Een partij kan uitstel vragen om te voldoen aan de voorwaarden van een koopovereenkomst op grond van artikel 1244, § 2 oud B.W juncto 1184, lid 3 oud BW.
Artikel 1244, alinea 2 oud B.W. luidt als volgt : ,,De rechter kan, niettegenstaande ieder andersluidend beding, met inachtneming van de toestand der partijen, gebruik makend van deze bevoegdheid met grote omzichtigheid en daarbij rekening houdend met de termijnen die de schuldenaar reeds heeft genoten, gematigd uitstel verlenen voor de betaling en de vervolgingen doen schorsen, ook wanneer de schuld blijkt uit een andere authentieke akte dan een vonnis."
Voor de bepaling in het (nieuw) BW zie art. 5.201 (nieuw) BW. Zie ook deze link.
De rechter onderzoekt dan of op grond van artikel 1184, laatste lid B.W. aan de schuldenaar nog een ultieme kans kan verleend. Op grond van dit artikel moet de ontbinding in rechte gevorderd worden en kan aan de verweerder, naargelang de omstandigheden, uitstel worden verleend.
Artikel 1184, lid 3 B.W. dient echter samen met artikel 1244, alinea 2 B.W. gelezen te worden en de rechtsregels die van toepassing zijn op artikel 1244, alinea 2 B.W. zijn mutatis mutandis ook van toepassing op het gerechtelijk ontbindingsuitstel (L. CORNELIS, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, lntersentia, 2000, nr. 589, p. 751).
Het artikel 1244, alinea 2 B.W., dat weliswaar naar betalingen verwijst, is ook van van toepassing op alle soorten contractuele verbintenissen (iets geven, te doen of niet te doen) en niet enkel op "betalingen" in geld.
De toepassing van artikel 1244, alinea 2 B.W. en 1184, lid 3 B.W. vergt grote voorzichtigheid. Het toegekend uitstel moet gematigd zijn en draagwijdte van het uitstel moet in concreto beoordeeld worden. De toestand van de schuldeiser en van de schuldenaar moet door de rechter in acht genomen worden. Tenslotte moet de rechter bij de beoordeling met grote omzichtigheid handelen, waarbij de rechter met reeds door de schuldeiser toegestane termijnen rekening moet houden. Er bestaat dan ook zelden een reden om gerechtelijke genadetermijnen toe te kennen.