Om gekwalificeerd te kunnen worden als een handelsagentuur dient het te gaan om een overeenkomst waarbij de ene partij, de handelsagent, door de andere partij, de principaal, zonder dat hij onder diens gezag staat, permanent en tegen vergoeding belast wordt met het bemiddelen en eventueel afsluiten van zaken in naam en voor rekening van zijn principaal. De agent heeft als kerntaak om zaken te bemiddelen, dit wil zeggen met klanten of gegadigden besprekingen te voeren die kunnen leiden tot het afsluiten van overeenkomsten tussen deze klanten en de principaal. De naam die partijen hebben gegeven aan de overeenkomst is totaal irrelevant om uit te maken of het al dan niet om een handelsagentuurovereenkomst gaat.
De aanbreng van één enkele klant, in casu een groep klanten met een aanzienlijke vraag naar verzekeringsovereenkomsten waarbij de agent ook bij de verlening van de polissen bemiddelde, is niet uit het toepassingsgebied van de wet gesloten.
Om onder het toepassingsgebied van de WHA te vallen is het niet eens vereist dat de agent nieuwe klanten aanbrengt; het gaat om de aanbreng van zaken door bemiddeling van de agent.
De door art. 1 WHA genoemde "permanente" band tussen de agent en de principaal, verwijst geenszins naar een voltijdse of hoofdactiviteit. Het begrip "permanent" refereert aan een zekere continuïteit in de band tussen agent en principaal tussen wie een stabiele en duurzame samenwerking moet bestaan.
Een clausule in de overeenkomst van die verwijst naar een ontbindende voorwaarde, nl. dat het beheer van de verzekeringen bij partijen zou blijven heeft geen uitstaan met een bepaalde duur, laat staan een duur die bij contractsluiting bepaalbaar was, maar refereert aan een louter onzekere gebeurtenis, nl. een mogelijk vertrek van de aangebrachte klanten naar derden. Uit die bepaling kan onmogelijk worden afgeleid dat het om een contract van bepaalde duur ging; de verwijzing naar een onzekere toekomstige gebeurtenis kan immers hooguit verwijzen naar een voorwaarde in de zin van art. 1168 B.W., doch niet naar een tijdsbepaling.
Een clausule waarbij benadrukt werd dat de overeenkomst intuitu personae werd afgesloten en waarbij werd bepaald dat de verbintenis een einde zou nemen indien de bij naam genoemde agent niet meer bij machte zou zijn de aangegane verbintenissen persoonlijk waar te nemen of te controleren garandeert de agent geen levenslange inkomstenbron tot ruim na het bereiken van diens gewone pensioenleeftijd, zelfs na de ontbinding van de naamloze vennootschap.
Dit betreft geen clausule van bepaalde duur? Een dergelijke clausule refereert aan een onzekere toekomstige gebeurtenis die zich misschien tijdens de oprichtingsduur of het bestaan van de vennootschap had kunnen voordoen en zich gelet bij de eerdere ontbinding van de vennootschap niet zou voordoen, en die onmogelijk bepaalbaar was bij contractsluiting, zodat ook deze clausule niet tot gevolg heeft dat de overeenkomst als een handelsagentuur van bepaalde duur zou kunnen worden aangemerkt.
Een levenslange gebondenheid houdt een interpretatie in die een te grote inperking van de persoonlijk en economische vrijheid van de procespartijen zou inhouden, en onverenigbaar zou zijn met de vrijheid van handel en nijverheid. Een levenslange onopzegbare handelsagentuur is onverzoenbaar met de vrijheid van handel en nijverheid, zodat de overeenkomst alsdan dient geïnterpreteerd in die zin dat ze daar wei mee verenigbaar is, nl. als een handelsagentuur van onbepaalde duur.
Wanneer er geen duur in de overeenkomst werd bepaald, is de overeenkomst opzegbaar met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden opgezegd, het maximum zoals bepaald door art. 18, § 1, lid 2 WHA (wanneer geen afwijkende opzeggingstermijnen werden bedongen).
Bijgevolg kan de zonder dhr. P.G. geen aanspraak maken op een vervangende opzeggingsvergoeding.