Zowel in b2c als in b2b relaties (lees in contracten tussen ondernemingen en consumenten als in contracten tussen ondernemingen) bepaalt het Wetboek van Economisch recht dat een aantal bedingen onrechtmatig zijn.
Onrechtmatige bedingen in relaties tussen ondernemingen en consumenten?
art. VI.83 WER
Een onrechtmatige bedingen is gedefinieerd als :
"elk beding of elke voorwaarde in een overeenkomst tussen een onderneming en een consument die, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen of voorwaarden, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen ten nadele van de consument."
De onrechtmatigheid van een contractueel beding wordt beoordeeld rekening houdende met alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, met de aard van de producten (goederen en diensten) die het voorwerp zijn van de overeenkomst, en met alle andere bedingen van de overeenkomst of een andere met die overeenkomst samenhangend contract. Men stelt zich voor deze beoordeling op het ogenblik waarop de overeenkomst is gesloten.
Voor zover deze bedingen helder en begrijpelijk zijn opgesteld heeft de beoordeling van de onrechtmatigheid van de bedingen geen betrekking op:
• de definitie van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst;
• de gelijkwaardigheid tussen de prijs en de vergoeding enerzijds, en de goederen of als tegenprestatie te leveren diensten anderzijds.
Een beding geldt dus als onrechtmatig als het de onderneming op juridisch vlak duidelijk bevoordeelt ten koste van de consument. Het beoogt dus niet de economische gelijkheid.
Transparantievereiste in B2C contracten
Schriftelijke bedingen in overeenkomsten tussen ondernemingen moeten duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld (de transparantieregel) en overeenkomsten kunnen worden geïnterpreteerd aan de hand van o.m. de marktpraktijken die er rechtstreeks verband mee houden.
Overeenkomsten die tussen onderneming en consument worden aangegaan dienen duidelijke en begrijpelijke informatie te geven over
- de voornaamste kenmerken van het product (goed of dienst)
- de totale prijs,
- de betalingswijzen
- de algemene voorwaarden.
Deze verplichting is vervat in boek VI van het Wetboek van economisch recht.
De contractvoorwaarden moeten bovendien duidelijk en begrijpelijk zijn. Is een beding of voorwaarde dubbelzinnig, dan geldt in ieder geval de voor de consument gunstigste interpretatie. De interpretatie kan onder meer afhangen van handelspraktijken die rechtstreeks met het contract verband houden.
Aangezien de consument in de regel geen enkele invloed kan uitoefenen op de toepasselijke contractvoorwaarden van het contract, worden misbruiken wettelijk tegengegaan.
Algemene norm van kennelijk onevenwicht en lijst met op zich verboden bedingen
art. VI.83 WER
Naast de algemene definitie van “onrechtmatige bedingen”, is er ook een lijst met op zich verboden bedingen. Deze lijst bevat een 30-tal onrechtmatig geachte bedingen.
Zijn bijvoorbeeld onrechtmatig, en bijgevolg verboden en nietig:
• bedingen waarbij de onderneming zich het recht toekent om in overeenkomsten van bepaalde of onbepaalde duur eenzijdig, zonder objectieve maatstaven, de prijs te verhogen;
• bedingen waarbij de onderneming zich het recht toekent om eenzijdig de leveringstermijn te bepalen of te wijzigen;
• bedingen waarbij de onderneming zijn aansprakelijkheid bij een eventuele wanprestatie al te zeer uitsluit of beperkt;
• “schadebedingen”, dit zijn bedingen die een onredelijk hoog bedrag opleggen bij onder meer niet-tijdige betaling door de consument, die niet redelijkerwijze overeenstemmen met het nadeel dat door de onderneming kan worden geleden;
• schadebedingen moeten daarenboven wederkerig en gelijkwaardig zijn: bedingt de onderneming bijvoorbeeld een bedrag bij niet-tijdige betaling door de consument, dan moet daartegenover ook een beding staan dat een gelijkwaardig bedrag aan de consument toekent bij het niet-naleven van een verbintenis van de onderneming die hieraan beantwoordt. Bijvoorbeeld de niet-tijdige uitvoering van een dienst;
• ... hierna de volledige lijst:
Uittreksel uit het WER
Art. VI.83.[1 In de overeenkomsten gesloten tussen een onderneming en een consument zijn in elk geval onrechtmatig, de bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken :
1° te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de consument terwijl de uitvoering van de prestaties van de onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil;
2° in overeenkomsten van onbepaalde duur te bepalen dat de prijs van de producten wordt vastgelegd op het ogenblik van levering, dan wel de onderneming toe te laten eenzijdig de prijs te verhogen of de voorwaarden ten nadele van de consument te wijzigen op basis van elementen die enkel afhangen van haar wil, zonder dat de consument in al deze gevallen het recht heeft om vooraleer de nieuwe prijs of de nieuwe voorwaarden van kracht worden, de overeenkomst zonder kosten of schadevergoeding te beëindigen en hem daartoe een redelijke termijn wordt gelaten.
Zijn echter geoorloofd en geldig :
a) de bedingen van prijsindexering, voor zover deze niet onwettig zijn en de wijze waarop de prijzen worden aangepast expliciet beschreven is in de overeenkomst;
b) de bedingen waarbij de onderneming van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet te wijzigen, zonder enige opzegtermijn in geval van geldige reden, mits de onderneming verplicht wordt dit ter kennis te brengen van de consument en deze vrij is de overeenkomst onmiddellijk op te zeggen;
3° in overeenkomsten van bepaalde duur te bepalen dat de prijs van de producten wordt vastgelegd op het ogenblik van levering, dan wel de onderneming toe te laten eenzijdig de prijs te verhogen of de voorwaarden ten nadele van de consument te wijzigen o basis van elementen die enkel afhangen van haar wil, zelfs indien op dat ogenblik de consument de mogelijkheid wordt geboden om de overeenkomst te beëindigen.
De in het 2°, tweede lid, bepaalde uitzonderingen zijn ook van toepassing met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde geval;
4° de onderneming het recht te verlenen om de kenmerken van het te leveren product te wijzigen, indien die kenmerken wezenlijk zijn voor de consument, of voor het gebruik waartoe hij het product bestemt, althans voor zover dit gebruik aan de onderneming was medegedeeld en door haar aanvaard of voor zover, bij gebrek aan een dergelijke specificatie, dit gebruik redelijkerwijze was te voorzien;
5° de leveringstermijn van een product eenzijdig te bepalen of te wijzigen;
6° de onderneming het recht te geven eenzijdig te bepalen of het geleverde product aan de bepalingen van de overeenkomst beantwoorden of haar het exclusieve recht te geven om een of ander beding van de overeenkomst te interpreteren;
7° de consument te verbieden de ontbinding van de overeenkomst te vragen ingeval de onderneming haar verbintenis niet nakomt;
8° het recht van de consument te beperken om de overeenkomst op te zeggen, wanneer de onderneming, in het raam van een contractuele garantieverplichting, haar verbintenis om het goed te herstellen of te vervangen niet of niet binnen een redelijke termijn nakomt;
9° de consument ertoe te verplichten zijn verbintenissen na te komen, terwijl de onderneming de hare niet is nagekomen, of in gebreke zou zijn deze na te komen;
10° onverminderd artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek, de onderneming toe te staan de overeenkomst voor bepaalde duur eenzijdig te beeïndigen zonder schadeloosstelling voor de consument, behoudens overmacht;
11° onverminderd artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek, de onderneming toe te staan een overeenkomst van onbepaalde duur op te zeggen zonder redelijke opzegtermijn, behoudens overmacht;
12° de consument niet toe te staan bij overmacht de overeenkomst te ontbinden, tenzij tegen betaling van een schadevergoeding;
13° de onderneming te ontslaan van haar aansprakelijkheid voor haar opzet, haar grove schuld of voor die van haar aangestelden of lasthebbers, of, behoudens overmacht, voor het niet-uitvoeren van een verbintenis die een van de voornaamste prestaties van de overeenkomst vormt;
14° de wettelijke waarborg voor verborgen gebreken, bepaald bij de artikelen 1641 tot 1649 van het Burgerlijk Wetboek, of de wettelijke verplichting tot levering van een goed dat met de overeenkomst in overeenstemming is, bepaald bij de artikelen 1649bis tot 1649octies van het Burgerlijk Wetboek, op te heffen of te verminderen;
15° een onredelijk korte termijn te bepalen om gebreken in het geleverde product aan de onderneming te melden;
16° de consument te verbieden zijn schuld tegenover de onderneming te compenseren met een schuldvordering die hij op haar zou hebben;
17° het bedrag vast te leggen van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de onderneming die in gebreke blijft;
18° de consument voor een onbepaalde termijn te binden, zonder duidelijke vermelding van een redelijke opzeggingstermijn;
19° de overeenkomst van bepaalde duur voor de opeenvolgende levering van goederen voor een onredelijke termijn te verlengen indien de consument niet tijdig opzegt;
20° een overeenkomst van bepaalde duur automatisch te verlengen bij het ontbreken van een tegengestelde kennisgeving van de consument, terwijl een al te ver van het einde van de overeenkomst verwijderde datum is vastgesteld als uiterste datum voor de kennisgeving van de wil van de consument om de overeenkomst niet te verlengen;
21° de bewijsmiddelen waarop de consument een beroep kan doen op ongeoorloofde wijze te beperken of hem een bewijslast op te leggen die normaliter op een andere partij bij de overeenkomst rust;
22° in geval van betwisting, de consument te doen afzien van elk middel van verhaal tegen de onderneming;
23° [4 een andere rechter aan te wijzen dan deze die is aangewezen door artikel 624, 1°, 2° en 4°, van het Gerechtelijk Wetboek, onverminderd de toepassing van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken;]4
24° in geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de consument, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die duidelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de onderneming kan worden geleden;
25° de wettelijke aansprakelijkheid van de onderneming uit te sluiten of te beperken bij overlijden of lichamelijk letsel van de consument ten gevolge van een doen of nalaten van deze onderneming;
26° op onweerlegbare wijze de instemming van de consument vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst;
27° de onderneming toe te staan door de consument betaalde bedragen te behouden wanneer deze afziet van het sluiten of het uitvoeren van de overeenkomst, zonder erin te voorzien dat de consument een gelijkwaardig bedrag aan schadevergoeding mag ontvangen van de onderneming wanneer deze laatste zich terugtrekt;
28° de onderneming toe te staan de door de consument betaalde voorschotten te behouden ingeval de onderneming zelf de overeenkomst opzegt;
29° de verplichting van de onderneming te beperken om de verbintenissen na te komen die door haar gevolmachtigden zijn aangegaan, of haar verbintenissen te laten afhangen van het naleven van een bijzondere formaliteit;
30° op ongepaste wijze de wettelijke rechten van de consument ten aanzien van de onderneming of een andere partij uit te sluiten of te beperken in geval van volledige of gedeeltelijke wanprestatie of van gebrekkige uitvoering door de onderneming van een van haar contractuele verplichtingen;
31° te voorzien in de mogelijkheid van overdracht van de overeenkomst door de onderneming, wanneer hierdoor de garanties voor de consument zonder diens instemming geringer kunnen worden;
32° de voor een product aangekondigde prijs te verhogen omwille van de weigering van de consument om via bankdomiciliëring te betalen;
33° de voor een product aangekondigde prijs te verhogen omwille van de weigering van de consument om zijn facturen via elektronische post te ontvangen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/23, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
(2)<W 2015-10-26/06, art. 11, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
(3)<W 2016-12-25/14, art. 161, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(4)<W 2017-07-06/24, art. 320, 050; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Wat is de weerslag van een onrechtmatig beding op de geldigheid van de overeenkomst?
Het WER bepaalt dat elk onrechtmatig beding verboden is en dus nietig.(zie VI. 84 en volgende WER)
Art. VI.84. § 1. Elk onrechtmatig beding is verboden en nietig.
De overeenkomst blijft bindend voor de partijen indien ze zonder de onrechtmatige bedingen kan voortbestaan.
De consument kan geen afstand doen van de rechten die hem bij deze afdeling worden toegekend.
§ 2. Een beding dat de wet van een Staat die geen lid is van de Europese Unie op de overeenkomst toepasselijk verklaart, wordt wat de in deze afdeling geregelde aangelegenheden betreft voor niet geschreven gehouden wanneer, bij gebreke van dat beding, de wet van een lidstaat van de Europese Unie toepasselijk zou zijn en die wet de consument in de genoemde aangelegenheden een hogere bescherming zou bieden
Het WER bepaalt dus dat elk onrechtmatig beding in de zin van de bepalingen van deze afdeling verboden en nietig is, maar er wordt echter wel verduidelijkt dat de overeenkomst bindend blijft voor de partijen, indien de overeenkomst zonder de onrechtmatige bedingen kan voortbestaan. De consument kan niet afzien van de rechten die hem bij de wet worden toegekend.
Zoals hoger verduidelijkt, betreffen onrechtmatige bedingen niet de bepaling van het voorwerp van de overeenkomst, noch het vraagstuk of de prijs redelijk is in verhouding tot het voorwerp. Het gaat niet om de economische gelijkheid, maar om de "juridische" gelijkheid van de modaliteiten van het contract.
In principe moet dus enkel het betrokken beding buiten beschouwing worden gelaten, en blijft de essentie van de overeenkomst overeind, tenzij de consument kan aantonen dat hij onder die voorwaarden niet gecontracteerd zou hebben.
Het WER sanctioneert onrechtmatige bedingen met partiële nietigheid (art. VI.84). Principieel blijft de overeenkomst dus overeind en wordt enkel het onrechtmatig beding geschrapt. Indien door het schrappen van het beding de overeenkomst niet kan voortbestaan moet de rechter die overeenkomst volledig vernietigen. Het oordeel in hoeverre de overeenkomst kan blijven voortbestaan geschiedt middels ‘een objectief criterium’ en niet van de subjectieve situatie van de partijen.
De rechter kan een een onrechtmatig beding niet herzien of corrigeren, zoals dit op het eerste zicht kan op grond van art. 1231 BW door te herleiding van schadebedingen middels matigen tot een aanvaardbaar niveau (HvJ 14 juni 2012, nr. C-618; 30 mei 2013, nr. C-488/11; 21 januari 2015, nr. C-482/13; 21 december 2016, nr. C-154/15).
Enkel in het geval de overeenkomst niet kan voortbestaan zonder de onrechtmatige bedingen en de nietigheid van de volledige overeenkomst de consument zou confronteren met ‘uiterst nadelige’ gevolgen en hem dus in zijn belangen zou schaden zou de rechter toch het beding kunnen "vervangen" middels aanvullend recht. Deze hypothese komt voor indien de rechter een kredietcontract nietig zou verklaren wegens onrechtmatig beding en hierdoor het krediet onmiddellijk opeisbaar wordt of wanneer de consument in het algemeen na de nietigheid terechtkomt in een meer nadelige gerechtelijke procedure (HvJ 30 april 2014, nr. C-26/13; 7 augustus 2018, nr. C-96/16; 20 september 2018, nr. C-51/17; 26 maart 2019, nr. C-70/17).
Deze rechtspraak steunt zich bij deze visie steevast op de overweging dat het verbod op onrechtmatige bedingen een ontradend effect moet hebben en dat de wetgeving over onrechtmatige bedingen gelijkwaardig is aan nationale regels van openbare orde.
Het hiaat dat ontstaat in de overeenkomst door het schrappen van een onrechtmatig beding kan en mag niet opgevangen worden door artikel 1135 BW stellende dat rechtshandelingen niet alleen verbinden ot wat uitdrukkelijk is bepaald, maar ook tot de gevolgen die vloeien uit de billijkheid en de gewoontes. Die regels zijn te algemeen om middels aanvullend recht hiaten in een overeenkomst op te vullen ontstaan door geschrapte bepalingen. Zie ook Simon Geiregat NIETIGHEID VAN ONRECHTMATIGE BEDINGEN, NJW 2020, 687, noot onder Hof van Justitie 3 oktober 2019, NJW 2020, 682
Wat zijn onrechtmatige bedingen in relaties tussen ondernemingen onderling?
Schriftelijke bedingen in overeenkomsten tussen ondernemingen moeten duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld (de transparantieregel die dus ook in B2B contracten geldt) en overeenkomsten kunnen worden geïnterpreteerd aan de hand van o.m. de marktpraktijken die er rechtstreeks verband mee houden. Zie art.VI.91/2 WER).
Weliswaar kan bijzondere wetgeving hiervan afwijken, zoals inzake de wet op de betalingsachterstand in handelstransakties of de handelshuurwet, waarbij we algemeen kunnen stellen dat de bepalingen van het WER de Lex generalis uitmaakt waarvan middels de wet specialis kan afgeweken.
De nieuwe regels van de b2b-wet inzake de contractuele bedingen ingevolge de wet van 4 april 2019 treden in werking op 1 december 2020.
Dit geldt voor alle contractuele (schriftelijke) bedingen in algemene voorwaarden in alle soorten (gebruikelijke) contracten of toetredingscontracten zowel met betrekking tot roerende als onroerende goederen als met betrekking tot diensten.
Uitzondering contractuele bedingen inzake financiële diensten. Een financiële dienst wordt voor de toepassing van boek VI WER gedefinieerd als iedere dienst van bancaire aard of op het gebied van kredietverstrekking, verzekering, individuele pensioenen, beleggingen en betalingen. De regels van de b2b-wet inzake de contractuele bedingen zijn evenmin van toepassing op overheidsopdrachten en de overeenkomsten die eruit voortvloeien.
De regels inzake onrechtmatige bedingen behoren tot het Belgisch recht. Wanneer ondernemingen kiezen voor buitenlands recht van toepassing op hun geschillen, dan zijn hierop de Belgische regels van toepassing. Weliswaar dient er rekening mee gehouden dat ook buitenlandse rechtsstelsels een gelijkaardige regeling kunnen hebben.
Schendingen die ingaan tegen de openbare (rechts)orde raken de openbare orde en resulteren in absolute nietigheid. Het schoolvoorbeeld hiervan is de regel die de toegang tot de rechter zou verbieden.
Overeenkomsten tussen ondernemingen dienen geïnterpreteerd tegen degene die het recht verkrijgt.
Net zoals in de overeenkomsten tussen ondernemingen en consumenten zijn er expliciete onrechtmatige en verboden bedingen.
De contractvrijheid van ondernemingen wordt beperkt in die zin dat ook voor contracten tussen ondernemingen onderling (b2b) geldt dat een contractueel beding onrechtmatig en verboden is wanneer het, al dan niet in samenhang met andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen.
In de zogenaamde zwarte lijst zijn de bedingen opgenomen, die principieel zonder verdere beoordeling onrechtmatig en verboden zijn.
De bedingen die in die grijze lijst zijn opgenomen, worden vermoed onrechtmatig en verboden te zijn, maar het tegenbewijs kan worden geleverd.
Zwarte lijst van onrechtmatige bedingen
a) Onherroepelijke verbintenis versus verbintenis onder potestatieve voorwaarde. Art. VI.91/4, 1° WER verbiedt bedingen die ertoe strekken te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de ene onderneming, terwijl de uitvoering van de prestaties van de andere onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil.
b) Eenzijdige interpretatiebedingen (Art. VI.91/4, 2° WER)
c) Afstand van elk middel van verhaal (o.m. ontzeggen van toegang tot de rechter). (Art. VI.91/4, 2° WER)
d) Onweerlegbare kennisname- of aanvaardingsbedingen (art. VI.91/4, 4° WER)
Grijze lijst van onrechtmatige bedingen
a) Eenzijdige wijzigingsbedingen (art. VI.91/5, 1° WER)
b) Bedingen inzake de duur van een overeenkomst: stilzwijgende verlenging of vernieuwing en redelijke opzegtermijn
i. bedingen die ertoe strekken een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend te verlengen of te vernieuwen, zonder opgave van een redelijke opzegtermijn (art. VI.91/5, 2° WER).
ii. bedingen die ertoe strekken, onverminderd art. 1184 BW, de partijen te verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn (art. VI.91/5, 5° WER).[volgens de letter van de wet impliceert dit dat ook overeenkomsten van bepaalde duur mits een redelijke opzegtermijn moeten kunnen beëindigd]
c) Contractuele omkering van het economisch risico eonder tegenprestatie (art. VI.91/5, 3° WER).
d) Ongepaste contractuele beperking of uitsluiting van de wettelijke rechten in geval van wanprestatie(art. VI.91/5, 4° WER).
e) Bepaalde exoneratieclausules (art. VI.91/5, 6° WER).
f) Bedingen tot beperking van bewijsmiddelen (art. VI.91/5, 7° WER).
g) Excessieve schadebedingen (art. VI.91/5, 8° WER).
Sancties bij verboden bedingen
Onrechtmatige bedingen in overeenkomsten tussen ondernemingen zijn verboden en (ver)nietig(baar) Daarnaast kan er ook een stakingsvordering m.b.t. onrechtmatige worden ingesteld .
Anders dan inzake contracten met consumenten is het opnemen van onrechtmatige bedingen in een ondernemingsovereenkomst als zodanig niet strafbaar gesteld, tenzij er sprake is van kwade trouw van de onderneming (art. XV.84 WER).
Parlementaire stukken bij de tot standkoming van de wet:
Verslag namens de commissie bij het wetsvoorstel
Overeenkomsten tussen consumenten onderling
Er zijn nog geen bijzondere bepalingen inzake oneerlijke bedingen in contractuele relaties tussen consumenten onderling. Vraag is in hoeverre deze door de rechtspraak dan wel door de wetgever zullen gevormd worden naar analogie, te meer er reeds wetgeving bestaat voor B2C en B2B relaties. De stap naar C2C is derhalve gemakkelijk gezet.
Onrechtmatige bedingen tussen consumenten onderling
zie: www.elfri.be - Artikel - Onrechtmatige bedingen in het NBW