Verslag namens de commissie, DOC 54 2414/003, p. 4:
“Daarnaast regelt het bestaande artikel 19bis-11, § 2, de schadeloosstelling van het niet-aansprakelijke slachtoffer wanneer meerdere voertuigen bij het ongeval zijn betrokken en geen aansprakelijk voertuig kan worden vastgesteld. Dat artikel strekt ertoe een door het Grondwettelijk Hof in 2000 vastgestelde discriminatie weg te werken, meer bepaald het feit dat het Waarborgfonds niet voorzag in een vergoeding voor het niet-aansprakelijke slachtoffer bij een dergelijk ongeval. Niettemin geeft dat artikel na tien jaar nog altijd aanleiding tot onzekerheid en tot heel wat geschillen waarover de lagere rechtbanken uiteenlopende beslissingen nemen.
Het Grondwettelijk Hof heeft daarover reeds meerdere arresten gewezen. De voormelde beslissingen en ook de uitspraken van het Hof van Cassatie blijven aanleiding geven tot betwistingen. Bovendien komt de tekst niet tegemoet aan de intentie van de wetgever om louter de niet-aansprakelijke slachtoffers te vergoeden. Een en ander wordt met dit wetsontwerp rechtgezet”.
De Memorie van toelichting herneemt die tekst en voegt toe (DOC 54 2414/001, p. 4 en 5):
“Immers, de parlementaire stukken betreffende de aanneming van het artikel 19bis-11, § 2 verwezen naar het arrest 96/2000 van het Grondwettelijk Hof waarin het van oordeel was dat artikel 80, § 1, eerste lid, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schond, omdat het artikel aan bepaalde categorieën van personen de tussenkomst van het Gemeenschappelijk Waarborgfonds weigerde. Dit was het geval voor personen die niet aansprakelijk waren voor het ongeval, maar die niet schadeloosgesteld konden worden omdat tussen verschillende motorrijtuigen niet kon worden vastgesteld welk motorrijtuig het ongeluk had veroorzaakt (Parl.St. Kamer, DOC 50 1716/001, p. 8 (memorie van toelichting)) (...).
In de praktijk werd de wil van de wetgever over voormelde elementen niet in acht genomen.
De voorgelegde nieuwe tekst beoogt derhalve de regeling van de bestaande vergoedingsregeling nauwkeuriger af te stemmen op de oorspronkelijk bedoeling van de wetgever en de voorwaarden ervan te verduidelijken. Een duidelijkere tekst die rechtszekerheid biedt, zal overigens het aantal rechtszaken beperken, waardoor de politierechtbanken enigszins zullen ontlast worden.
Bijgevolg wordt het bestaande artikel 19bis-11, § 2 opgeheven en de nieuwe tekst wordt ingevoegd in een nieuw in te voegen artikel 29ter ...”.
In de artikelsgewijze bespreking ten slotte, betreffende artikel 23 waarin de tekst van het nieuwe artikel 29ter wordt gesteld (DOC 54 2412/001, p.16):
“Overeenkomstig de doelstelling van de wetgever om de door het Grondwettelijk Hof vastgestelde discriminatie te regelen, verduidelijkt artikel 29ter het principe volgens hetwelk het recht op vergoeding op basis van deze regeling enkel toekomt aan het zogenaamde onschuldig slachtoffer en zijn rechthebbenden ...”.
In dezelfde lijn gaan vervolgens de verklaringen van de commissieleden in de plenaire bespreking, CRIV 54 PLEN 169: zij hebben het niet over een wijziging of verbetering van de bestaande regeling, maar respectievelijk over een “rechtzetting” en over een “verduidelijking”, waarover ze hun voldoening uitspreken.
In de voorbereidende werken van de wet van 31 mei 2017 wordt dus weliswaar erkend dat de letterlijke interpretatie van de oude wettekst niet toeliet de voorwaarde van de onschuld te stellen, maar wordt er tegelijk op gewezen dat dit destijds wel degelijk de bedoeling van de wetgever is geweest en dat de nieuwe wettekst beoogt “de bestaande vergoedingsregeling nauwkeuriger af te stemmen” op die oorspronkelijke bedoeling en de voorwaarden ervan te “verduidelijken”.
Let wel
Niettegenstaande artikel 19bis-11, § 2 WAM-wet werd opgeheven door de wet van 31 mei 2017 en het artikel 29 ter WAM werd hersteld, blijft de bepaling van art.19bis-11§2 van toepassing op de verkeersongevallen die zich hebben voorgedaan vóór de inwerkingtreding van die wet, namelijk 22 juni 2017.