Misbruik van dominante machtspositie wordt verboden door artikel IV.2 van het Wetboek van economisch recht (Wet 21 maart 2019) , evenals door artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
Het bestaan van een machtspositie is niet als dusdanig verboden, het verbod is enkel gerechtvaardigd als de marktmacht die uit deze positie voortvloeit, de mededinging op significante en duurzame wijze aantast. Het verbod beoogt de beteugeling van grotere ondernemingen of groepen van ondernemingen wanneer deze soms kleinere spelers in een economisch afhankelijke positie aan zich binden op een wijze die misbruik uitmaakt van hun machtspositie
Vormen van misbruik van machtspositie onder meer:
- het opleggen van een aankoopprijs, verkoopprijs of andere onbillijke contractuele voorwaarden;
- de toepassing van buitensporig hoge prijzen of uitsluiting door de onderneming met een machtspositie;
- de beperking van productiequota, afzet, technische ontwikkeling;
- de discriminatie tussen handelspartners (zowel afnemers als leveranciers) door het toepassen van ongelijke voorwaarden voor gelijkwaardige prestaties;
- koppelverkopen door de verkoop van een product/dienst afhankelijk te stellen van de verkoop van een ander product en/of een andere dienst die geen verband houden met het voorwerp van het hoofdcontract.
- niet-concurrentiebedingen,
- weigering tot bevoorrading of aankoop,
- het opleggen van onbillijke (algemene) voor waarden.
Het misbruik van machtspositie kan tot uiting komen door praktijken van misbruik ten nadele van consumenten/leveranciers of onrechtmatige uitsluitingspraktijken van concurrenten die aanwezig zijn op de betrokken markt. De beoordeling van deze laatste categorie in het licht van artikel IV.2 van het Wetboek van economisch recht (102 van het VWEU) gebeurt op basis van de richtlijnen van de Europese Commissie in verband met onrechtmatig uitsluitingsgedrag door ondernemingen met een machtspositie.
Het misbruik van machtspositie komt niet in aanmerking voor een vrijstelling. In tegenstelling tot de afspraken die verboden zijn op grond van artikel IV.1, § 1, van het Wetboek van economisch recht geldt hier een absoluut verbod.
Welnu, het misbruik van economische afhankelijkheid wordt benaderd vanuit een afhankelijke actor (relatieve marktmacht van een andere actor), terwijl het misbruik van dominante machtspositie wordt benaderd vanuit de dominante actor (situatie van absolute macht in een bepaalde markt).
Het verbod op misbruik van dominante machtspositie betreft een marktonafhankelijk gedrag en wil misbruiken verhinderen van ondernemingen die hun dominerende positie op één of meer ondernemingen uitspelen «zonder daarom zelf een machtspositie te hebben op de volledige markt of op een wezenlijk deel daarvan. Anderzijds omvat een dominante machtspositie van een onderneming niet noodzakelijk het bestaan van een economisch afhankelijke situatie tussen twee ondernemingen.
Met betrekking tot misbruik van een positie van economische afhankelijkheid is daarentegen een dominante machtspositie van een onderneming noch een noodzakelijke voorwaarde, noch een voldoende voorwaarde.