De maatregelen inzake gewone opschorting of probatie-opschorting van de uitspraak van de veroordeling en inzake gewoon uitstel of probatie-uitstel zijn onder de gelding van het Sw. 1867 vervat in een complementaire wet, met name de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie.
De opschorting van de uitspraak van de veroordeling is de rechterlijke beslissing waarbij wordt vastgesteld dat de feiten ten laste van de verdachte bewezen zijn (schuldigverklaring) maar er geen veroordeling wordt uitgesproken indien de opschorting van uitspraak niet wordt herroepen binnen een proeftijd die de rechter vastlegt.
De opschorting van de uitspraak kan een gewone opschorting of een probatie-opschorting zijn Het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen is een modaliteit die raakt aan de uitvoering van de straf die de rechter uitspreekt. Met die maatregel beslist de rechter dat de uitgesproken straf in het geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd indien het uitstel niet wordt herroepen binnen een proeftijd die hij vastlegt. Het uitstel kan een gewoon uitstel of probatie-uitstel zijn.
Het uitstel kan betrekking hebben op de straf in haar geheel of op een gedeelte ervan. Het kan worden uitgesproken voor zowel de hoofdstraffen als de bijkomende straffen, met uitzondering van de autonome probatiestraf, de straf onder elektronisch toezicht, de werkstraf en de verbeurdverklaring, en kan betrekking hebben op alle uitgesproken straffen of slechts een deel ervan (art. 8, § 1 wet 1964). Aldus kan het uitstel betrekking hebben op de gevangenisstraf (die niet meer dan vijf jaar bedraagt), de geldboete en de bijkomende straffen (verval van het recht tot sturen, ontzetting uit de rechten, beroepsverbod… uitgezonderd de verbeurdverklaring).
Opschorting:
Indien de beklaagde nooit een gevangenisstraf van meer dan zes maanden hebt ondergaan, kan de rechter beslissen de uitspraak van de veroordeling op te schorten. Dit maakt een einde aan de vervolging, tenzij de opschorting wordt herroepen.
Uitstel:
Indien de beklaagde geen gevangenisstraf van meer dan twaalf maanden heeft ondergaan, kan de rechter de strafuitvoering uitstellen. Met andere woorden, de straf wordt
uitgesproken maar moet niet worden uitgevoerd.
Indien alles goed verloopt, moet u uw straf dus niet ondergaan.
Zowel bij opschorting als bij probatie kan de rechter de verplichting opleggen bepaalde voorwaarden na te leven.
In dat geval is er sprake van probatieopschorting of probatieuitstel.
Wettelijke basis : Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie
De rechter die de toekenning van een gevraagd uitstel weigert, moet deze weigering motiveren. De rechter moet dit niet doen wanneer hem niet om die maatregel is verzocht” (Cass. 14 mei 2014, Arr. Cass. 2014, 1187 en Cassatie 14 november 2017, P.17.0035.N.
De rechter die een hem gevraagd uitstel van tenuitvoerlegging weigert, dient overeenkomstig artikel 8, § 1, vierde lid Probatiewet die weigering met redenen te omkleden overeenkomstig artikel 195 Wetboek van Strafvordering. Deze rechter moet aldus nauwkeurig,(weze het beknopt), de redenen vermelden voor die beslissing.
Indien een rechter in graad van beroep met verwijzing naar de redenen van het beroepen vonnis de door de eerste rechter opgelegde straffen bevestigt, maar oordeelt dat er geen redenen zijn om zoals de eerste rechter deed uitstel van tenuitvoerlegging voor een gedeelte van die straffen te verlenen, moet de rechter in beroep dit uitdrukkelijk motiveren. De rechter in beroep mag zich niet beperken tot de loutere overweging dat “er geen enkele reden” is dergelijk uitstel te verlenen (Hof van Cassatie 14 november 2017, P.17.0035.N, T. Strafr. 2018/6, 370, met noot E.B, T.Strafr. 2018-6, 371, Jurabibliotheek).
B. Opschorting uitstel en probatie onder de gelding van het strafwetboek van 2024 (in werking vanaf 8 april 2026)
Art 64 Sw. 2024 (inwerking 8 april 2026) stelt:
“Art. 64. Opschorting van de uitspraak van de ver-oordeling
§ 1. Wanneer de rechter het ten laste gelegd misdrijf waarop een straf van niveau 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gesteld bewezen verklaart, kan hij de opschorting van de uitspraak van de veroordeling gelasten indien de beklaagde hiermee instemt.
Aan de opschorting wordt een proeftijd gekoppeld van ten minste een jaar en ten hoogste vijf jaar, met ingang van de dag waarop het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden.
De beslissing tot opschorting maakt een einde aan de vervolging indien zij niet wordt herroepen.
§ 2. Wanneer de opschorting wordt gelast, wordt de beklaagde veroordeeld in de kosten en, indien daar aanleiding toe bestaat, tot de teruggave en de verbeurdverklaring. Desgevallend wordt ook uitspraak gedaan over de burgerlijke vordering.
§ 3. De onderzoeksgerechten kunnen de opschorting van de uitspraak van de veroordeling gelasten ten aanzien van de inverdenkinggestelde onder de voorwaarden bedoeld in de paragrafen 1 en 2 wanneer zij van oordeel zijn dat de openbaarheid van de debatten de declassering van de inverdenkinggestelde zou kunnen veroorzaken of zijn reclassering in gevaar zou kunnen brengen.
§ 4. De opschorting kan op vordering van het openbaar ministerie worden herroepen door de correctionele rechtbank of, indien het feit behoort tot haar bevoegdheid, door de politierechtbank, die de opschorting gelast heeft:
1° indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een hoofdgevangenisstraf van minstens zes maanden tot gevolg heeft gehad;
2° indien diegene voor wie de maatregel is genomen wegens een overtreding van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer of van haar uitvoeringsbesluiten, gedurende de proeftijd een nieuw misdrijf heeft gepleegd dat veroordeling krachtens de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer of haar uitvoeringsbesluiten tot gevolg heeft gehad.
Indien de opschorting wordt herroepen, kan voor het betrokken misdrijf ten hoogste een straf van niveau 3 worden opgelegd.
De vordering tot herroeping en tot uitspraak van de veroordeling voor het misdrijf dat aanleiding heeft gegeven tot de opschorting verjaart drie volle jaren na de dag waarop de veroordeling wegens het nieuwe misdrijf in kracht van gewijsde is getreden.”
Commentaar
De wetgever van het strafwetboek 2024 koos ervoor om de bepalingen van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, op te nemen in het nieuwe Strafwetboek.
Het strafwetboek 2024 heeft de gewone opschorting behouden als mogelijkheid, zowel voor de vonnisrechters als voor de onderzoeksgerechten.
De probatie-opschorting werd niet te behouden.
Het strafwetboek 2024 voorziet reeds in de probatiestraf van art. 44.
De proeftermijn die kan worden gekoppeld aan de probatiestraf werd uitgedreid tot vijf jaar. Dit verbetert de effectiviteit van de probatiestraf, doordat een langere opvolging van de betrokkene mogelijk wordt en de probatiestraf in een aantal gevallen nog meer een alternatief voor de gevangenisstraf met probatie-uitstel wordt, wat in het voordeel van de maatschappelijke re-integratie van de beklaagde werkt.
Het kiezen voor een probatiestraf in plaats van voor een probatie-opschorting heeft in deze belangrijke efficiëntievoordelen. Wanneer er een ernstige schending wordt vastgesteld van de probatievoorwaarden, moet in het geval van een probatie-opschorting de zaak terug voor de vonnisrechter aanhangig worden gemaakt, die het dossier terug volledig zal moeten bestuderen om o.a. de ernst van de feiten, de omstandigheden waarin ze werden gepleegd, … te beoordelen om zo te komen tot het bepalen van een gepaste straf. Wanneer men daarentegen kiest voor een probatiestraf, moet de rechter die de feiten heeft beoordeeld (en dus op de hoogte is van alle relevante elementen van de zaak) meteen ook de vervangende straf bepalen die kan worden uitgevoerd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Bovendien is het verantwoord dat, wanneer het profiel van de dader van aard is dat een gewone opschorting niet volstaat maar probatievoorwaarden noodzakelijk zijn, hieraan een grondig debat voor de vonnisrechter voorafgaat.
Wat betreft de toepassingsvoorwaarden voor de opschorting wordt aansluiting gezocht bij de voorwaarden uit de probatiewet 1964. De opschorting wordt beperkt tot misdrijven waarop een straf van niveau 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gesteld, wat overeenstemt met de uitsluiting van de uitspraak van de opschorting door het hof van assisen en voor feiten strafbaar met een correctionele gevangenisstraf van meer dan twintig jaar onder de gelding van het strafwetboek 1867. De precedentenvereiste onder de gelding van het strafwetboek 1867 (de vereiste dat men nog niet eerder mag veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van meer dan zes maanden of een zwaardere straf) wordt evenwel niet hernomen. Hetzelfde geldt overigens voor de precentenvereiste wat betreft het uitstel. Op de redenen voor deze afschaffing wordt dieper ingegaan bij de uiteenzetting over het uitstel.
Wat betreft de gronden tot herroeping van de opschorting wordt onder 1° de herroepingsgrond uit het artikel 13, § 1 Probatiewet 1964 hernomen, met dien verstande dat de nieuwe veroordeling aanleiding moet hebben gegeven tot een hoofdgevangenisstraf van zes maanden in plaats van één maand onder de gelding van het strafwetboek 1867.
De tweede herroepingsgrond herneemt de herroepingsgrond van de wet 1964 voor gevallen van herhaling op basis van de Wegverkeerswet (art. 13, 1bis, Probatiewet).
De procedurele bepalingen ter zake uit de probatiewet dienen te worden opgenomen in het Wetboek van Strafvordering.
Uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen onder de gelding van het strafwetboek 2024 (artikel 65)
Art 65 Sw. 2024 (inwerking 8 april 2026) stelt
“Art. 65. Uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen
- § 1. Wanneer de rechter een straf oplegt die een straf van niveau 3 niet te boven gaat, kan hij bevelen dat de tenuitvoerlegging van de hoofdstraffen of bijkomende straffen die hij uitspreekt volledig of gedeeltelijk wordt uitgesteld.
De tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring, van de straf onder elektronisch toezicht, van de werkstraf, van de probatiestraf, van de behandeling onder vrijheidsberoving, van de verlengde opvolging of van een vervangende straf kan echter niet worden uitgesteld.
De duur van het uitstel mag niet minder dan een jaar en niet meer dan vijf jaar bedragen, met ingang van de dag waarop het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden.
De rechter kan een gewoon uitstel bevelen of aan het uitstel probatievoorwaarden verbinden.
- § 2. In geval van probatie-uitstel verbindt de rechter aan het uitstel door hem bepaalde probatievoorwaarden, die hij in zijn uitspraak vermeldt, mits de beklaagde zich ertoe verbindt die voorwaarden na te leven.
Het probatie-uitstel impliceert de naleving van de volgende algemene voorwaarden:
1° geen misdrijven plegen;
2° een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, het adres van zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast;
3° gevolg geven aan de oproepingen van de strafuitvoeringsrechtbank en, in voorkomend geval, aan die van de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast.
De bijzondere voorwaarden kunnen onder meer bestaan uit het volgen van een opleiding, een beroepsstage of een ambulante behandeling.
- § 3. De strafuitvoeringsrechtbank kan, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de veroordeelde, de probatievoorwaarden geheel of ten dele opschorten, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden.
De Koning bepaalt voor het overige de nadere regels inzake de tenuitvoerlegging en controle van de probatie.
- § 4. Het uitstel wordt herroepen indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf van meer dan achttien maanden zonder uitstel tot gevolg heeft gehad.
Het uitstel kan worden herroepen indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf zonder uitstel van ten hoogste achttien maanden tot gevolg heeft gehad.
Het probatie-uitstel kan eveneens worden herroepen in geval van een andere ernstige niet-naleving van de algemene of bijzondere probatievoorwaarden.
Wanneer het uitstel kan worden herroepen, doet de strafuitvoeringsrechtbank uitspraak over het verzoek tot herroeping ingediend door het openbaar ministerie. Het verzoek tot herroeping wegens ernstige niet-naleving van de probatievoorwaarden moet uiterlijk binnen een jaar na het verstrijken van de proeftijd van het uitstel worden ingesteld. Het verjaart een jaar na de dag waarop zij bij de strafuitvoeringsrechtbank is aangebracht.”
COMMENTAAR
Art. 65 Sw. 2024 voorziet erin dat wanneer de rechter een straf oplegt die de een straf van niveau 3 (voor natuurlijke personen: gevangenisstraf van maximum vijf jaar of een behandeling onder vrijheidsberoving van maximum 4 jaar) niet te boven gaat, hij kan bevelen dat de tenuitvoerlegging van de hoofdstraffen of bijkomende straffen die hij uitspreekt volledig of gedeeltelijk wordt uitgesteld.
De tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring, van de straf onder elektronisch toezicht, van de probatiestraf en van de werkstraf kan niet worden uitgesteld.
Wat de uitsluiting van de werkstraf betreft kan worden gesteld dat deze straf een bijzonder opvoedend karakter heeft. Indien deze straf met uitstel wordt opgelegd en het uitstel later wordt herroepen, is er ondertussen zoveel tijd verstreken dat deze doelstelling van de straf niet langer kan worden gerealiseerd.
Wat betreft de straf onder elektronisch toezicht, komt het niet opportuun voor deze op te kunnen leggen met (gewoon of probatie-)uitstel. Het zou weinig efficiënt zijn voorwaarden te verbinden aan een elektronisch toezicht via een probatie-uitstel. Bovendien is het mogelijk dat de straf onder elektronisch toezicht in geval van herroeping van het uitstel niet meer ten uitvoer kan worden gelegd omdat in tussentijd de materiële omstandigheden van de veroordeelde zijn gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer hij geen vaste verblijfplaats meer heeft).
Vanuit dezelfde optiek is het toekennen van uitstel worden uitgesloten voor de behandeling onder vrijheidsberoving en de verlengde opvolging.
Logischerwijs worden de vervangende straffen eveneens uitgesloten van het toepassingsgebied van het uitstel.
De duur van het uitstel mag op algemene wijze niet minder dan een jaar en niet meer dan vijf jaar bedragen, met ingang van de dag waarop het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden.
De rechter kan het uitstel aan door hem bepaalde probatievoorwaarden verbinden. De beklaagde moet zich ten aanzien van de rechter engageren om deze voorwaarden na te leven.
Het probatie-uitstel impliceert steeds de naleving van de volgende voorwaarden:
1° geen misdrijven plegen;
2° een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast;
3° gevolg geven aan de oproepingen van de strafuitvoeringsrechtbank en, in voorkomend geval, aan die van de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast.
De verplichting deze algemene voorwaarden na te leven vloeit voort uit de wet, maar zij worden door de rechter in herinnering gebracht in zijn beslissing.
Bovendien kunnen de probatievoorwaarden de verplichting omvatten een opleiding te volgen waarvan de duur minstens twintig uur en ten hoogste tweehonderdveertig uur bedraagt. De strafuitvoeringsrechtbank bepaalt de concrete nadere regels voor die opleiding.
Het probatie-uitstel kan de verplichting inhouden een opleiding te volgen; het is niet nodig dit uitdrukkelijk te vermelden of te regelen in de wet. Het kan inderdaad erg nuttig zijn het volgen van een opleiding te verplichten in het kader van een geheel of gedeeltelijk probatieuitstel (bijvoorbeeld een gedragtraining om het gebruik van geweld te vermijden of vanuit de optiek van het herstelrecht). Hetzelfde geldt inzake verkeer: indien een gedeeltelijk probatie-uitstel wordt gekoppeld aan de geldboete kan het erg nuttig zijn voorwaarden met betrekking tot een opleiding (bijvoorbeeld een cursus bij VIAS) te bepalen. Maar om een maximale flexibiliteit toe te laten in het bepalen en uitvoeren van deze opleiding en om tegemoet te komen aan een vraag geformuleerd door de Gemeenschappen, wordt de keuze gemaakt om het aan de rechter over te laten de voorwaarden omtrent de opleiding te bepalen, zonder hem te beperken door al te strikte wettelijke voorwaarden.
Net als voor de probatiestraf kan de strafuitvoeringsrechtbank de probatievoorwaarden geheel of ten dele opschorten, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden.
Voor het overige zullen de nadere regels inzake de tenuitvoerlegging en controle van de probatie, in overleg met de gemeenschappen, bij koninklijk besluit worden bepaald.
Onder de gelding van de probatiewet van 1864 is de herroeping van het uitstel verplicht of facultatief. Herroeping geschiedt van rechtswege (verplicht) ingeval gedurende de proeftijd een nieuw misdrijf gepleegd is, dat heeft geleid tot een veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden zonder uitstel of tot een gelijkwaardige straf uitgesproken door een strafgerecht van een andere lidstaat van de Europese Unie (art. 14, § 1, van de wet van 29 juni 1964).
Herroeping kan geschieden indien de betrokkene gedurende de proeftijd een nieuw misdrijf gepleegd heeft dat veroordeling tot een effectieve hoofdgevangenisstraf van een maand tot zes maanden of tot een gelijkwaardige straf uitgesproken door een strafgerecht van een andere lidstaat van de Europese Unie tot gevolg heeft gehad (art. 14, § 1bis, van de wet van 29 juni 1964) of indien de betrokkene de opgelegde voorwaarden niet naleeft (art. 14, § 2, van de wet van 29 juni 1964).
Volgens de bepalingen van art. 65 Sw. 2024 is de herroeping van het uitstel verplicht indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf van meer dan achttien maanden zonder uitstel tot gevolg heeft gehad.
Het uitstel kan facultatief worden herroepen indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf zonder uitstel van ten hoogste achttien maanden tot gevolg heeft gehad.
Ten slotte kan het uitstel ook worden herroepen in geval van een andere ernstige niet-naleving van de algemene of bijzondere probatievoorwaarden.
Aangezien de bevoegdheden inzake strafuitvoering geconcentreerd worden in de handen van de strafuitvoeringsrechtbank, is zij ook bevoegd om uitspraak te doen over het verzoek tot (facultatieve) herroeping ingediend door het openbaar ministerie.
Let wel: voor de bepalingen van de probatiestraf onder de gelding van het straf wetboek 2024 (in werking 8 april 2024): klik hier.