Artikel 505, derde lid, Strafwetboek, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan door de wet van 10 mei 2007, vereist niet dat de verbeurd te verklaren goederen, voorwerp van het misdrijf witwassen, tot het vermogen van de veroordeelde behoren, maar laat enkel toe dat derden krachtens hun rechtmatig bezit aanspraken op die goederen doen gelden; onder derden zijn hier te verstaan, alle personen die niet werden veroordeeld voor het witwasmisdrijf of een eraan ten grondslag liggend misdrijf.
Om zijn aanspraken te doen gelden op goederen die in aanmerking komen voor verbeurdverklaring en de rechtmatigheid van zijn bezit op die goederen aan te tonen, kan een derde tussenkomen in elke stand van de procedure en kan hij, ongeacht of hij reeds procespartij is, rechtsmiddelen aanwenden tegen de beslissing die een goed verbeurdverklaart waarop hij aanspraken doet gelden; is een derde reeds in een andere hoedanigheid procespartij in de procedure waarin dat goed dreigt te worden verbeurdverklaard, dan volstaat het dat hij de rechter kennis geeft van het feit dat hij aanspraken op dat goed doet gelden; uit de hoedanigheid of bijkomende hoedanigheid die de derde ingevolge die tussenkomst, dat rechtsmiddel of die kennisgeving verkrijgt, volgt de verplichting voor de vonnisrechter om de aanspraken van die derde in feite en in rechte te onderzoeken en voor het Hof om de wettigheid van de verbeurdverklaring na te gaan.
De rechter dient niet ambtshalve de mogelijke aanspraken te onderzoeken op de verbeurd te verklaren goederen van derden die niet voor hem verschijnen, ook al gaat het om personen die reeds in een andere hoedanigheid in de procedure aanwezig zijn.
De mogelijkheid voor een als beklaagde aanwezige procespartij om verzet te doen tegen een beslissing die lastens een andere beklaagde goederen verbeurdverklaart, hangt enkel af van de vraag of die procespartij in loop van de procedure aanspraken op deze goederen heeft doen gelden en wanneer dat niet het geval is, dan is de vermelde beslissing ten aanzien van die procespartij bij verstek gewezen; het feit dat zij zich in de procedure effectief heeft verdedigd als beklaagde en dat het vonnis of arrest tegenover haar in die hoedanigheid op tegenspraak is uitgesproken, doet daaraan geen afbreuk.