Artikel 1073 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de termijn om zich in cassatie te voorzien drie maanden is, te rekenen van de dag waarop de bestreden beslissing is betekend of van de dag van de kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid, behoudens wanneer de wet een kortere termijn bepaalt
.Artikel 1073 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de termijn om zich in cassatie te voorzien drie maanden is, te rekenen van de dag waarop de bestreden beslissing is betekend of van de dag van de kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid, behoudens wanneer de wet een kortere termijn bepaalt.In burgerlijk zaken is, behoudens afwijkende bepaling of overmacht, te laat ingesteld de voorziening van een in België wonende eiser tegen een eindbeslissing, op tegenspraak gewezen, welke ter griffie van het Hof is ingediend meer dan drie maanden na de betekening van de beslissing
.Krachtens artikel 1078 Gerechtelijk Wetboek wordt een te laat ingestelde voorziening, zelfs ambtshalve niet-toelaatbaar verklaard.
De regel: 3 maand vanaf de betekening
De termijn om zich in cassatie te voorzien is een vervaltermijn van openbare orde, zodat het cassatieberoep dat na het verstrijken ervan is ingesteld, niet ontvankelijk is tenzij de vertraging voortvloeit uit een omstandigheid buiten de wil om van de eiser en hij die noch kon voorzien noch afwenden.
De wettelijke termijn om cassatieberoep in te stellen kan worden verlengd met de tijdsduur waarin het voor de eiser volstrekt onmogelijk was om dit beroep in te stellen.
Het monopolie dat de wet aan de gerechtsdeurwaarders toekent, alsook de beperkingen in de keuze van de instrumenterende deurwaarder die voortvloeien uit de territoriale bevoegdheidsregels, houden in dat de fout of de nalatigheid van die ministeriële ambtenaar voor de opdrachtgever tegenover derden als overmacht kan worden beschouwd.
Let wel op de termijn van 3 maand na de betekening voor de aantekening van het cassatieberoep bestaan uitzonderingen (vb. Art. XX.233. (inzake faillissement) De termijn van cassatieberoep is twee maand te rekenen van de kennisgeving van het arrest).
Een cassatieberoep tegen een beslissing alvorens recht te doen in een tussenvonnis moet worden ingesteld voor het verstrijken van de termijn voor het instellen van een cassatieberoep tegen het eindvonnis. Dit geldt ook voor een cassatieberoep tegen een eindbeslissing in dit tussenvonnis, tenzij, gelet op de betekening ervan, de termijn voor het instellen van een cassatieberoep tegen de eindbeslissing eerder is verstreken.
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek
Art. 1073. (Behoudens wanneer de wet een kortere termijn bepaalt, is de termijn om zich in cassatie te voorzien drie maanden te rekenen van de dag waarop de bestreden beslissing is betekend of van de dag van de kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid.) <W 1993-01-12/34, art. 23, 021; Inwerkingtreding : 1993-03-01>
Indien de eiser geen woon- of verblijfplaats of geen gekozen woonplaats heeft in België, wordt de in het eerste lid bepaalde termijn verlengd overeenkomstig artikel 55.
De termijn wordt met drie maanden verlengd ten behoeve van hen die zich, voor een openbare dienst, niet op Belgisch grondgebied en buiten Europa bevinden, en ten behoeve van de zeelieden die afwezig zijn wegens scheepsdienst.
Art. 1074. Wanneer degene tegen wie de voorziening moet worden ingesteld, overlijdt binnen de termijn waarover de eiser beschikt, wordt die termijn met twee maanden verlengd.
Art. 1075. <W 1993-01-12/34, art. 24, 021; Inwerkingtreding : 1993-03-01> Het verzoek tot herroeping van het gewijsde schorst de termijn voor de voorziening in cassatie ten aanzien van alle partijen in het geding. Dit termijn loop eerst opnieuw vanaf de betekening van de eindbeslissing over dat verzoek of vanaf de dag van de kennisgeving van die eindbeslissing overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid.
Art. 1076. Ten aanzien van de niet verschenen partij loopt de termijn eerst vanaf de dag waarop verzet tegen de bij verstek gewezen beslissing niet meer toelaatbaar is.
Art. 1077. Voorziening in cassatie tegen vonnissen alvorens recht te doen, staat slechts open na het eindvonnis; de tenuitvoerlegging van dergelijk vonnis kan, zelfs als zij vrijwillig is, niet als middel van niet-ontvankelijkheid worden opgeworpen.
Art. 1078. Een te laat ingestelde voorziening wordt, zelfs ambtshalve, niet-toelaatbaar verklaard.