Begrafeniskosten zijn een last van de nalatenschap of ten laste van de erfgenaam die de nalatenschap aanvaarde
Wanneer de nalatenschap voldoende actief bevat kunnen de begrafeniskosten vooraf uit het actief van de nalatenschap worden betaald.Wanneer een erfgenamen zuiver en eenvoudig zou aanvaarden zal hij de kosten van de begrafenis dienen te betalen.
Het feit dat een erfgenaam niet bij de begrafenisregeling werd betrokken verandert hier niets aan. Elke erfgenaam en elke derden die een relatie had met de overledene (bv. werkgever) heeft het recht om met respect voor de integriteit van de overledene rouwbrieven te schrijven. Het feit niet vermeld te zijn op een rouwbrief, niet verwittigd te zijn va een overlijden, niet uitgenodigd te zijn op een rouwdienst, verlegt niet de plicht van de nalatenschap (dan wel de familie of de naasten: zie infra) de kosten van lijkbezorging te dragen.
Dit alles belet niet dat een naaste recht zou kunnen hebben op een schadevergoeding, voor zover effectief schade kan worden bewezen, evenals een concrete fout die deze schade heeft veroorzaakt, door de niet melding van een overlijden of de negatie (bv. door het nalaten tot kennis geven of vermelding op een rouwbrief) van een betrokkene of verwant bij de rouwregeling en rouwdienst.
De regeling van een lijkbezorging raakt de openbare orde. Het kan niet de bedoeling zijn dat een lijkbezorger zelf opdraait voor de kosten.
Deze verplichting laat anderzijds niet toe buitensporige kosten te maken.
Begrafeniskosten blijven ten laste van de nalatenschap wanneer in dringende gevallen een erfgenaam of zelfs een derde de opdracht heeft gegeven voor de lijkbezorging (en eventueel de kosten heeft voorgeschoten).
Voor de terugbetaling van deze kosten door de erfgenamen dient de vereffening en verdeling van de nalatenschap niet afgewacht. De juridische grondslagen van deze vordering is artikel 870 van het Burgerlijk Wetboek, stellende dat elke erfgenaam moet bijdragen in de betaling van de schulden en de lasten van de nalatenschap, ieder naar evenredigheid van wat hij daaruit ontvangt
De betaling van de begrafeniskosten kan bewezen worden met alle middelen van recht, met inbegrip van de getuigenis en vermoedens.
Wanneer een familielid of een derde in dringende omstandigheden zonder begiftigingsoogmerk de begrafenis van een ander familielid regelt, handelt deze niet in eigen naam en voor eigen rekening. Het familielid dat aldus onbaatzuchtig de begrafenis regelt, handelt dan als zaakwaarnemer, namens en voor rekening van de nalatenschap, zo ook ter nagedachtenis van de overledene en dient niet zelf de begrafeniskosten te betalen, zelfs al heeft dit familielid hiertoe de opdracht gegeven.
Het geven van een opdracht tot organisatie van een nalatenschap kan niet aanzien worden als een daad van aanvaarding.
De kosten van de lijkbezorging indien de erfgenamen de nalatenschap verwerpen?
De positie van de verwerpende erfgenaam en/of de niet erfgenaam komt subsidiair aan bod bij een deficitaire nalatenschap en bij gebrek aan zuiver aanvaardende erfgenamen.
Tegelijk rijst de vraag naar het karakter van begrafeniskosten als (na samenloop ontstane) boedelschulden dan wel het bevoorrechte karakter van de (proportionele) begrafeniskosten in de zin van art. 19, 2° Hyp.W. en de daaruit voortvloeiende verhaalbaarheid op alle roerende nalatenschapsgoederen.
De verwerpende erfgenaam en/of niet erfgenaam is volgens sommige rehtspraak en rechtsleer gehouden of bijdrageplichting in de begrafeniskosten voortvloeit uit de wettelijke onderhoudsverplichting van descendenten ten aanzien van ascendenten.
Pijnpunt hierbij is echter dat de begrafeniskosten bezwaarlijk als «levensonderhoud» kan worden beschouwd en derhalve moeilijk onder de onderhoudsverplichting kunnen vallen. De onderhoudsverplichting omvat weliswaar al wat noodzakelijk is om een menswaardig bestaan te leiden en wat een persoon nodig heeft in het dagelijkse leven;. Maar begrafeniskosten vinden hun oorzaak niet in het leven maar in het overlijden en worden na het overlijden van de onderhoudsgerechtigde gemaakt en derhalve op een ogenblik waarop de wettelijke onderhoudsverplichting niet meer bestaat, omdat ze ingevolge het overlijden van de onderhoudsgerechtigde is uitgedoofd.
Precies daarom stelt andere rechtspraak en rechtsleer dat de verplichting tot betaling van de begrafeniskosten van een overledene een extra-patrimoniale verwantschapsverplichting is.
Immers aan de nauwste verwanten van de overledene (die de voortzetters van zijn persoon zijn) worden bepaalde extrapatrimoniale prerogatieven toegekend, ongeacht of ze tot de nalatenschap komen. Hieraan wordt dan ook de verplichting gekoppeld om in te staan voor de schulden en lasten met een extrapatrimoniaal karakter, zoals de begrafeniskosten, en dit eveneens ongeacht of ze tot de nalatenschap komen; het gaat hier eigenlijk om een door de gewoonte bekrachtigde extrapatrimoniale verwantschapsverplichting.
Gezien de materie niet bij wet is geregeld bestaat blijft de discussie bestaan in de rechtspraak. In bepaalde rechtspraak wordt zelfs verwezen naar de uitvoering van een loutere natuurlijke verbintenis. Constante in de rechtspraak is wel dat de kosten van de begrafenis worden opgelegd aan de (verwerpende) erfgenamen, dan wel aan de naasten van de overledene.
4. Regeling van de begrafeniskosten wanneer het overlijden veroorzaakt is door een fout of misdrijf
De begrafeniskosten maken een last van de nalatenschap uit. De feitenrechter kan echter, mits hiertoe de nodige bewijzen worden bijgebracht, soeverein vaststellen wie de schade door de uitvaartkosten heeft geleden.
De begrafeniskosten worden, mits voorlegging van de nodige bewijsstukken, aanvaard behalve wanneer ze buitensporig zijn gelet op de status van de overledene en diens nabestaanden. Buitensporige uitgaven worden herleid. Bij vergoeding van grafkelders, grafzerken, grafmonumenten en concessies wordt rekening gehouden met het aantal voorziene plaatsen.
Steeds moet er rekening mee gehouden worden dat deze uitgaven vervroegde betalingen kunnen zijn:
- indien de waarschijnlijke overlevingsduur van de schadelijder korter is dan deze van het slachtoffer, zou deze schadelijder de kosten nooit hebben moeten maken zodat hij de gehele vergoeding kan verkrijgen (bijvoorbeeld de ouder voor zijn kind).
- zo de waarschijnlijke overlevingsduur van het slachtoffer minder lang is dan deze van de schadelijder, zou deze laatste in ieder geval de begrafeniskosten hebben moeten dragen en bestaat de schade enkel in de vervroegde uitgave ervan. Voor de berekening van de verdiscontering moeten de recentste levensduurtabellen en de wiskundige tabellen geraadpleegd worden.
Hoe bepalen we de schade van rechthebbenden wegens vroegtijdige betaling van uitvaartkosten? Corr. Dendermonde 07/02/2006, RW 2006-2007, 1203:
"...Welnu, de schadevergoeding in geval van vervroegde uitgave bestaat uit het verschil tussen de werkelijke begrafeniskosten en de contante waarden van die kosten betaalbaar na een periode die overeenstemt met de statistische levensverwachting van de overledene (Schuermans e.a., «Overzicht van rechtspraak. Onrechtmatige daad, schade en schadeloosstelling», T.P.R. 1994, p. 1130). Ter zake dient te worden opgemerkt dat enkel indien de aanspraakgerechtigde de getroffene in normale omstandigheden overleefd zou hebben, de begrafeniskosten verdisconteerd kunnen worden. Dit onderstelt dus dat de aanspraakgerechtigde volgens de sterftetabellen langer in leven zou blijven dan de getroffene en dus diens uitvaartkosten ooit ten laste zou dienen te nemen.
Aangezien de levensverwachting slechts een gemiddelde is van het totaal aantal jaren die een groep individuen van een bepaalde leeftijd nog zal leven en niets meer is dan theoretische voorspellingen, kan in casu na vergelijking, gelet op het minieme verschil inzake levensverwachtingen (zelfs na consultatie van de meest recente sterftetafels), niet met menselijke zekerheid worden gesteld dat de heer M.P. zijn echtgenote zou hebben overleefd.
Aangezien er onzekerheid bestaat over de waarschijnlijke overlevingsduur van de weduwnaar ten opzichte van het slachtoffer en er hoe dan ook onzekerheid bestaat over de mate waarin de uitvaartkosten voor de burgerlijke partijen M.G. en M.B. over een termijn van meer dan twintig jaar (cf. sterftetafels tussen 2003 van de Belgische mannen) de successie zal belasten, dient niet te worden overgegaan tot verdiscontering van de uitvaartkosten. De rechtbank onderschrijft ter zake het standpunt van J. Schryvers met betrekking tot de casus dat indien het overlijden tientallen jaren vóór het gemiddelde tijdstip van de natuurlijke dood plaatsheeft, het raadzaam voorkomt niet over te gaan tot verdiscontering en de werkelijke uitgave als schade te aanvaarden, met toereiking van de compensatoire interest vanaf de datum van het overlijden (zie Schryvers, J., «Begroting uitvaartkosten», T.A.V.W. 2003, 142). De uitvaartkosten bedragen derhalve in totaal 5.708,89 euro..."
5. De betaling van de begrafeniskosten op grond van een als natuurlijke verbintenis
Het betalen van de begrafeniskosten is de uitvoering van een natuurlijke verbintenis door de feitelijk samenwonende die door de uitvoering van de betaling hierna de kosten op de erfgenamen niet meer kan terugvorderen. NJW 178, 190 en Hof van Beroep Gent, 17 januari 2007, NJW 178, 223.
6. Buitensporige begrafeniskosten
Begrafeniskosten maken een passiefpost uit van de nalatenschap voor zover zij in verhouding staan tot het vermogen van de overledenen en diens levenstandaard. Indien de verhouding buiten elke proportie is, kan hetgeen meer uitgegeven werd verhaald worden op degene die opdracht gegeven heeft tot de blootstelling van de excessieve kosten. Zie ook de rechtspraak geciteerd in de linkerkolom op deze pagina (rb. Gent, 30 juni 2009, RW 2009-2010, 937).
7. Gevolg opname kosten begrafenis als passief van de nalatenschap
De erfgenaam die bij de aangifte van de nalatenschap de begrafeniskosten aangeeft als passiva van de nalatenschap erkent zelf impliciet dat de kosten van de begrafenis ten laste vallen van de nalatenschap. Zie hof van beroep Brussel 28 mei 2008, NJW 186, 596.