Het is nuttig de begrippen tijdelijke arbeidsongeschiktheid, consolidatie van de letsels en blijvende arbeidsongeschiktheid verder te omschrijven.
Men spreekt van tijdelijke arbeidsongeschiktheid wanneer de letsels die het gevolg zijn van een arbeidsongeval, nog aan evolutie onderhevig zijn.
De tijdelijke arbeidsongeschiktheid is volledig wanneer het slachtoffer, gedurende een beperkte periode, niet in staat is het beroep uit te oefenen dat op het ogenblik van het arbeidsongeval werd uitgeoefend.
De tijdelijke arbeidsongeschiktheid is gedeeltelijk wanneer de getroffene, naar medische maatstaven, wordt geacht het beroep dat hij uitoefende op het ogenblik van het ongeval, te kunnen hernemen zonder dat hij zijn volledige arbeidsgeschiktheid in dat beroep heeft teruggevonden of wanneer de getroffene opnieuw kan worden tewerkgesteld in een aangepast beroep dat hem voorlopig kan worden opgedragen bij dezelfde werkgever.
De tijdelijke arbeidsongeschiktheid wordt bijgevolg gemeten in functie van het door het slachtoffer uitgeoefende beroep op het ogenblik van het arbeids-ongeval.
Dit is in tegenstelling tot het bepalen van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid waarbij het ver-lies aan economisch potentieel of het verlies aan concurrentievermogen op de algemene arbeidsmarkt wordt nagegaan, en dit in het licht van alle moge-lijke beroepen die voor de betrokkene nog openstaan, gelet op de leeftijd, de beroepsbekwaamheid, het aanpassingsvermogen, de omscholingsmogelijkheid en het concurrentievermogen van het slachtoffer op deze algemene arbeidsmarkt.
Onder concurrentievermogen wordt verstaan de mogelijkheid om in vergelijking met andere werk-nemers een beroep in loondienst uit te oefenen.
De fysische en psychische arbeidsongeschiktheid wordt bepaald in functie van de impact van de letsels op het menselijk lichaam .
De sekwellen welke van deze letsels overblijven, laten hun invloed gelden op de globale economische arbeidscapaciteit van de betrokkene. Voor de bepa-ling van deze economische arbeidscapaciteit wordt rekening gehouden met de waarde van de lichamelijke ongeschiktheid (fysisch of psychisch), de leeftijd, de beroepsbekwaamheid, het aanpassingsvermogen, de omscholingsmogelijkheid en het concurrentievermogen van de getroffene op de algemene arbeidsmarkt (zie o.m. Cass 10.03.1980 RW 80-81 647).
Er dient zo concreet mogelijk te worden nagegaan wat het slachtoffer nog kan verdienen zonder het eventueel te mogen toetsen aan de praktijk .
Mag niet in aanmerking komen, om de mogelijkheid van een beroepsuitoefening te beoordelen, of er op het ogenblik dat de blijvende arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld, een tekort of een overschot is aan arbeidskrachten op de arbeidsmarkt (zie Cass 28.11.1977,Arr.Cass.1978,356).
Mag wel in aanmerking komen het rendementsverlies van het slachtoffer door pijn dan wel door functie-beperkingen door de letsels teweeggebracht.
Het is onmogelijk om met zekerheid vaststellingen van percentages te verrichten in de medische wereld.
Hoewel het gebruik van de OBSI bij de raming van de arbeidsongeschiktheid onder de artsen een alom ver-spreide praktijk is, moet een dergelijke forfaitaire schadebegroting volgens Ria Janvier worden afgewezen aangezien deze schalen geen wetenschappelijke waarde hebben, hier door de wetgever niet gewild zijn, en daarentegen geen billijke en gelijke rechtsbedeling verzekeren.
De OBSI reduceert de mens tot een louter fysiek wezen waarbij het verlies van bepaalde li-chaamsdelen, functies of organen, zal overeenstemmen met een zekere graad van arbeidsongeschiktheid.
De arbeidsongeschiktheid kan immers niet gewoon gelijkgesteld worden met de medisch bepaalde fysieke minderwaarde die ten hoogste een mogelijk aankno-pingspunt vormt voor de berekening van de vergoeding maar op zich geen aanleiding geeft tot vergoeding ( zie R. Janvier arbeidsongeschiktheid in arbeids-ongevallen en gemeen recht Medius 2000,15).