Naar Belgisch recht is het (aanbod van) kantonnement – mits aan de wettelijke voorwaarden is voldaan – een absoluut recht van de tot betaling veroordeelde partij, tenzij de bodemrechter expliciet de mogelijkheid tot het stellen van het kantonnement uitsluit.
Het Europees Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Brussel op 27 september 1968, regelt o.a. de procedure tot erkenning van buitenlandse gerechtelijke uitspraken en het verkrijgen van het verlof tot tenuitvoerlegging van dergelijke gerechtelijke uitspraken, zonder evenwel de daadwerkelijke tenuitvoerlegging te regelen.
Het rechtsgeldig verkrijgen van het exequatur door een Belgische rechtbank, is een noodzakelijke voorwaarde om een buitenlandse rechterlijke beslissing in België ten uitvoer te kunnen leggen, maar impliceert verder niet dat de daadwerkelijke tenuitvoerlegging dient te gebeuren overeenkomstig de buitenlandse bepalingen inzake tenuitvoerlegging.
De beoordeling van de problemen van tenuitvoerlegging en geschillen die ontstaan in het raam van deze daadwerkelijke tenuitvoerlegging behoort tot bevoegdheid van de nationaal bevoegde rechter waar de tenuitvoerlegging geschiedt (in onderhavig geval de Belgische beslagrechter) en geschiedt overeenkomstig het nationale recht van de beslagrechter.
Er is daarbij in de Belgische rechtsorde geen enkele wettelijke of internationale norm die zou vereisen dat de modaliteiten van de zuivere tenuitvoerlegging van een buitenlandse gerechtelijke uitspraak zouden afwijken van de modaliteiten van de tenuitvoerlegging van een Belgische gerechtelijke uitspraak; elke discriminatie terzake – zowel positief als negatief – zou ontbloot zijn van enige wettelijke grondslag.
Het enkele feit dat een definitief verlof tot tenuitvoerlegging in België werd verkregen doet dan ook geen afbreuk aan de bevoegdheid van de beslagrechter om kennis te nemen van onderhavig geschil betreffende de mogelijkheid tot kantonnement.
Dit brengt mee dat de tenuitvoerlegging in België van een buitenlands vonnis, bekleed met het verlof tot tenuitvoerlegging door een Belgische rechtbank, beheerst wordt door de Belgische bepalingen terzake. De eiseres kan zich dan ook rechtsgeldig beroepen op de Belgische bepalingen inzake het kantonnement, die deel uitmaken van de Belgische bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen (hoofdstuk IV «Kantonnement van het vijfde deel «Bewarend beslag, middelen tot tenuitvoerlegging en collectieve schuldenregeling»).