Er is sprake van een "constructie" als het gaat om een bouwwerk dat op de grond steunt en bestemd is om ter plaatse te blijven staan, "ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds
Derhalve geldt de regelgeving voor constructies ook voor een constructie die met een kraan geplaatst wordt bedoeld om te laten staan. Derhalve valt ook een “woonwagen” onder “constructie” die een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vereist.
Artikel 4.1.1 VCRO omschrijft een constructie als volgt:
"3° constructie: een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds;"
Artikel 4.2.1 VCRO stelt het volgende over de vergunningsplicht:
"Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen:
1° de hiernavolgende bouwwerken verrichten, met uitzondering van onderhoudswerken:
a) het optrekken of plaatsen van een constructie,
b) het functioneel samenbrengen van materialen waardoor een constructie ontstaat,
c) het afbreken, herbouwen, verbouwen en uitbreiden van een constructie;
….
5° een grond gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten voor:
a) het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, of van allerlei materialen, materieel of afval,
b) het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens,
c) het plaatsen van één of meer verplaatsbare constructies die voor bewoning kunnen worden gebruikt, in het bijzonder woonwagens, kampeerwagens, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van het kamperen op een toeristisch logies dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 van het decreet van 5 februari 2016 betreffende het toeristische logies; ( ... )"
Verder bepaalt het Vrijstellingenbesluit in de hierna vermelde artikelen:
"( .. .)
Artikel 2.1
Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is niet nodig voor de volgende handelingen:
( .. .)
13° het plaatsen van één verplaatsbare inrichting die voor bewoning kan worden gebruikt, zoals één woonwagen, kampeerwagen of tent, niet zichtbaar vanaf de openbare weg, zonder er effectief te wonen.
( ... ) Artikel 7-2
Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is niet nodig voor de tijdelijke plaatsing van constructies, met uitzondering van publiciteitsinrichtingen, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° op hetzelfde goed wordt een maximale duur van vier periodes van dertig aaneengesloten dagen per kalenderjaar niet overschreden. Op de eerste dag van de plaatsing van de constructie begint de periode van dertig dagen te lopen, ongeacht of de constructie de volle dertig dagen geplaatst blijft. De periodes van dertig dagen kunnen aaneengesloten zijn, maar overlappen elkaar niet;
( ... ) Artikel 8.5
Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is niet nodig voor het plaatsen of verplaatsen van één of meer woonwagens, als vermeld in artikel 2, § 1, 33°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, op een residentieel woonwagenterrein of doortrekkersterrein voor woonwagenbewoners, als vermeld in artikel 1, 4° en 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2000 houdende de subsidiëring van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen voor woonwagenbewoners, op voorwaarde dat het terrein in kwestie vergund of hoofdzakelijk vergund is.
( ... )"
Artikel 4 van het Besluit Vrijstelling Architect bepaalt:
"(...)
De medewerking van een architect is niet verplicht voor de volgende handelingen:
(...)
4° een grond gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten voor:
a) het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, van allerhande materialen, materieel of afval;
b) het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens;
c) het plaatsen van één of meer verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning kunnen worden gebruikt, zoals woonwagens, kampeerwagens, afgedankte voertuigen, tenten;
d) het plaatsen van één of meer verplaatsbare inrichtingen of rollend materieel die hoofdzakelijk voor publicitaire doeleinden worden gebruikt;
( ... )"
Artikel 63 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (hierna: OVD) bepaalt dat de verwerende partij de aanvraag in zijn totaliteit onderzoekt.
Het basisprincipe van de vergunningsplicht is vervat in artikel 4.2.1 VCRO. Niemand mag namelijk zonder voorafgaande vergunning:
"1° de hiernavolgende bouwwerken verrichten, met uitzondering van onderhoudswerken:
a) het optrekken of plaatsen van een constructie,
b) het functioneel samenbrengen van materialen waardoor een constructie ontstaat,
c) het afbreken, herbouwen, verbouwen en uitbreiden van een constructie;
(. .. )"
De Raad herinnert eraan dat de definitie van het begrip 'constructie' in artikel 4.1.1 VCRO zeer ruim is opgevat:
"3° constructie: een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds;"
Er is aldus sprake van een "constructie" als het gaat om een bouwwerk dat op de grond steunt en bestemd is om ter plaatse te blijven staan, "ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds.
De omstandigheid dat artikel 4.2.1, 5° VCRO ook voorziet in een vergunningsplicht om een grond gewoonlijk te gebruiken, aan te leggen of in te richten voor "c) het plaatsen van één of meer verplaatsbare constructies die voor bewoning kunnen worden gebruikt, in het bijzonder woonwagens, kampeerwagens, afgedankte voertuigen en tenten, (. .. )", wil uiteraard niet zeggen dat er voor het plaatsen van een constructie die beantwoordt aan de beschrijving in artikel 4.1.1, 3° en artikel 4.2.1, 1° VCRO en waarvoor geen bijzondere vrijstelling geldt, op zich geen omgevingsvergunning vereist is. Of anders gezegd, artikel 4.2.1, 5° VCRO roept een bijkomende vergunningsplicht in het leven, maar kan niet worden beschouwd als een uitzondering op de vergunningsplicht ingevoerd in artikel 4.2.1, 1° VCRO.