Uittreksel (nieuw) BW
Art. 5.75. Contract van onbepaalde duur
“Een contract wordt voor een onbepaalde duur gesloten wanneer het geen uitdovende tijdsbepaling bevat.
Iedere partij kan het te allen tijde opzeggen, met inachtneming van de vereisten die de wet of het contract oplegt of, bij gebreke daarvan, door de kennisgeving aan de andere partij van een opzegging die een redelijke opzegtermijn vermeldt.”
Ook onder de gelding van het oud Burgerlijk wetboek kunnen overeenkomsten van onbepaalde duur (al dan niet met opeenvolgende prestaties) op elk ogenblik en door elk van de partijen worden beëindigd (Cass. (1e k.) 10 november 2016, RCJB 2020, afl. 1, 47, noot P. WÉRY; Cass. (1e k.) 29 mei 2015, Arr.Cass. 2015, afl. 5, 1421.).
De eenzijdige beëindiging van de overeenkomsten van onbepaalde duur is weliswaar steeds mogelijk maar vereist wel de inachtneming van een redelijke opzegtermijn.
Uit de verplichting om de overeenkomst te goeder trouw uit te voeren kan een verplichting volgen om bij de opzegging een opzeggingstermijn in acht te nemen. Het gedrag van de opzeggende partij moet daarbij getoetst worden aan de criteria van rechtsmisbruik, zodat de opzegging niet op manifest onredelijke wijze mag gebeuren.
De opzeggingstermijn moet lang genoeg zijn om de opgezegde contractpartij toe te laten de nodige maatregelen te nemen om zich voor te bereiden op het plotse wegvallen van de overeenkomst. Bij het bepalen van de termijn moet men rekening houden met de moeilijkheden waarmee de opgezegde contractpartij te maken zal krijgen om zich te reorganiseren.
Volgens vaste Cassatierechtspraak behoort het tot het wezenskenmerk van overeenkomsten van onbepaalde duur dat zij te allen tijde door elke contractspartij eenzijdig kunnen worden opgezegd mits de opzeggende partij een billijke opzeggingstermijn geeft (Cass. 16 oktober 1969, Arr.Cass. 1970, 167; Cass. 22 november 1973, Arr.Cass. 1974, 327). Dat algemeen rechtsbeginsel wordt geacht van openbare orde te zijn (L. Cornelis, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, 814; R. Kruithof, «Overzicht van rechtspraak (1974-80). Verbintenissen», TPR 1983, 518-519, nr. 14; P. Van Ommeslaghe, «Examen de jurisprudence (1968 à 1973). Les obligations», RCJB 1975, 61, nr. 72).
De opzegging van een overeenkomst van onbepaalde duur tussen 2 ondernemingen vergt een redelijke opzeggingstermijn ook al is er geen contractuele opzeggingstermijn. De onmiddellijke opzegging van de overeenkomst (d.w.z. zonder een opzeggingstermijn toe te kennen) tussen 2 onderneming maakt een foutief handelen uit in hoofd van de partij die de overeenkomst aldus beëindigt Deze fout veroorzaakt schade aan de wederpartij.
Een redelijke opzeggingstermijn van 1 maand kan een billijke schadevergoeding uitmaken indien de samenwerking kort heeft geduurd.
Een dergelijke opzegging is in beginsel onherroepelijk, behoudens andersluidend akkoord tussen partijen.
De partij die dus tot opzegging is overgegaan heeft niet meer het recht hierop eenzijdig terug te komen. De opzegging is dus onherroepelijk (Cass. (1e k.) 7 juni 2012, Arr.Cass. 2012, afl. 6-7-8, 1567 en Cass. (3e k.) 3 december 2007, RW 2010-11, afl. 34, 1431, noot A. VAN OEVELEN.) wanneer de opzegging de bestemmeling heeft bereikt en die laatste er kennis van heeft genomen of er redelijkerwijze kennis van heeft kunnen nemen (F. VERMANDER, De opzegging van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2014, 365, nr. 469). Maar dit alles belet niet dat gelet op het beginsel van de wilsautonomie, zoals deze werd vastgelegd in artikel 1134 BW de partijen evenwel in onderlinge overeenstemming beslissen om de door een van hen gedane opzegging als niet-bestaande te beschouwen.
Partijen kunnen de opzegtermijn conventioneel bepalen. De toepassing van een dergelijk beding mag geen rechtsmisbruik uitmaken. Is er geen termijn bepaald dan mag de opzegging noch ontijdig, noch onredelijk zijn, hetgeen aldus een redelijke opzegtermijn veronderstelt die in gemeen akkoord in redelijkheid wordt bepaalt en bij gebrek aan regeling door de rechter wordt bepaald op basis van de redelijkheid in concreto.
De contractpartijen moeten tijdens de opzeggingstermijn de (opgezegde) overeenkomst uitvoeren zoals vóór de opzegging.
In geval van een eenzijdige opzegging van een overeenkomst van onbepaalde duur waarvoor geen wettelijke of conventionele opzeggingsmodaliteiten gelden, kan de rechter, bij gebrek aan akkoord tussen de contractspartijen, de opzeggingsvergoeding bepalen. De rechter moet zich daarvoor plaatsen op het ogenblik van de opzegging van de overeenkomst en onder meer rekening houden met de verstreken duur van de overeenkomst, de door de partijen reeds gemaakte kosten en het nadeel dat de opzegging voor de opgezegde contractspartij meebrengt. Deze laatste heeft recht op een opzeggingsvergoeding die zijn werkelijke schade dekt (zie ook hierna geciteerde rechtspraak).
Let wel voor contracten met consumenten geldt de hierna vermelde regeling:
Wanneer een contract met een consument stilzwijgend werd verlengd kan de consument op elk ogenblik het contract opzeggen, zonder dat van de consumenten schadevergoeding wordt gevraagd. De consument zal bij de opzegging de contractueel bepaalde opzegtermijn in acht moeten nemen, die evenwel niet meer mag bedragen dan twee maand.
Daarnaast heeft de consument het recht op informatie over de aanwezigheid en de draagwijdte van een beding van stilzwijgende verlenging. dit beding dient in het vet vermeld te worden, in en kaders en los van de tekst op de voorzijde van het eerste blad. het beding dient te vermelden:
1) de gevolgen van de stilzwijgende verlenging,
2) de uiterste datum waarop de consument zich tegen de stilzwijgende verlenging kan verzetten en
3) de wijze waarop hij dat moet doen (bv. aangetekende brief).
4) de vermeldingen in de bewoordingen zoals door de wet gesteld dat hij de consument na stilzwijgende verlenging de overeenkomst van bepaalde duur op elk ogenblik kan opzeggen.
In de regel blijven contracten van bepaalde duur, die niet stilzwijgend worden verlengd, niet opzegbaar.
Wanneer de verkoper of de dienstverlener geen gevolg geeft aan de opzeggingen naar de opzegging nog diensten presteert worden deze gekwalificeerd als een afgedwongen aankoop waarvoor er geen kosten kunnen in rekening gebracht worden en waarbij ten onrechte betaalde sommen kunnen worden teruggevorderd.
Wat contracten van bepaalde duur betreft tussen ondernemingen dient evenwel verwezen naar B2B wet van 4 april 2019:
De nieuwe regels van de b2b-wet inzake de contractuele bedingen ingevolge de wet van 4 april 2019 treden in werking op 1 december 2020.
Overeenkomsten tussen ondernemingen dienen geïnterpreteerd tegen degene die het recht verkrijgt.
Net zoals in de overeenkomsten tussen ondernemingen en consumenten zijn er expliciete onrechtmatige en verboden bedingen.
De contractvrijheid van ondernemingen wordt beperkt in die zin dat ook voor contracten tussen ondernemingen onderling (b2b) geldt dat een contractueel beding onrechtmatig en verboden is wanneer het, al dan niet in samenhang met andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen.
In de zogenaamde zwarte lijst zijn de bedingen opgenomen, die principieel zonder verdere beoordeling onrechtmatig en verboden zijn.De bedingen die in die grijze lijst zijn opgenomen, worden vermoed onrechtmatig en verboden te zijn, maar het tegenbewijs kan worden geleverd.
In de zogenaamde grijze lijst van onrechtmatige bedingen staat onder meer: [...]
b) Bedingen inzake de duur van een overeenkomst: stilzwijgende verlenging of vernieuwing en redelijke opzegtermijn
i. bedingen die ertoe strekken een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend te verlengen of te vernieuwen, zonder opgave van een redelijke opzegtermijn (art. VI.91/5, 2° WER).
ii. bedingen die ertoe strekken, onverminderd art. 1184 BW, de partijen te verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn (art. VI.91/5, 5° WER).[volgens de letter van de wet impliceert dit dat ook overeenkomsten van bepaalde duur mits een redelijke opzegtermijn moeten kunnen beëindigd].
Dries Rooses stelt in zijn bijdrage "De overeenkomst van bepaalde duur en artikel VI.91/5, 5o WER: gerechtvaardigde bezorgdheid van de wetgever of flagrante aantasting van de contractvrijheid van ondernemingen?", RW 2020-2021, 122 dan ook:" Eén van de verboden bedingen die met ingang van 1 december 2020 van toepassing worden op nieuwe overeenkomsten, alsook op bestaande overeenkomsten die gewijzigd en/of hernieuwd worden na die datum, houdt in dat het weerlegbaar vermoed onrechtmatig is om, onverminderd art. 1184 BW, de partijen te verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn. Op de keper beschouwd zou deze bepaling immers kunnen impliceren dat iedere overeenkomst voor bepaalde duur die niet in een redelijke opzegtermijn voorziet, weerlegbaar vermoed wordt onrechtmatig te zijn. Strikt gelezen zou deze bepaling dan tot gevolg hebben dat de wetgever het onderscheid tussen overeenkomsten van bepaalde duur en van onbepaalde duur tussen ondernemingen door de B2B-wet heeft afgeschaft. In het licht van de vaststelling dat de wetgever uitdrukkelijk niet de bedingen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken heeft willen raken, is die vaststelling eerder merkwaardig. "
Commentaar
Een contract van onbepaalde duur is een contract zonder uitdovende bepaling.
De duur van het contract staat los van de verbintenissen die uit het contract voortvloeien en die dus langer kunnen duren dan het contract.
Een uitdovende tijdsbepaling betreft een toekomstige, maar zekere gebeurtenis die het tenietgaan van de verbintenis meebrengt (art. 5.149 BW)
De bepaling van art. 5.76 (nieuw) BW verbiedt impliciet de eeuwigdurende verbintenis. Bij een schending van het verbod op eeuwigdurende verbintenissen wordt de verbintenis gereduceerd en aldus herleid tot de maximaal toegestane duur.
De duur van de geheimhoudingsovereenkomst
Een geheimhoudingsovereenkomst van onbepaalde duur is, heeft geen eeuwig karakter en is eveneens opzegbaar.
De geheimhoudingsverbintenis die geen expliciete vervaltermijn heeft is impliciet bepaalbaar qua duur. Zij loopt af op het moment waarop de informatie haar geheim karakter verliest of het legitiem belang bij de geheimhouding verdwijnt.
zie ook: www.elfri.be - Artikel - Contracten van bepaalde duur