De politieambtenaren kunnen overgaan tot het doorzoeken van een voertuig of enig ander vervoermiddel zowel in het verkeer als geparkeerd, op de openbare weg of op voor het publiek toegankelijke plaatsen indien zij, op grond van de gedragingen van de bestuurder of de passagiers, van materiële aanwijzingen of van omstandigheden van tijd of plaats redelijke gronden hebben om te denken dat het voertuig of vervoermiddel werd gebruikt, wordt gebruikt of zou kunnen worden gebruikt :
1° om een misdrijf te plegen;
2° om opgespoorde personen of personen die aan een identiteitscontrole willen ontsnappen een schuilplaats te geven of te vervoeren;
3° om een voor de openbare orde gevaarlijk voorwerp, overtuigingsstukken of bewijsmateriaal in verband met een misdrijf op te slaan of te vervoeren.
Zij kunnen dit eveneens wanneer de bestuurder weigert te laten controleren of zijn voertuig in overeenstemming is met de wet.
Het doorzoeken van een voertuig mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die het rechtvaardigen. Het voertuig mag niet langer dan één uur worden opgehouden voor het doorzoeken uitgevoerd in het raam van het vervullen van de opdrachten van bestuurlijke politie.
Het doorzoeken van een voertuig dat permanent als woning is ingericht en dat op het ogenblik van het doorzoeken daadwerkelijk als woning wordt gebruikt, wordt gelijkgesteld met huiszoeking.
zie
Art. 29 Wet Politieambt.
Uittreksel uit de ministeriële omzendbrief van 07/09/06 GPI 52 inzake de wet van 1 april 2006 betreffende de agenten van politie, hun bevoegdheden en de voorwaarden waaronder hun opdrachten worden vervuld
7.7. Tegenhouden van een voertuig/vervoersmiddel (artikel 44/15, derde lid, WPA)
Naast het recht om een op heterdaad betrapt persoon tegen te houden en de naar aanleiding hiervan uitgevoerde bestuurlijke fouille (veiligheidsfouille), maakt het nieuwe artikel 44/15 WPA (22) met betrekking tot de bevoegdheden van de agenten van politie in geval van heterdaad, deze laatsten ook bevoegd om in deze omstandigheid het voertuig of het transportmiddel tegen te houden waarvan vermoed wordt dat het door de betrokken persoon werd gebruikt, als er redelijke gronden op basis van materiële aanwijzingen zijn, om te vermoeden dat dit voertuig gediend heeft om :
- een inbreuk te plegen
- of er voor de openbare orde gevaarlijke voorwerpen, overtuigingsstukken of bewijselementen van het misdrijf mee te vervoeren.
De agent van politie gaat niet over tot de doorzoeking van het voertuig; hij houdt het slechts tegen tot een politieambtenaar tussenkomt, en desgevallend overgaat tot de nodige bestuurlijke of gerechtelijke zoeking.
De doorzoeking van een voertuig waartoe politieambtenaren op grond van art. 29 Wet Politieambt kunnen overgaan, mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die ze rechtvaardigen. De doorzoeking kan, volgens de noodwendigheden, evenwel gebeuren in verschillende fasen die plaatsvinden op niet-aansluitende tijdstippen. Een voertuig kan ook het voorwerp uitmaken van verschillende doorzoekingen die in dat geval elk moeten voldoen aan de vereisten van art. 29 Wet Politieambt.
Aanwijzingen of gronden die tot de zoeking hebben geleid
Het staat aan de politieambtenaren om in hun processen-verbaal te vermelden op grond van welke gedragingen, aanwijzingen of gronden als bedoeld in de voormelde bepaling zij overgaan tot het doorzoeken van een voertuig. Die vermeldingen, die in voorkomend geval ook betrekking kunnen hebben op politionele informatie of op verkeersinbreuken die met het voertuig worden of lijken te worden begaan, moeten de rechter toelaten na te gaan of die doorzoeking is gebeurd overeenkomstig de voormelde bepaling.
De rechter oordeelt onaantastbaar of de gegevens zoals ze hem ter kennis worden gebracht, een voldoende materiële aanwijzing opleveren om de doorzoeking van een voertuig te rechtvaardigen en is gebeurd overeenkomstig de wettelijke bepalingen.
Duur van de doorzoeking
De doorzoeking van een voertuig mag nooit langer duren dan de tijd die vereistis door de omstandigheden die het rechtvaardigen. Een doorzoeking kan, wel in meerdere fasen gebeuren die plaatsvinden op niet-aansluitende tijdstippen. Een voertuig kan ook het voorwerp zijn van meerdere doorzoekingen die in dat geval elks moeten voldoen aan de vereisten van artikel 29 Wet Politieambt.
Controle inzittenden
Artikel 29 Wet Politieambt slaat op de doorzoeking van het voertuig zelf. Dit artikel is niet van toepassing op een politiecontrole die enkel betrekking heeft op de inzittenden van het voertuig