Het opzettelijk verzwijgen of het opzettelijk onjuist meedelen van gegevens in de aangifte die de verzekeringnemer moet doen bij het afsluiten van de polis die de verzekeraar misleiden bij de beoordeling van het risico, resulteert tot nietigheid van de polis.
Uit deze bepaling blijkt dat de verzekeringsovereenkomst alleen nietig is wanneer de verzwijging of de onjuiste mededeling betrekking hebben op een gegeven dat van belang is voor de beoordeling van het verzekerde risico.
De verzekeringspremie wordt immers berekend door het risico actuarieel in te schatten, hetgeen enkel kan wanneer het verzekerd risico correct is omschreven.
Maar indien een verzekering slaat op verschillende risico's zoals een combinatiepolis die de brandverzekering dekt van verschillende gebouwen en de verzwijging betreft enkel één risico (i.c. gebouw) dan blijven de andere risico's (i.c. gebouwen), verzekerd. Wanneer in een en dezelfde overeenkomst verschillende risico’s worden verzekerd en de verzwijging of de onjuiste mededeling enkel van invloed is geweest op de beoordeling van sommige ervan, blijft de nietigheid van de overeenkomst beperkt tot de verzekering van de risico’s waaromtrent de verzekeraar is misleid.
Het rechtsgevolg van een nietig verklaarde verzekering ingevolge verzwijging is dat de verzekering aanspraak kan maken op terugbetaling van de reeds door haar verrichte uitkeringen. De verzekeringsmaatschappij mag de reeds betaalde en vervallen premies behouden.
Het feit dat de oorzaak van de verkeerde informatie erin bestaat dat de vragenlijst werd ingevuld door de verzekeringsmakelaar doet hieraan geen afbreuk
De verzekeringnemer is verplicht bij het sluiten van de overeenkomst alle hem bekende omstandigheden nauwkeurig mee te delen die hij redelijkerwijs moet beschouwen als gegevens die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van het risico door de verzekeraar. Indien op sommige schriftelijke vragen van de verzekeraar niet wordt geantwoord, bijvoorbeeld op de vragen in het verzekeringsvoorstel, en de verzekeraar toch de overeenkomst heeft gesloten, kan hij zich, behalve in geval van bedrog, later niet meer op dat verzuim beroepen. Dit is eveneens het geval indien de verzekeraar de overeenkomst zonder een behoorlijk ingevuld verzekeringsvoorstel heeft gesloten (artikel 9, 1° Modelovereenkomst WAM 1992).
Artikel 2 van de Minimumvoorwaarden (bijlage bij het KB van 16 april 2018), bepaling die de vroegere modelpolis vervangt, voorziet in zelfde bepaling, weze het met uitzondering van de verwijzing naar het verzekeringsvoorstel.
Artikel 2 bijlage bij het KB van 16 april 2018 stelt:
«Indien op sommige schriftelijke vragen van de verzekeraar niet wordt geantwoord, en indien deze toch de overeenkomst heeft gesloten, kan de verzekeraar zich, behalve in geval van bedrog, later niet meer op dat verzuim beroepen.»
Artikel 2 bijlage bij het KB van 16 april 2018 is een loutere overname van artikel 58, tweede lid W.Verz. dat de basisregeling weergeeft van de mededelingsplicht in hoofde van de verzekeringnemer voor alle verzekeringsovereenkomsten:
«Indien op sommige schriftelijke vragen van de verzekeraar niet wordt geantwoord, en indien deze toch de overeenkomst heeft gesloten, kan hij zich, behalve in geval van bedrog, later niet meer op dat verzuim beroepen.»
Bedrog in de zin van voormelde artikelen vereist kwade trouw in hoofde van de verzekeringnemer bij het niet-beantwoorden van de vragen van de verzekeraar dan wel het niet behoorlijk invullen van het verzekeringsvoorstel.