Indien de straf, ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die welke ten tijde van het misdrijf was bepaald, wordt de minst zware straf toegepast. ( Art. 2. lid 2 strafwetboek)
Wanneer een nieuwe strafwet tussen het tijdstip van de feiten en de behandeling door de rechtbank een mildere straf voorziet, dan wel het feit zelf niet meer strafbaar stelt, dient de nieuwe wet te worden toegepast.
De rechtbank kan ook geen veroordeling uitspreken wanneer de ten laste gelegde gedraging niet langere strafbaar is onder de nieuwe regel.
Het artikel 2 lid 2 van het Strafwetboek is ook toepasselijk bij mildere incriminatie of misdrijfomschrijving.
Artikel 2 lid 2 Sw. heeft het echter over de strafwet zelf en niet over de uitvoeringsbesluiten.
Het Hof van Cassatie stelt dat wanneer een uitvoeringsbesluit vervangen wordt zonder wijziging van de wet die aan de grondslag ligt van het uitvoeringsbesluit artikel 2 van het strafwetboek geen toepassing vindt.
Zie Cassatie 29.02.1932, PAS. 1932, I, 87 en Cassatie 27.05.1992, RDP, 1992, 875 en Correctionele Rechtbank Gent, 09.04.2013, NJW, 286, pagina 607, met noot van C. Conings, retroactieve toepassing van de mildere strafwet, NJW, 286, pagina 610 voorzien van de nodige kritiek met verwijzing naar rechtsleer.
Het verbod voor de rechter om aan de beklaagde een zwaardere straf op te leggen dan deze die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was, geldt enkel voor eigenlijke straffen. Veiligheidsmaatregelen zijn daarentegen vanaf hun inwerkingtreding van toepassing op bestaande rechtstoestanden.