De strafvordering voor het misdrijf verjaart na een termijn van VIJF jaar na de feiten
- deze termijn kan gestuit worden door daden van onderzoek (bv.: een kantschrift van het parket, het opstellen van een proces-verbaal door een bevoegd persoon, ...) of door daden van vervolging (bv.: dagvaarding voor het strafgerecht).Als een verjaring wordt gestuit door een bepaalde oorzaak, betekent dat dat de wettelijk voorziene termijn voor de verjaring helemaal van nul af opnieuw begint te lopen.
- de stuiting kan enkel gebeuren binnen de initiële termijn van vijf jaar
- door de stuiting begint een nieuwe termijn van vijf jaar te lopen.
Opgelet bij minderjarige slachtoffers:
Door de wet van 14 november 2019 en de reparatiewet van 5 december 2019 (in werking getreden op 30 december 2019), zijn ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen onverjaarbaar. Het betreft onder meer voyeurisme, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, online grooming, organisatie en exploitatie van prostitutie, kinderpornografie, genitale verminking en mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting. Deze wetwijziging heeft evenwel niets veranderd aan de huidige verjaringstermijnen van seksuele misdrijven op meerderjarigen (zie Driek Deferme en Henry Otgaar, Onverjaarbaarheid ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen: tijd voor onafhankelijke commissie, De juristenkrant, 4 december 2019, p. 11).
Uittreksel uit het strafwetboek:
Art. 21.[1 [5 ...]5 behoudens de overige bij de wet bepaalde uitzonderingen, verjaart de strafvordering, te rekenen van de dag waarop het misdrijf is gepleegd :
1° door verloop van twintig jaren voor :
- een misdaad die strafbaar is met levenslange opsluiting, of
- een van de misdaden omschreven in de artikelen 102, tweede lid, 122, derde punt, 138, § 1, eerste lid, 9°, [5 ...]5 393 of 417ter, derde lid, van het Strafwetboek, 30, § 2, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der Luchtvaart, 34, 35, 68, derde lid, 69, tweede en derde lid, van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisscherij of 4, § 3, derde lid, van de wet van 30 december 2009 betreffende de strijd tegen piraterij op zee, ingeval het is gepleegd op een persoon van minder dan achttien jaar;
2° [6 door verloop van vijftien jaren voor een van de misdaden bedoeld in 1°, tweede streepje, of in artikel 376, eerste lid, van het Strafwetboek, ingeval die is gepleegd op een persoon van minstens achttien jaar;]6
3° door verloop van tien jaren voor een andere misdaad;
4° door verloop van vijf jaren voor een ander wanbedrijf;
5° door verloop van een jaar voor een wanbedrijf dat in een overtreding wordt omgezet;
6° door verloop van zes maanden voor een andere overtreding.
Nochtans blijven de verjaringstermijnen van de strafvordering die worden bepaald in het eerste lid, 1° en 2°, alsook voor de misdaden die strafbaar zijn met opsluiting van meer dan twintig jaar, ongewijzigd indien de straf wordt verminderd of gewijzigd wegens verzachtende omstandigheden.]1
----------
(1)<W 2016-02-05/11, art. 59, 038; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(2)<W 2016-02-01/09, art. 16, 039; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(3)<W 2016-05-31/02, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 18-06-2016>
(4)<W 2018-07-11/02, art. 9, 045; Inwerkingtreding : 28-07-2018>
(5)<W 2019-11-14/10, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 30-12-2019>
(6)<W 2019-12-05/13, art. 2, 050; Inwerkingtreding : 30-12-2019>
Art. 21bis.[1 De strafvordering verjaart niet in de gevallen bedoeld:
1° in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater van het Strafwetboek;
2° in de artikelen 371/1 tot 377, 377quater, 379, 380, 383bis, § 1, 409 en 433quinquies, § 1, eerste lid, 1°, van het Strafwetboek, en de poging om dat laatste misdrijf te plegen, ingeval het is gepleegd op een persoon van minder dan achttien jaar.]1
----------
(1)<W 2019-11-14/10, art. 3, 049; Inwerkingtreding : 30-12-2019>
De onverjaarbaarheid van seksuele misdrijven tegen minderjarigen lijkt geïnspireerd op de idee van de verdringing van de herinnering. Deze theorie wankelt en is zeer omstreden zo niet mythe. Het geheugen werkt niet als een videoband of als een harde schijf waarin herinneringen worden opgeslagen en die van daar kunnen worden opgeroepen of onderdrukt. Zij zijn vastgelegd in verbindingen die wanneer deze verbinding geactiveerd wordt, verwerkt wordt met nieuwe informatie tot een nieuw narratief. Negatieve ervaringen en trauma's worden juist het minst vergeten. Wanneer een onderzoeker, een therapeut of een omgeving een trauma suggereert of in vraag stelt, verwerken de hersenen dit tot een narratief, dat een eigen werkelijkheid wordt en zelfs aldus kan ervaren worden (H. OTGAAR, en D. DEFERME, Seksuele misdrijven op minderjarigen Enkele kritische overwegingen over de onverjaarbaarheid, NJW 2020, 474; H. OTGAARM. LAWRENCE PATIHIS, H. MERCKELBACH, S. LYNN, S. LILIENFELD en E.F. LOFTUS, “The return of the repressed: the persistent and problematic claims of long-forgotten trauma”, Perspectives on psychological science 2019, vol. 14, afl. 6, 1072-1095; M. BRUCK en S.J. CECI, “Amicus brief for the case of State of New Jersey v. Michaels presented by Committee of Concerned Social Scientists”, Psychology, Public Policy, and Law 1995, vol. 1(2), 272–322; M.L. HOWE en M.L. COURAGE, “On resolving the enigma of infantile amnesia”, Psychological Bulletin 1993, vol. 113, afl. 2, 305-326),