Na een schadegeval, kan een slachtoffer of zijn rechthebbenden een vergoeding ontvangen van een derde die niet de schade verwekker is.
De schadelijder heeft recht op vergoeding van de schade en niets anders dan de schade. Uit de schade mag de schadelijder noch verlies noch voordeel halen.
Anderzijds mag de voordeelstoerekening geen ongegrond voordeel verlenen aan de aansprakelijke, noch de verbintenis tot schadeloosstelling ten laste leggen van een andere persoon dan deze laatste.
Voordelen die uit de onrechtmatige daad zelf voortspruiten, kunnen slechts worden toegerekend wanneer vaststaat dat deze voordelen de benadeelde niet zouden zijn te beurt gevallen was hem geen schade veroorzaakt.
Een voordeelstoereking kan niet worden toegepast wanneer de het voordeel voor de benadeelde enkel een grotere schadevergoeding voor de benadeelde meebrengt. Voorbeeld verbetering van een beschadigde wagen met nieuwe wisselstukken of herstel van Venetiaans pleisterwerk (J. RONSE, L. D E WILDE e.a., Schade en schadeloosstelling, I, A.P.R. , Gent, E. Story-Scientia, 1984,p. 373).
De omstandigheid dat de schadelijder door eigen bijkomende inspanningen de schade kan beperken, maakt geen toerekenbaar voordeel uit (Cassatie van 4 juli 1955). De omstandigheid dat een niet-werkende weduwe na de dood van haar echtgenoot opnieuw gaat werken en hierdoor inkomen ontvangt dat zij bij verder leven van de overleden echtgenoot niet had verdient maakt geen toerekenbaar voordeel uit. De last van de schadeloosstelling mag, niet rusten op een andere persoon dan de aansprakelijke, laat staan op de schadelijder .
Cumulatie van vergoedingen
Verschillende bedragen of uitkeringen dienen niet aangerekend te worden op de schadevergoeding wanneer deze uitkeringen niet de vergoeding de ogen van dezelfde schade als die welke voortvloeit uit de fout van de aansprakelijke, tenzij de wet op grond waarvan de uitkering wordt toegestaan een cumulatiebepaling of subrogatiebepaling heeft voorzien.
Zo heeft een overlevingspensioen geen vergoedend karakters en beoogt dit overlevingspensioen niet dezelfde schade te vergoeden als die welke voortvloeit uit een fout van de aansprakelijke.
Verzekeringsuitkeringen of socialezekerheidsuitkeringen mogen niet worden toegerekend wanneer ze niet de betekenis en de strekking vertonen van een schadeloosstelling voor rekening of in de plaats van de aansprakelijke, behoudens en onverminderd de wettelijke subrogatie (vb. het wettelijke subrogatierecht in de socialezekerheidswetten inzake de geneeskundige verzorging en uitkeringen (Art. 136 § 2 Z.I.V.-wet), de arbeidsongevallen (Art. 47 Arbeidsongevallenwet), de beroepsziekten (Art. 51 Beroepsziektenwet.) en de tegemoetkomingen voor gehandicapten (Art. 13 § 1 Gehandicaptenvergoedingenwet.) en in hety wetboek van verzekeringen (zie art. 41 in de oude Landverzekeringswet voor de verzekeringen tot vergoeding van schade).
De schade verwekker zal dus voor de rechtbank de schadevergoeding niet kunnen laten beperken met het bedrag van dit overlevingspensioen.(Cass. 7 september 2004 rechtskundig weekblad 2006-2007, kolom 1757).
Korter:
Diegene die door zijn fout aan een ander schade berokkent, is overeenkomstig de artikelen 1382 en 1383 Oud Burgerlijk Wetboek verplicht deze schade te vergoeden, wat inhoudt dat de benadeelde wordt teruggeplaatst in de toestand waarin hij zou gebleven zijn indien de fout niet was begaan.
Wanneer de fout een voordeel oplevert voor de benadeelde, moet dit voordeel in de regel worden toegerekend op het bedrag van de schadevergoeding wanneer de benadeelde zonder de fout niet het voordeel had genoten.