Ook mondelinge akkoorden ter zitting kunnen door de rechter kunnen worden vastgesteld, waarbij de finesse van dit akkoord niet altijd even duidelijk blijkt.
Een akkoordvonnis is en blijft echter ook een vonnis. De kwalificatie als vonnis verklaart waarom een akkoordvonnis niet kan worden aangevochten d.m.v. een vordering tot nietigverklaring, zoals bij een overeenkomst die bij notariële akte is opgesteld. Het in artikel 20 Ger.W. wettelijk verankerde gesloten rechtsmiddelensysteem verzet zich daartegen. Indien de partijen de overeenkomst (negotium) wensen aan te vechten, dienen zij een rechtsmiddel aan te wenden tegen het vonnis (instrumentum).
Er is een rechtsmiddel mogelijk indien het «akkoordvonnis» geen getrouwe weergave is van het tussen partijen gesloten akkoord. Dat geen vernietiging van de overeenkomst werd ingeroepen, is niet dienend. De niet wettelijk tot stand gekomen overeenkomst waarnaar artikel 1043 Ger.W. verwijst, betreft slechts het akkoord van partijen, maar niet de libellering van dit akkoord door de rechter (zie ook o.a. Cass. 9 september 2013, RW 2015-16, 504).
Er is immers slechts sprake van een akkoordvonnis wanneer het vonnis de tussen de partijen gemaakte overeenkomst getrouw weergeeft. Het vonnis waarbij de tussen de partijen gesloten overeenkomst door de rechter wordt gewijzigd, is geen akkoordvonnis en is voor voorziening vatbaar.
De hypothese waarin de rechter de overeenkomst niet correct verwoordt, is derhalve geen kritiek op de overeenkomst maar op het vonnis. Het jurisdictioneel instrumentum congrueert dan niet met het contractueel negotium. Dit gegeven is niet toerekenbaar aan de procespartijen maar aan de rechter.
Het loutere feit dat in het bestreden vonnis melding wordt gemaakt van een akkoord komt niet in aanmerking als rechtsgeldig bewijs van dit beweerde akkoord, wanneer dit akkoord geen enkele steun vindt in het proces-verbaal van de zitting.
Processuele feiten die zich ter zitting afspelen, kunnen in de regel immers niet worden bewezen aan de hand van een loutere (naderhand betwiste) vermelding in het vonnis, indien deze vermelding geen enkele steun vindt in een ander stuk van de rechtspleging, het zittingsblad meer in het bijzonder.
Ten overvloede zij nog opgemerkt dat een voor de rechter totstandgekomen (deel)akkoord veronderstelt dat alle partijen ter zitting aanwezig zijn, minstens zijn vertegenwoordigd door een raadsman met een bijzondere volmacht tot het sluiten van een deelakkoord, wat hier kennelijk niet het geval was.
Krachtens artikel 440, tweede lid Ger.W. verschijnt de advocaat als gevolmachtigde van de partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken, behalve indien de wet een bijzondere lastgeving vereist. Voor het afsluiten van een deelakkoord in de procedure van gerechtelijke vereffening en verdeling heeft een advocaat, die zijn cliënt vertegenwoordigt (bij gebrek aan persoonlijke aanwezigheid van deze partij ter zitting), echter een bijzondere volmacht nodig. Dit kan o.a. worden afgeleid uit het gegeven dat het afsluiten van een deelakkoord de verzaking aan een aantal rechten met zich meebrengt, o.a. aan het recht om nog bezwaren in te roepen nopens de punten (feitelijke betwistingen of rechtsvragen) waarover het bewuste deelakkoord werd afgesloten (...).
Het mandaat ad litem geldt niet voor (proces)rechtshandelingen die tegelijk een daad van beschikking inhouden over bepaalde rechten van de cliënt en/of voor handelingen die een verwerking/afstand van bepaalde rechten impliceren. Voor dergelijke handelingen is een bijzondere volmacht vereist.