Het beroepsgeheim van de advocaat kan niet meer beschermd worden door de stafhouder tegen de onderzoeksrechter.
Zou het niet verleidelijk zijn om het dossier zoals door een advocaat bijgehouden voor een verdachte in te zien, welke onschatbare bron van informatie zou hierin kunnen terug gevonden worden voor de onderzoekers?
Het absolute recht van verdediging moet echter gewaarborgd blijven in die zin dat elke verdachte open en vrij met zijn advocaat moet kunnen spreken, stukken voorleggen, briefwisseling voeren op de meest discrete wijze en zonder dat deze informatie een bron kan worden voor een strafrechtelijk onderzoek.
Het beroepsgeheim van de advocaat is dus rechtstreeks gelinkt aan het recht van verdediging.
Maar bijna in elk dossier zou men zich de vraag kunnen stellen of de advocaat van een verdachte niet vooraf door de verdachte werd geconsulteerd dan wel bijstand heeft verleend bij het plegen van het misdrijf.
Wellicht op een enkele uitzondering na, dient hierop ontkennend beantwoord te worden gelet op de beroepsdeontologie van de advocaat. Wanneer onderzoeksrechters geacht worden onafhankelijk te zijn en een verregaande beoordelingsbevoegdheid hebben, mag verondersteld worden dat een advocaat deze zelfde onafhankelijkheid heeft en een zelfde eergevoel heeft ten aanzien van de correcte uitoefening van zijn beroep.
Maar eigenaardig genoeg wordt vastgesteld dat meer dan eens een advocaat mee in beschuldiging wordt gesteld samen met zijn cliënt.
Op zichzelf kan dit wanneer er ernstige aanwijzingen bestaan tegen de advocaat in kwestie. Maar onmiddellijk dient toch vastgesteld te worden dat het grote merendeel van deze advocaten nadien wordt vrijgesproken of buitenvervolging wordt gesteld hetgeen meer dan vragen doet oprijzen over de werkelijke reden waarom de advocaat mee in verdenking werd gesteld.
En dan is het natuurlijk zeer verleidelijk om wanneer een advocaat in verdenking gesteld wordt op het advocatenkantoor een huiszoeking te doen.
Wanneer men gelooft dat het dossier van een advocaat heilig en onaantastbaar is, heeft men het verkeerd voor. De huiszoeking van de advocaat is precies gericht naar welbepaalde dossiers en naar alle mogelijke computerbestanden waarin dit dossier of de naam van de cliënt gelinkt of vermeld wordt.
Toch de worden de rechten van de cliënt gevrijwaard doordat bij elke huiszoeking in het kantoor van de advocaat de stafhouder dient aanwezig te zijn.
De stafhouder is er niet om op dat ogenblik de advocaat te sanctioneren, maar wel om het beroepsgeheim van de advocaat te bewaren waarbij hij in de regel zelf eerst de stukken en de bestanden dient na te zien om te oordelen of deze kunnen medegedeeld worden of overhandigd worden dan wel in beslag genomen door de onderzoeksrechter op basis van het criterium of zij al dan niet schending uitmaken van het beroepsgeheim.
De advocaten hebben steeds de stelling verdedigd dat bij een dergelijke huiszoeking de beslissing van de stafhouder doorslaggevend is en hij aldus kan verhinderen dat een onderzoeksrechter tegen zijn beslissing, lees tegen zijn advies in, stukken of bestanden in beslag neemt.
Een en ander moet de burger gerust stellen waardoor hij inderdaad vrijuit kan communiceren met zijn advocaat.
Maar een en ander blijkt een bittere illusie uit het arrest van het Hof van Cassatie van 24.04.2012 waarin het Hof van Cassatie stelde dat de stafhouder enkel een advies verleent maar dat de onderzoeksrechter finaal oordeelt.
Dit maakt van de stafhouder gewoonweg een schaamlapje voor de onderzoeksrechter waardoor alles in een advocatenkantoor bij een huiszoeking mag.
Wanneer dit gericht is tegen de persoon van de advocaat zelf stelt zich geen enkel probleem. Een advocaat is een burger net zoals een ander en dient niet te beschikken over enig voorrecht. Maar wanneer het gaat over informatie van zijn cliënten is dit een brug te ver.
Een gewone burger dient te onthouden dat hij voorzichtig dient te zijn in de meldingen die hij zowel telefonisch als per email als per brief aan zijn advocaat overmaakt. Op een advocatenkantoor kan hij vrijuit praten maar hij mag aan zijn advocaat gerust vragen om misschien van bepaalde stukken kennis te nemen door ze te lezen zonder hem ze af te geven en door de advocaat uitdrukkelijk te verbieden van bepaalde meldingen nota te nemen. Overigens een verstandige advocaat legt tijdens een consultatie geregeld de pen neer.
Zie ook Eric Brewaeys, huiszoeking bij advocaten, de onderzoeksrechter is de baas, de juristenkrant, nr. 252, 27.06.2012.