Overeenkomstig art. 24 van de wet van 15.6.1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt voor de rechtscolleges in hoger beroep de taal gebruikt waarin de bestreden beslissing is gesteld. Dit voorschrift is van openbare orde en partijen kunnen hier dus niet van afwijken. De vraag of de belangen van partijen geschaad zijn doet niets ter zake (zie ook in die zin Cass. 24.5.1993, RW 1993-94, 443).
Een akte van de rechtspleging mag slechts in één taal worden gesteld, namelijk die van de rechtspleging (zie ook in die zin: Cass. 4.6.1987, R. W 1987-88, blz. 573).
Alle akten van de rechtspleging moeten overeenkomstig deze bepaling in de taal van de rechtspleging gesteld zijn. Een akte van de rechtspleging wordt geacht volledig in de taal van de rechtspleging te zijn gesteld wanneer alle essentiële vermeldingen en zeker de vermeldingen vereist voor de regelmatigheid van de akte in de taal van de rechtspleging zijn gesteld.
Een akte van hoger beroep is een akte van de rechtspleging die volledig in de taal van de rechtspleging moet zijn gesteld op straffe van overeenkomstig art. 40 van de wet van ambtswege vast te stellen nietigheid. Alle vermeldingen die op grond van art. 1057 Ger. W op straffe van nietigheid in de akte van hoger beroep moeten worden opgenomen, moeten volledig in de taal van de rechtspleging zijn weergegeven. Daar de grieven overeenkomstig art. 1057,7° Ger. W op straffe van nietigheid vermeld moeten worden in de akte van hoger beroep, moeten ook deze grieven volledig in de taal van de rechtspleging worden weergegeven.
De aanwezigheid in een akte van hoger beroep van een grief die zelfs maar gedeeltelijk gesteld is in een andere taal dan de taal van de rechtspleging, en die niet voorzien is van een vertaling of een verkorte weergave van de betekenis van die woorden in de taal van de rechtspleging, heeft overeenkomstig art. 40 van de voornoemde wet de nietigheid van de akte van hoger beroep voor gevolg, en deze nietigheid dient overeenkomstig art. 40, lid 1 ambtshalve te worden uitgesproken. Dit is zelfs het geval wanneer een samenvatting van of een citaat uit rechtspraak of rechtsleer of een citaat uit een overtuigingsstuk deel uitmaakt van de grieven.
Hetzelfde geldt onverminderd voor de argumenten ter ondersteuning van de grieven (vgl. Cass. 18.10.2004, R. W, 2005-2006, 547:
" ... Overwegende dat de appellant zelf oordeelt hoe gedetailleerd hij zijn grieven in de akte van hoger beroep uiteenzet;
Dat wanneer de akte van hoger beroep tevens argumenten ter ondersteuning van de grieven bevat, zij tot de grieven behoren die in het debat worden gebracht en waarvan de geïntimeerde kennis moet kunnen nemen in de taal van de rechtspleging;
Dat het onderdeel dat ervan uitgaat dat de argumenten ter ondersteuning van een grief in de akte van hoger beroep in een andere taal dan die van de rechtspleging mogen worden gesteld, faalt naar recht.
De feitelijke gegevens vermeld in een akte van hoger beroep ter ondersteuning van het hoger beroep behoren bovendien zonder meer tot de grieven die op straffe van nietigheid van de akte in de taal van de rechtspleging moeten worden weergegeven, ongeacht op welke plaats in de akte die vermeldingen voorkomen (zie ook in die zin: Cass. 26.9.2005, S.05.0017.N, Arr.Cass. 2005, 1746; www.cass.be:
Elke appellant oordeelt zelf hoe gedetailleerd hij zijn grieven in de akte van hoger beroep uiteenzet;
Dat wanneer de akte van hoger beroep tevens feitelijke gegevens vermeldt ter ondersteuning van de gegrondheid van het hoger beroep, zij tot de grieven behoren die in het debat worden gebracht en waarvan de geïntimeerde kennis moet kunnen nemen in de taal van de rechtspleging;
Dat het daarbij zonder belang is op welke plaats in de akte de vermeldingen in de andere taal dan die van de rechtspleging voorkomen;
Dat dergelijke vermeldingen niet toegelaten zijn, of zij nu onder de hoofding "feiten" of onder de hoofding "grieven" of "middelen" voorkomen;
Dat het daarbij eveneens zonder belang is of het daaropvolgend bestreden arrest al dan niet op die vermeldingen steunt; .. .).
Een loutere toelichting of illustratie van een grief onder de vorm van een citaat uit rechtspraak (of rechtsleer) die op zich niet aangemerkt kan worden als onderdeel van een grief of een argument ter ondersteuning van een grief, is daarentegen geen vermelding die in de akte van hoger beroep op straffe van nietigheid in de taal van de rechtspleging dient voor te komen (zie ook in die zin: Cass. 17.6.2010, C.09.0199.N., www.cass.be). “
Wanneer een akte van rechtspleging (bv. akte van hoger beroep) tal van anderstalige (bv. Engelse) woorden en zinnen bevatten die veelal van een vertaling voorzien zijn, doch niet systematisch voor wat alle in die akte gebruikte vreemde woorden en begrippen, en wanneer de rechter zich ambtshalve vragen stelt over de conformiteit van de akten van rechtspleging aan de dienen de debatten te worden heropend en dienen partijen verzocht standpunt in te nemen over de verenigbaarheid van de akten van rechtspleging, met de verplichtingen opgelegd door de wet van 15.6.1935 en de mogelijke nietigheid van de akten bij toepassing van art. 40 van die wet, evenals de repercussie daarvan op de door de andere partijen ingestelde hogere beroepen, wanneer de rechter oordeelt op het eerste gezicht niet evident is om zonder meer aan te nemen dat de akten volledig in de taal van de rechtspleging werden gesteld.
Ook conclusies dienen in de taal van de rechtspleging gesteld.
Als akte van de rechtspleging dient een conclusie zoals iedere andere akte van de rechtspleging te voldoen aan de vereisten van de wet van 15.6.1935 op het taalgebruik in gerechtszaken (zie ook in die zin bv. Cass., K1, 22.1.1988, RW 1988-89, 90: "Overwegende dat een conclusie valt onder de akten van rechtspleging die, ingevolge de artikelen 2 en 40, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in een procedure gevoerd voor ... , op straffe van nietigheid van rechtswege in het Nederlands moeten worden gesteld ... ").
Overeenkomstig art. 24 juncto art. 2 van deze wet dient de gehele rechtspleging in de conforme taal te gebeuren. Dit voorschrift is van openbare orde en partijen kunnen hier dus evenmin van afwijken. De vraag of de belangen van partijen geschaad zijn doet niets ter zake (zie ook in die zin Cass. 24.5.1993, RW 1993-94, 443).
Bij toepassing van art. 40 van deze wet is een akte van de rechtspleging die in strijd met de bepalingen van de wet niet geheel in het de taal van de rechtspleging is opgesteld nietig en deze nietigheid dient zelfs van ambtswege door de rechter te worden uitgesproken.
De vereiste van het exclusieve gebruik van de bij toepassing van art. 24 voorgeschreven taal van de rechtspleging strekt zich uit tot alle vermeldingen die door de wet voor de betrokken akte zijn voorgeschreven; overeenkomstig art. 744, lid 2 Ger. W, zoals ingevoegd bij art. 8 van de Wet van 26.4.2007, moet een conclusie uitdrukkelijk de middelen in feite en in rechte bevatten waarop iedere eis steunt.
Uit de samenlezing van voornoemde bepalingen volgt dat de middelen in feite en in rechte waarop iedere eis steunt dus volledig in de taal van de rechtspleging moeten worden weergegeven: zowel partijen zelf als de rechter moeten de door een partij in conclusie uiteengezette middelen in feite en in rechte volledig in het Nederlands ter kennis kunnen nemen.
Aan deze vereiste is afdoende voldaan wanneer de eventuele anderstalige vermeldingen in de conclusie vertaald werden of wanneer de betekenis van die anderstalige vermeldingen minstens verkort in de taal van de rechtspleging werd weergegeven.
Indien dit niet het geval is en de conclusie met schending van de voorschriften van de wet van 15.6.1935 niet geheel in de taal van de rechtspleging is gesteld, is de conclusie volledig nietig en kan de rechter dus geen kennis nemen van de inhoud ervan. De rechter zou zulk een conclusie zelfs niet als een ingebrekestelling kunnen aanmerken (zie ook in die zin: Cass. 22.1.1988, geciteerd). Het weze herhaald dat het een voorschrift van openbare orde betreft dat onafhankelijk is van de wil van partijen.
Ook de inventaris van de overtuigingsstukken dient aangemerkt te worden als een akte van de rechtspleging die eveneens onder de voorschriften van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken valt. Bij gebreke hieraan dienen de partijen worden verzocht ook hierover standpunt in te nemen. Het staat partijen, voor zover zij dit nog opportuun achten, ook vrij, vanzelfsprekend enkel op voorwaarde dat zij erover akkoord zouden geraken om de betrokken partijen alsnog zulk een regularisatie te gunnen, nieuwe exemplaren neer te leggen van de niet volledig in de wetsconforme taal gestelde conclusies en inventarissen.