Door wie kan het misdrijf gepleegd worden
Het misdrijf alcoholintoxicatie kan enkel gepleegd worden door een bestuurder van een voertuig. Een voetganger die in een verkeersongeval betrokken is kan derhalve op basis van deze strafbaarstelling niet veroordeeld worden. Evenmin kan een passagier gestraft worden.
Vaststelling bij personen die aanstalten maken om een voertuig te besturen
Een persoon die aanstalten maakt om een voertuig te besturen kan gecontroleerd worden (artikel 59 paragraaf een, ten derde), eventueel kan zijn rijbewijs tijdelijk worden ingehouden (artikel 60 paragraaf twee, ten derde en ten vierde), maar ik kan niet veroordeeld worden door de rechter wegens alcoholintoxicatie. daarom zal de politie in een dergelijk geval de vraag stellen of de betrokkene vooraf reeds heeft gereden en welk zijn drankverbruik was voor en na de rit. Enkel op basis hiervan kan er dan gebeurlijk een veroordeling volgen afhankelijk van het antwoord van de betrokkene.
Omzettingscoëfficiënt van de ademanalyse naar bloedanalyse
Om het resultaat van een ademanalyse om te zetten naar een resultaat pro mille (de waarde in het bloed), dient de waarde van de ademanalyse vermenigvuldigd worden met 2,27.
Onderscheid ademtest en ademanalyse
De ademtest is een loutere indicatieve test die geen wettelijke basis kan opleveren voor het misdrijf. Het resultaat is ofwel S (safe of veilig), ofwel A (alarm) dit betekent dan een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 mg per liter maar minder dan 0,35 mg per liter, ofwel P (positief) dit betekent dan dat de alcoholconcentratie tenminste 0,35 mg per liter bedraagt, doch dit alles enkel bij wijze van indicatie.
De ademtest gebeurt ofwel door een afzonderlijk toestel dan wel door een gecombineerd toestel dat zowel de ademtest als de ademanalyse kan uitvoeren en bestaat uit een geïntegreerde koffer (koninklijk besluit van 21 april 2007).
De ademanalysetest in tegenstelling tot de ademtest levert de ademanalysetest bewijswaarde op met betrekking tot de alcohol intoxicatie en kan deze test aldus aanleiding geven tot een strafrechtelijke veroordeling.
De ademanalysetest kan worden opgelegd zonder een voorafgaande ademtest. de aangezochte persoon kan om een wachttermijn vragen van 15 minuten, en net zoals de aangezochte persoon dit kan vragen voor een ademtest. MAAR, sinds het Koninklijk Besluit van 21 april 2007 (artikel 23) kan men slechts eenmaal beroep doen op deze termijn van 15 minuten. wanneer de aangezochte persoon dus reeds een wacht termijn heeft gevraagd van 15 minuten voor de ademtest, kan mij geen tweede maal een wachttermijn vragen van 15 minuten voor de ademanalyse test.
Wat bij procedurefouten?
De verbalisanten werken met de voorgedrukte formulieren. De kans op procedurefouten is derhalve bijzonder klein en zal zich vooral voordoen wanneer een bepaald blad vergeten werd in te vullen.
De geldigheid van de procedure wordt niet alleen bepaald door het proces-verbaal. Derhalve maakte een fout in het proces-verbaal op zichzelf geen aanleiding uit om onmiddellijk tot vrijspraak te concluderen. Maar in dit geval draagt het Openbaar Ministerie de bewijslast van de tenlastelegging en van het feit dat de procedure van vaststelling correct werd gevolgd.
Volgens de rechtsleer kunnen de verbalisanten zich niet vergenoegen samen door te stellen dat de "analyse werd verricht volgens de wettelijke voorschriften". Het Hof van Cassatie stelde op 12 januari 2005 daarentegen dat de vermeldingen van artikel zes en zeven van het koninklijk besluit van 18 februari 91 (inmiddels opgegeven vanaf 12 mei 2007 en vervangen door het KB van 21 april 2007) op het PV voor de rechtbank voldoende mag geacht worden om hieruit de conclusie te trekken dat de verbalisanten de betrokkenen op een expliciete wijze geweten hebben op zijn rechten
Vrijspraak dringt zich op wanneer niet kan aangetoond worden dat de betrokkenen verwittigd werd van zijn recht op tweede ademanalyse. Terzake betreft dit een substantieel vormvoorschrift dat de rechten van de verdediging raakt. Een en ander werd bevestigd door het Hof van Cassatie op 21 april 1998, Verkeersrecht, 1999/49, 147 en rechtskundig weekblad 1998 1999,1277 met een noot Ongena, "over het recht op een tweede ademanalyse, of hoe de vermelding van een recht zelf ook een recht kan zijn"; Brussel 14 februari 2005, VAV 2005/4, 252 en Eric Desmedt, Politierechter te Mechelen, in snelheid en sturen onder invloed, Die Keue 2007, 34.
De ijking van de toestellen
De toestellen dienen om de 12 maanden geijkt te worden. In het koninklijk besluit van 21 april 2007, worden de regels in verband met de ijking vastgelegd.
Door de Antigoonleer, kan een verkeerd uitgevoerde ijking slechts leiden tot een vrijspraak voor zover de rechtbank vaststelt dat het niet eerbiedigen van de voorgeschreven pleegvormen de betrouwbaarheid van het bewijs aantast.
De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen oordeelde op 6 november 2006 dat een ijking uitgevoerd door de fabrikant zelf en dus niet door de wettelijk voorziene instantie geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van het resultaat (vonnis geciteerd in " snelheid en besturen onder invloed", D. Van Trimpont, die Keure, p.37).
De politierechter te Antwerpen oordeelde op 31 maart 1999 (tijdschrift voor de vrederechters, 2000,267)dat aan een ademanalyse test waarvan de geldigheidsdatum van het attest verstreken was geen bewijswaarde meer kan worden gehecht gezien de wetgever de bedoeling had de ademanalyse met de ruimste wetenschappelijke waarborg te omringen.
Weigering door de betrokkenen van de ademanalysetest
Er bestaat geen recht op weigering van de ademanalysetest. Deze test mag evenwel niet met geweld te worden uitgevoerd. De weigering is strafbaar gesteld door artikel 34 paragraaf twee, ten derde van de wegverkeerswet.
Maar om het misdrijf van alcoholintoxicatie te bewijzen zal dan de betrokkene verplicht dienen te worden om de bloedproef te laten nemen.
Uit de samenhang van art. 59, § 3, Wegverkeerswet, art. 26 KB Ademtest- en analysetoestellen en de punten 3.6 en 4.3.3 van bijlage 2 bij dat KB volgt dat wanneer een tweede ademanalyse wordt uitgevoerd, een derde ademanalyse moet worden uitgevoerd indien het tweede resultaat hoger of lager is dan de door de nauwkeurigheidsvoorschriften bepaalde maximaal toegelaten afwijking op het resultaat van de eerste analyse en niet op het resultaat van de tweede analyse.
De bloedproef
Geringe fouten die uitgevoerd worden bij de bloedanalyse kunnen de vaststelling van elke bewijswaarde ontdoen en resulteren in een vrijspraak. Wanneer de op vordering van een gerechtelijke overheid met het oog op het bepalen van het alcoholgehalte verrichte bloedafname niet is geschied op de in de vigerende reglementsbepalingen bepaalde wijze, heeft de analyse van het aldus afgenomen bloed geen wettelijke bewijswaarde
Zie onder meer Cass. 20 december 2000:
"Overwegende dat artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 juni 1959 betreffende de bloedproef met het oog op het bepalen van het alcoholgehalte, zoals het te dezen van toepassing is, dit wil zeggen vóór de inwerkingtreding van het het koninklijk besluit van 23 december 1996, inzonderheid bepaalt dat het bloed rechtstreeks aan de ader wordt afgenomen, dat de overheid daartoe een apparaat aan de geneesheer overhandigt waarbij een ontsmettingsmiddel in een waterachtige oplossing is gevoegd, en dat de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin de voorwaarden bepaalt waaraan het apparaat en het ontsmettingsmiddel moeten voldoen; dat artikel 1 van het ministerieel besluit van 30 oktober 1981 tot wijziging van het ministerieel besluit van 22 augustus 1959 ter uitvoering van het koninklijk besluit van 10 juni 1959 bepaalt dat het apparaat uit een afnamebuis en een naald bestaat en dat artikel 2 van dat ministerieel besluit de gebruiksaanwijzing van de apparatuur regelt, zoals het in dat onderdeel vermeldt wordt; dat een bloedanalyse dus slechts een wettig bewijs voor de alcoholconcentratie per liter bloed kan opleveren in de zin van artikel 34, § 2, 1°, van de gecoördineerde wetten van de politie van het wegverkeer, als zij verricht wordt op bloed dat afgenomen werd op de wijze die beschreven staat in die verordenende bepalingen;
Overwegende dat uit het bestreden vonnis blijkt dat de geneesheer een bloedafname heeft verricht door gebruik te maken van de kraan van een infuus met fysiologische oplossing dat in eisers armen was aangebracht;
Overwegende dat het bloed niet rechtstreeks aan de ader is afgenomen door middel van de naald waarmee de aan de opgevorderde geneesheer overhandigde reglementaire apparatuur is uitgerust, en dat deze de bij die apparatuur gevoegde gebruiksaanwijzing niet heeft gevolgd, zodat de analyse van het aldus afgenomen bloed geen wettelijke bewijswaarde heeft; dat de appèlrechters de voormelde telastlegging bijgevolg niet naar recht bewezen kunnen verklaren;"
Een weigering tot het nemen van een bloedstalen kan enkel geuit worden ten aanzien van een arts waarbij de betrokkene dan wettige redenen tot weigering kan doen gelden die kunnen beoordeeld worden door de arts. Een loutere weigering enkel kenbaar gemaakt ten aanzien van de verbalisanten kan geen aanleiding geven tot veroordeling.
Door de programmawet II van 27 december 2006 kan de geneesheer die weigert de bloedproef uit te voeren thans niet meer strafrechtelijk beteugeld worden.