
Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de gevangenis waar de veroordeelde zijn straf ondergaat.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.
§ 3. De ter beschikking gestelde veroordeelde, zijn raadsman, de directeur en het openbaar ministerie worden gehoord.
De strafuitvoeringsrechtbank kan beslissen eveneens andere personen te horen.
Behoudens in de gevallen dat de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de nationale veiligheid, is de zitting openbaar indien de veroordeelde hierom verzoekt.
Art. 95/14.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1 Binnen veertien dagen na de ontvangst van het advies van de directeur of, indien er een zitting heeft plaatsgevonden, binnen vijftien dagen nadat de zaak in beraad is genomen, beslist de strafuitvoeringsrechtbank.
§ 2. De strafuitvoeringsrechtbank verbindt aan de beslissing tot toekenning de algemene voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde geen nieuwe strafbare feiten mag plegen. In voorkomend geval bepaalt zij de bijzondere voorwaarden, rekening houdend met de bepalingen van artikel 95/11, § 1, derde lid.
§ 3. De beslissing tot toekenning van een uitgaansvergunning bepaalt de duur ervan, die niet meer dan zestien uur mag bedragen.
Behoudens andersluidende beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank wordt de beslissing tot toekenning van penitentiair verlof geacht van rechtswege elk kwartaal te worden hernieuwd.
De directeur beslist, na overleg met de terbeschikkinggestelde, over de verdeling van het toegestane verlof voor elk trimester.
§ 4. Het vonnis wordt binnen vierentwintig uur bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en van de directeur. Het slachtoffer wordt [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel,]
1 op de hoogte gebracht van de toekenning van een eerste penitentiair verlof en, in voorkomend geval, van de voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd.
§ 5. Het vonnis tot toekenning van een uitgaansvergunning of een penitentiair verlof wordt meegedeeld aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde zal verblijven en aan [
2 de nationale gegevensbank als bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992]
2 op het politieambt.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 31, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 158, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/15. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Indien het penitentiair verlof of de uitgaansvergunning wordt geweigerd, kan de terbeschikkinggestelde een nieuwe aanvraag indienen ten vroegste drie maanden na de datum van deze beslissing.
Deze termijn om een nieuwe aanvraag in te dienen kan worden verkort op gemotiveerd advies van de directeur.
Art. 95/16.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. Het openbaar ministerie kan, met het oog op de herroeping, schorsing of herziening van de beslissing tot toekenning van het penitentiair verlof of de uitgaansvergunning met periodiciteit, de zaak aanhangig maken bij de strafuitvoeringsrechtbank indien de voorwaarden van de beslissing tot toekenning niet worden nageleefd of indien de veroordeelde de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig in gevaar brengt.
§ 2. In geval van schorsing is [
3 artikel 66, §§ 2 en 3,]
3 van toepassing.
§ 3. In geval van herziening kan de strafuitvoeringsrechtbank de opgelegde voorwaarden verscherpen of bijkomende voorwaarden opleggen. De beslissing tot toekenning van het penitentiair verlof of de uitgaansvergunning wordt evenwel herroepen, indien de veroordeelde niet instemt met de nieuwe voorwaarden.
Indien de strafuitvoeringsrechtbank beslist de opgelegde voorwaarden te verscherpen of bijkomende voorwaarden op te leggen, bepaalt hij het ogenblik waarop deze beslissing uitvoerbaar wordt.
§ 4. Artikel 68, § 1, leden 1 tot 3, § 2, eerste en tweede lid, § 3, eerste tot vierde lid, en § 4, is van toepassing.
§ 5. Het vonnis wordt binnen vierentwintig uur [
3 bij een ter post aangetekende brief]
3 ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en van de directeur.
Ingeval het een vonnis betreft tot herroeping of schorsing van een penitentiair verlof of in geval van herziening van de in zijn belang gewijzigde voorwaarden, wordt het slachtoffer [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig, uur via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel,]
1 op de hoogte gebracht van de beslissing.
Het vonnis tot herroeping, schorsing of herziening wordt meegedeeld aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde verblijft en aan [
2 de nationale gegevensbank als bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992]
2 op het politieambt.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 32, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 158, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 185, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/17. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. In de in artikel 95/16 bedoelde gevallen waarin herroeping van het penitentiair verlof of van de uitgaansvergunning mogelijk is, kan de procureur des Konings van de rechtbank in het rechtsgebied waarvan de ter beschikking gestelde veroordeelde zich bevindt, zijn voorlopige aanhouding bevelen, onder verplichting de bevoegde strafuitvoeringsrechtbank daarvan onmiddellijk in kennis te stellen.
§ 2. De bevoegde strafuitvoeringsrechtbank beslist binnen zeven werkdagen na de opsluiting van de ter beschikking gestelde veroordeelde over de schorsing van het penitentiair verlof of van de uitgaansvergunning. Dit vonnis wordt binnen vierentwintig uur schriftelijk meegedeeld aan de ter beschikking gestelde veroordeelde, aan het openbaar ministerie en aan de directeur.
De beslissing tot schorsing is geldig voor de duur van één maand, overeenkomstig artikel 66, § 3.
Onderafdeling 3. - Beperkte detentie en elektronisch toezicht <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 95/18.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. De strafuitvoeringsrechtbank kan tijdens deze periode van vrijheidsbeneming een beperkte detentie, zoals bedoeld in artikel 21, of een elektronisch toezicht, zoals bedoeld in artikel 22, toekennen aan de ter beschikkinggestelde.
De artikelen 47, § 1, en 48 zijn van toepassing.
§ 2. De toekenningsprocedure verloopt overeenkomstig de artikelen 37, 49, 51, 52 en 53, eerste tot vierde lid.
Behoudens in de gevallen dat de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de nationale veiligheid, is de zitting openbaar indien de ter beschikking gestelde veroordeelde hierom verzoekt.
De strafuitvoeringsrechtbank beslist overeenkomstig artikel [
1 54, § 1]
1.
Ingeval de strafuitvoeringsrechtbank de beperkte detentie of het elektronisch toezicht niet toekent, bepaalt zij in haar vonnis de datum waarop de terbeschikkinggestelde een nieuw verzoek kan indienen. Deze termijn mag niet langer zijn dan zes maanden te rekenen van het vonnis.
De artikelen 55, 56 en 58 zijn van toepassing op de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank.
Het vonnis tot toekenning van een beperkte detentie of een elektronisch toezicht wordt uitvoerbaar de dag dat het in kracht van gewijsde is gegaan. De strafuitvoeringsrechtbank kan evenwel een latere datum bepalen waarop het vonnis uitvoerbaar wordt.
----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
Art. 95/19. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Indien zich, nadat de beslissing tot toekenning van een beperkte detentie of een elektronisch toezicht is genomen, maar voor de uitvoering ervan, een situatie voordoet die onverenigbaar is met de voorwaarden die in deze beslissing zijn bepaald, kan de strafuitvoeringsrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie, een nieuwe beslissing nemen, met inbegrip van de intrekking van de beperkte detentie of van het elektronisch toezicht.
Artikel 61, §§ 2 tot 4, is van toepassing.
Art. 95/20.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> De artikelen 62 en 63 zijn van toepassing voor de opvolging en de controle van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht.
Titel VIII [
1 en titel IX zijn ]
1 van toepassing.
----------
(
1)<W
2012-12-27/30, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 10-02-2013>
Afdeling 4. - Ambtshalve jaarlijkse controle door de strafuitvoeringsrechtbank <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 95/21.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> De strafuitvoeringsrechtbank onderzoekt na één jaar vrijheidsbeneming, die uitsluitend gesteund is op de beslissing ingevolge de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, ambtshalve de mogelijkheid van het toekennen van een invrijheidstelling onder toezicht. [
1 De vrijheidsbeneming van de ter beschikking gestelde veroordeelde wordt gehandhaafd indien in zijn hoofde een risico op het plegen van ernstige strafbare feiten, die de fysieke of psychische integriteit van derden aantasten, bestaat dat in geval van een invrijheidstelling onder toezicht niet kan worden ondervangen door het opleggen van bijzondere voorwaarden.]
1 Vier maanden voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde termijn brengt de directeur een advies uit. Artikel 95/3, § 2, is van toepassing.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 186, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/22. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Binnen een maand na de ontvangst van het advies van de directeur stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechtbank en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde en de directeur.
Art. 95/23.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechtbank na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. Deze zitting moet plaatsvinden uiterlijk twee maanden voor het einde van de termijn bepaald in artikel 95/21.
Ingeval het advies van het openbaar ministerie niet wordt toegezonden binnen de bij 95/22 bepaalde termijn, dient het openbaar ministerie zijn advies schriftelijk uit te brengen voor of tijdens de zitting.
[
1 De dag, het uur en de plaats van de zitting wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de veroordeelde en het slachtoffer en schriftelijk ter kennis gebracht van de directeur.]
1 § 3. Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de gevangenis waar de veroordeelde zijn straf ondergaat.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.
De artikelen 95/6 en 95/7 zijn van toepassing.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 187, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/24.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. [
1 Onverminderd]
1 van de toepassing van artikel 95/2, § 2, tweede lid, wordt het vonnis tot toekenning van een invrijheidstelling onder toezicht uitvoerbaar vanaf de dag dat het in kracht van gewijsde is gegaan en ten vroegste op het einde van de termijn bepaald in artikel 95/21.
De strafuitvoeringsrechtbank kan evenwel een latere datum bepalen waarop het vonnis uitvoerbaar wordt.
§ 2. Indien zich, nadat de beslissing tot toekenning van de invrijheidstelling onder toezicht is genomen, maar voor de uitvoering ervan, een situatie voordoet die onverenigbaar is met de voorwaarden die in deze beslissing zijn bepaald, kan de strafuitvoeringsrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie, een nieuwe beslissing nemen, met inbegrip van de intrekking van de invrijheidstelling onder toezicht.
Artikel 61, §§ 2 tot 4, is van toepassing.
----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 188, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/25. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Indien de strafuitvoeringsrechtbank de invrijheidstelling onder toezicht niet toekent, bepaalt zij in haar vonnis de datum waarop de directeur een nieuw advies moet uitbrengen.
Deze termijn mag niet langer zijn dan één jaar te rekenen van het vonnis.
Afdeling 5. - Het verloop van de invrijheidstelling onder toezicht<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 95/26. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> De opvolging en de controle van de ter beschikking gestelde veroordeelde tijdens de invrijheidstelling onder toezicht gebeurt overeenkomstig de artikelen 62 en 63.
Art. 95/27.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. Het openbaar ministerie kan, met het oog op de [
2 herroeping, schorsing of herziening]
2 van de invrijheidstelling onder toezicht, de zaak bij de strafuitvoeringsrechtbank aanhangig maken in de volgende gevallen :
1° [
1 wanneer bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing wordt vastgesteld dat de ter beschikking gestelde veroordeelde tijdens de in artikel 95/28 bedoelde termijn, een wanbedrijf of een misdaad, of een gelijkwaardig misdrijf dat in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek, heeft gepleegd;]
1 2° in de gevallen bedoeld in artikel 64, 2°, 3°, 4° en 5°.
§ 2. In geval van herroeping wordt de veroordeelde onmiddellijk opnieuw opgesloten.
In geval van herroeping overeenkomstig § 1, 1°, wordt de herroeping geacht in te zijn gegaan op de dag waarop die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd.
§ 3. [
2 De artikelen 68, §§ 1 tot 4, en 70 zijn van toepassing.]
2.
----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 71, 017; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 189, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 95/28. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 95/29 wordt de ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank gestelde definitief in vrijheid gesteld na het verstrijken van de bij de rechter vastgestelde termijn voor de terbeschikkingstelling overeenkomstig de artikelen 34bis tot en met 34quater van het Strafwetboek.
Afdeling 6. - Ontheffing van de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 95/29. <Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. De onder toezicht in vrijheid gestelde veroordeelden kunnen de strafuitvoeringsrechtbank verzoeken om een einde te stellen aan de periode van de ter beschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank.
Dit schriftelijk verzoek mag ingediend worden twee jaar nadat de invrijheidstelling onder toezicht is toegekend geweest en vervolgens om de twee jaar.
Het schriftelijk verzoek wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
§ 2. Binnen een maand na de indiening van het verzoek wint het openbaar ministerie alle nuttige inlichtingen in, stelt een met redenen omkleed advies op en zendt dit alles over aan de strafuitvoeringsrechtbank. Een afschrift van het advies wordt aan de veroordeelde meegedeeld.
Art. 95/30.<Ingevoegd bij W
2007-04-26/89, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-01-2012> § 1. De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechtbank na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. Deze zitting moet plaatsvinden uiterlijk twee maanden na de indiening van het schriftelijk verzoek.
[
3 De dag, het uur en de plaats van de zitting worden bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de veroordeelde en het slachtoffer en schriftelijk ter kennis gebracht van de directeur.]
3 § 2. Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.
§ 3. De strafuitvoeringsrechtbank hoort de veroordeelde en zijn raadsman en het openbaar ministerie.
§ 4. Behoudens in de gevallen dat de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de nationale veiligheid, is de zitting openbaar indien de veroordeelde hierom verzoekt.
§ 5. De strafuitvoeringsrechtbank beslist binnen veertien dagen nadat de zaak in beraad is genomen.
Zij kent de ontheffing van de terbeschikkingstelling toe indien redelijkerwijze niet te vrezen valt dat de veroordeelde nieuwe strafbare feiten zal plegen.
§ 6. Het vonnis wordt binnen vierentwintig uur [
3 bij een ter post aangetekende brief]
3 ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie.
Het slachtoffer wordt [
1 zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel,]
1 op de hoogte gebracht van de beslissing.
Het vonnis tot ontheffing van de terbeschikkingstelling wordt meegedeeld aan de volgende autoriteiten en instanties :
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde was gevestigd;
- aan [
2 de nationale gegevensbank als bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992]
2 op het politieambt;
- aan de directeur van het justitiehuis van het gerechtelijk arrondissement dat met de begeleiding was belast.
----------
(
1)<W
2013-12-15/05, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 158, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 190, 022; Inwerkingtreding : 29-02-2016>