De potestatieve voorwaarde in het oud B.W.
Toevallige voorwaarde:
Artikel 1169 oud B.W. stelt voorop dat een voorwaarde toevallig is als deze louter van toeval afhangt en niet in de macht ligt van de schuldeiser of de schuldenaar. Ook de voorwaarde die louter afhankelijk is van de wil van een derde (die niet beïnvloedbaar is door één van de partijen) is een toevallige voorwaarde ( Art. 1169. “Een toevallige voorwaarde is die welke van een louter toeval afhangt en geenszins in de macht is van de schuldeiser of van de schuldenaar.”)
Potestatieve voorwaarde
Dan bestaat er ook een potestatieve voorwaarde: artikel 1170 oud B.W. definieert deze als de voorwaarde die de uitvoering van de overeenkomst doet afhangen van een gebeurtenis die de ene of de andere van de contracterende partijen vermag te doen plaatshebben of te verhinderen.
Gemengde potestatieve voorwaarde
Artikel 1171 oud B.W. definieert de gemengde (potestatieve) voorwaarde als deze die afhangt tegelijk van de wil van een van de contracterende partijen en van de wil van een bepaalde derde.
Verder wordt ook gewag gemaakt van de gewoon of eenvoudig potestatieve voorwaarde. Deze voorwaarde hangt af van de wil van één van de partijen en van het toeval.
Zuivere potestatieve voorwaarde
Een voorwaarde wordt ‘zuiver potestatief’ genoemd als deze louter afhangt van de wil van een partij (de schuldeiser of de schuldenaar).
Nietige potestatieve voorwaarde van de zijde van diegenen die zich verbindt
Volgens artikel 1174 oud B.W. is iedere verbintenis nietig, wanneer zij is aangegaan onder een potestatieve voorwaarde van de zijde van degene die zich verbindt.
Als we dit artikel naar de letter lezen, is het onduidelijk of dit zowel geldt voor opschortende als voor – de hier relevant zijnde – ontbindende voorwaarden.
Niettemin is de meerderheidsstrekking in de doctrine sinds lange tijd overtuigd dat artikel 1174 B.W. enkel betrekking heeft op de opschortende voorwaarden en niet op de ontbindende voorwaarden.
In een cassatiearrest van 24 februari 2014 wordt dit ook bevestigd. (Cass. 24 februari 2014, AR C.13.0293.N, AC 2014, nr. 143, ECLI:BE:CASS:2014:ARR.20140224.3. ).
Zo oordeelde Cassatie dat een toekomstige gebeurtenis als ontbindende voorwaarde kan worden bedongen, ook al is het intreden ervan afhankelijk van de wil van de schuldenaar. Bepaalde rechtsgeleerden lezen in deze mogelijkheid dan ook een ‘bedongen eenzijdig opzeggingsrecht in hoofde van de schuldenaar’. Niettemin werkt deze ‘opzegging’ in beginsel dan retroactief, hetgeen niet typisch is aan de opzegging.
Dit alles betekent dat de visie, die ervoor pleit om niet te spreken van een ontbindende voorwaarde, van zodra er sprake is van een wilsuiting van een van de partijen (onder wie de schuldenaar), onder druk komt te staan.
In de rechtsleer wordt veel belang hecht aan het ‘automatische’ karakter van de ontbindende voorwaarde, in tegenstelling tot het (eenzijdig) uitdrukkelijk ontbindend beding en het (eenzijdig) opzeg beding. Deze rechtsleer verliest volgens Wery (WERY, Droit des obligations, I, Brussel, Larcier 2011, nrs. 996 e.v. ) uit het oog dat de wetgever zich niet verzet tegen louter potestatieve ontbindende voorwaarden. Het vervuld zijn van dergelijke louter potestatieve ontbindende voorwaarde zal dan juist afhangen van de enkele wil van één van de partijen van de verbintenis.
Hierdoor zal deze ontbindende voorwaarde niet meer van rechtswege uitwerking krijgen, volgens deze auteur. Er zal steeds het initiatief van de partij vereist zijn die een beroep mag doen op deze modaliteit.
Bijgevolg zal er steeds sprake moeten zijn van een partijbeslissing om deze voorwaarde in werking te doen stellen. Hierdoor veranderen geenszins de gevolgen van de uitwerking van dit beding: de verbintenissen zullen, in principe, ex tunc verdwijnen wegens de retroactieve werking van de ontbindende voorwaarde.
Artikel 1174 Oud Burgerlijk Wetboek betreft de zuiver potestatieve opschortende voorwaarde, namelijk de opschortende voorwaarde waarvan de vervulling uitsluitend afhangt van de wil van de partij die zich verbindt; zij verhindert niet de gewoon potestatieve opschortende voorwaarde, dit is de opschortende voorwaarde waarvan de vervulling weliswaar in de macht van de schuldenaar ligt, maar ook afhangt van externe factoren, en verhindert evenmin de zuiver potestatieve ontbindende voorwaarde en de gewoon potestatieve ontbindende voorwaarde; hieruit volgt dat een toekomstige en voor de partijen onzekere gebeurtenis als ontbindende voorwaarde kan worden bedongen, ook al is haar werking afhankelijk van de wilsuiting van de partij die zich verbindt.
Voor de bepalingen met betrekking tot de potestatieve voorwaarde in het NBW (klik hier)
Voor de bepalingen met betrekking tot de voorwaardelijke verbintenis in het NBW (klik hier).