Verbod op terbeschikkingstelling betekent dat de gebruiker ten minste enig gedeelte van het gezag van een werkgever uitoefent over de ter beschikking gestelde werknemers (dit is niet het geval in een aantal feitelijkheden, vermeld in art. 31 van de Wet).
Wanneer een gebruiker arbeid laat uitvoeren door ter beschikking gestelde werknemers in strijd met dit verbod, wordt geacht tussen hen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te bestaan (art 31 §3).
Aanwijzingen en instructies of richtlijnen die dienen gevolgd te worden zijn geen blijken van gezagsuitoefening doch inherent aan de uitoefening van de job en de functie.
Bij gebrek aan afdoende bewijs van ondergeschikt verband dient besloten dat het verbod niet overtreden werd.
Art. 3, 5° bis KB 28 november 1969 dat de toepassing van de RSZ wet verruimt tot 'de personen die vervoer van personen verrichten dat hun wordt toevertrouwd door een onderneming, door middel van voertuigen waarvan zij geen eigenaar zijn of waarvan de aankoop gefinancierd of de financiering gewaarborgd wordt door een ondernemer, of aan wie een onderneming diensten verleent in verband met het hun opgedragen vervoer, alsmede tot die ondernemers kan geen toepassing vinden op werknemers omdat een verruiming van het toepassingsgebied veronderstelt dat de bedoelde personen nog niet onder de RSZ-wet vallen.
Het KB beoogt de personen die, zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn verbonden, arbeid verrichten in gelijkaardige voorwaarden (zie Cass. 9.04.1979, Arr. Cass. 1978-79, 944). Omgekeerd: de toepasselijkheid van dit KB maakt van de betrokkenen geen werknemers.
Art. 3, 5° bis KB 28.11.1969 bepaalt niet wat onder voertuig moet worden verstaan. Dat hier geen enkel voertuig werd uitgesloten is juist, maar dit betekent niet dat daardoor ipso facto ook vliegtuigen, luchtvaartuigen en schepen bedoeld werden; het hangt ervan af hoe men 'voertuig' interpreteert in het geheel van de rechtsregel.
Lezing van art. 3, 5° bis leert dat hier kennelijk vervoer van personen over het land beoogd werd: de rechtsverhouding van piloten t.o.v. hun werk- of opdrachtgevers is zeer specifiek en werd kennelijk niet bedoeld, zoniet zou dit uitdrukkelijk zijn gebeurd. Een aanwijzing voor deze interpretatie ligt in de zinsnede 'voertuigen waarvan zij geen eigenaar zijn of waarvan de aankoop gefinancierd of de financiering gewaarborgd wordt .... ': hiermee kan een ziekenwagen, een autobus of een vrachtwagen bedoeld zijn maar geenszins een vliegtuig.
Deze bepaling werd dus niet geconcipieerd vanuit een onbeperkte notie van de term 'voertuig'. Desondanks, enkel op grond van de term 'voertuig', toch besluiten tot de toepasselijkheid op piloten is een stap te ver. Lezen is interpreteren: ook wie 'voertuig' leest als 'elk voertuig, elk tuig dat dienstig is voor vervoer' interpreteert. Veeleer moet een term gelezen worden in zijn context en vanuit de bedoelde realiteiten, waarvoor de omgevende termen en bepalingen een aanwijzing kunnen vormen.