Uittreksel uit het Strafwetboek 1867HOOFDSTUK III. - (Aantasting van de persoon van minderjarigen, [
1 van kwetsbare personen]
1 en van het gezin.) <W 2000-11-28/35, art. 31;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 17, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Afdeling I. - <W 2000-11-28/35, art. 31;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Verlaten of in behoeftige toestand achterlaten van kinderen of [
1 kwetsbare personen]
1.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 17, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Art. 423.<W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> § 1. Zij die een minderjarige of een persoon [
1 van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was]
1, op om het even welke plaats verlaten of doen verlaten, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot driehonderd [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. Indien de verlating een ernstige verminking van de in § 1 bedoelde persoon of een ongeneeslijk lijkende ziekte of het volledig verlies van het gebruik van een orgaan ten gevolge heeft, worden de schuldigen gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot driehonderd [euro] of met een van die straffen alleen. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. Indien de verlating de dood van de in § 1 bedoelde persoon ten gevolge heeft, worden de schuldigen gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 18, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Art. 424.<W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van vijftig [euro] tot zeshonderd [euro] of met een van die straffen alleen, onverminderd, indien daartoe grond bestaat, de toepassing van strengere strafbepalingen, worden gestraft : <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
De vader of moeder of de adoptanten die hun kind in behoeftige toestand achterlaten, ook al wordt het niet alleen gelaten, die weigeren het weer bij zich te nemen en weigeren zijn onderhoud te betalen als zij het aan een derde hebben toevertrouwd of als het bij rechterlijke beslissing aan een derde is toevertrouwd.
[
1 De bloedverwanten in de rechte nederdalende lijn die hun vader, moeder, adoptant of andere bloedverwant in de opgaande lijn in een behoeftige toestand achterlaten, ook al wordt de persoon niet alleen gelaten, die weigeren hem weer bij zich te nemen en weigeren zijn onderhoud te betalen als zij hem aan een derde hebben toevertrouwd of als hij bij rechterlijke beslissing aan een derde is toevertrouwd.]
1 In geval van een tweede veroordeling wegens een van de in dit artikel omschreven misdrijven, gepleegd binnen een termijn van vijf jaar, te rekenen van de eerste, kunnen de straffen worden verdubbeld.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 19, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Afdeling II. - <W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Onthouden van voedsel of verzorging aan minderjarigen en [
1 aan kwetsbare personen]
1.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 20, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Art. 425.<W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> § 1. Zij die een minderjarige of [
1 een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk of bekend was bij de pleger van de feiten en die]
1 niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien, opzettelijk voedsel of verzorging onthouden, in dusdanige mate dat zijn gezondheid in het gedrang wordt gebracht, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot driehonderd [euro] of met een van die straffen alleen. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. Indien het onthouden van voedsel of verzorging een ongeneeslijk lijkende ziekte, het volledige verlies van het gebruik van een orgaan of ernstige verminking ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
§ 3. Indien het opzettelijk onthouden van voedsel of verzorging, zonder het oogmerk om te doden, toch de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 21, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Art. 426.<W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> § 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen, onverminderd, indien daartoe grond bestaat, de toepassing van strengere strafbepalingen, worden gestraft zij die de bewaring hebben van een minderjarige of van [
1 een persoon die kwetsbaar was ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte, dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid en die]
1 niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien, het onderhoud van het kind of van de persoon in dusdanige mate nagelaten hebben dat zijn gezondheid in het gedrang wordt gebracht. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. Indien de nalatigheid de dood veroorzaakt van de minderjarige of [
1 van een in § 1 bedoelde persoon en die]
1 niet in staat is in zijn onderhoud te voorzien, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 22, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Afdeling III. - <W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Bepaling aan de afdelingen I en II gemeen.
Art. 427.<W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> In de gevallen omschreven in de artikelen 423, 425 en 426, wordt de minimumstraf gesteld in die artikelen verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting indien de schuldige de daden tegen zijn vader, moeder, adoptanten of andere bloedverwanten in de opgaande lijn heeft gepleegd.
Hetzelfde geldt indien de schuldige, de vader, de moeder of de adoptant is van het slachtoffer dan wel elke andere persoon die gezag over het slachtoffer heeft of de bewaring ervan heeft.
[
1 Daarenboven kan de in artikel 33 bepaalde straf worden toegepast.]
1 ----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 23, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Afdeling IV. - <W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Ontvoering en verberging van minderjarigen [
1 en van kwetsbare personen]
1.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 24, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Art. 428.<W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> § 1. Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar wordt gestraft hij die een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar niet heeft bereikt, ontvoert of doet ontvoeren, zelfs als de minderjarige zijn ontvoerder vrijwillig is gevolgd.
§ 2. Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar wordt gestraft hij die een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, [
1 of iedere persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was]
1 ontvoert of doet ontvoeren door geweld, list of bedreiging.
§ 3. (...) <W 2002-06-14/42, art. 6, 036;
Inwerkingtreding : 24-08-2002>
§ 4. De straf is opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar indien de ontvoering of de gevangenhouding van de ontvoerde minderjarige [
1 of van de in § 2 bedoelde persoon]
1 , hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een [
2 ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden]
2, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking ten gevolge heeft.
§ 5. Indien de ontvoering of de gevangenhouding de dood ten gevolge heeft, is de straf opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 25, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 23, 114; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 429.<W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Met dezelfde straffen als de dader van de ontvoering wordt gestraft hij die een minderjarige [
1 of een kwetsbaar persoon als bedoeld in artikel 428, § 2, van wie hij weet dat hij is ontvoerd]
1, bij zich houdt.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 26, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Art. 430.<W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> In de gevallen bedoeld in de artikelen 428 en 429, met uitzondering van de gevallen bedoeld in [
2 artikel 428, §§ 4 en 5]
2, is de straf gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en geldboete van tweehonderd [euro] tot vijfhonderd [euro] indien, binnen vijf dagen na de ontvoering, de ontvoerder of de persoon bedoeld in artikel 429 [
1 de ontvoerde minderjarige of de ontvoerde kwetsbare persoon]
1 vrijwillig heeft teruggegeven. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 27, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
(
2)<W
2014-05-05/09, art. 15, 106; Inwerkingtreding : 18-07-2014>
Afdeling V. - <W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Niet-afgeven van kinderen.
Art. 431. <W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot honderd [euro] of met een van die straffen alleen worden gestraft zij aan wie een minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaar is toevertrouwd en hem niet afgeven aan de personen die het recht hebben hem op te eisen. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Indien de schuldige deze minderjarige meer dan vijf dagen verborgen houdt voor degenen die het recht hebben hem op te eisen of deze minderjarige onrechtmatig buiten het grondgebied van het Koninkrijk vasthoudt, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro] of met een van die straffen alleen. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 432. <W 2000-11-28/35, art. 31, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> § 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro], of met een van deze straffen alleen worden gestraft :<W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
de vader of moeder die het minderjarige kind onttrekt of poogt te onttrekken aan de rechtsvervolging, tegen dit kind ingesteld uit kracht van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming of betreffende de jeugdbijstand, die het onttrekt of poogt te onttrekken aan de bewaring van de personen aan wie de bevoegde overheid het heeft toevertrouwd, die het niet afgeeft aan degenen die het recht hebben het op te eisen of die het, zelfs met zijn toestemming, ontvoert of doet ontvoeren.
Is de schuldige geheel of ten dele ontzet uit de ouderlijke macht, dan kan de gevangenisstraf tot drie jaar worden verhoogd.
§ 2. Indien de schuldige het minderjarige kind meer dan vijf dagen verborgen houdt voor degenen die het recht hebben het op te eisen of het minderjarige kind onrechtmatig buiten het grondgebied van het Koninkrijk vasthoudt, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro], of met een van deze straffen alleen. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Is de schuldige geheel of ten dele ontzet uit de ouderlijke macht, dan is de gevangenisstraf minstens drie jaar.
§ 3. Wanneer over de bewaring van het minderjarige kind mocht zijn beslist, hetzij gedurende het verloop of ten gevolge van een geding tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed, hetzij in andere bij de wet bepaalde omstandigheden, dan worden de straffen bepaald in de §§ 1 en 2 toegepast op de vader of de moeder die het minderjarige kind onttrekt of poogt te onttrekken aan de bewaring van hen aan wie het krachtens de beslissing is toevertrouwd, die het niet afgeeft aan degenen die het recht hebben het op te eisen of die het, zelfs met zijn toestemming, ontvoert of doet ontvoeren.
§ 4. Indien over de bewaring van het minderjarige kind een aan de rechtspleging door onderlinge toestemming voorafgaande minnelijke schikking is getroffen, worden de straffen bepaald in §§ 1 en 2 toegepast op de vader of de moeder die, vanaf de datum van de overschrijving van de echtscheiding door onderlinge toestemming, het minderjarige kind onttrekt of poogt te onttrekken aan de bewaring van hen aan wie het krachtens de beslissing of de minnelijke schikking is toevertrouwd, die het niet afgeeft aan hen die het recht hebben het op te eisen of die het, zelfs met zijn toestemming, ontvoert of doet ontvoeren.
Afdeling VI. - Gebruik van minderjarigen [
1 en van kwetsbare personen]
1 met het oog op het plegen van een misdaad of een wanbedrijf. <ingevoegd bij W 2005-08-10/62, art. 3 ;
Inwerkingtreding : 02-09-2005>
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 28, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Art. 433.<W 2005-08-10/62, art. 4, 054 ;
Inwerkingtreding : 02-09-2005> Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 433quinquies, wordt eenieder die een minderjarige [
1 of een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, duidelijk was of de dader bekend was,]
1 rechtstreeks of via een tussenpersoon, aantrekt of gebruikt om, op één van de in artikel 66 bepaalde wijzen, een misdaad of een wanbedrijf te plegen, gestraft met de straffen bepaald voor die misdaad of dat wanbedrijf, waarvan het minimum van de vrijheidsstraf verhoogd wordt met één maand ingeval het maximum van de bepaalde gevangenisstraf één jaar is, met twee maanden wanneer het maximum twee jaar is, met drie maanden wanneer het maximum drie jaar is, met vijf maanden wanneer het maximum vijf jaar is en met twee jaar in het geval van tijdelijke opsluiting, en waarvan, in voorkomend geval, het minimum van de geldboete verdubbeld wordt.
Het minimum van de in het eerste lid bepaalde straffen wordt nogmaals, en in dezelfde verhouding verhoogd ingeval :
1° de minderjarige jonger is dan zestien jaar, of
2° de persoon bedoeld in het eerste lid misbruik maakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de minderjarige verkeert, of
3° de persoon bedoeld in het eerste lid, de vader, de moeder of een andere bloedverwant in de opgaande lijn is, de adoptant, of enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige, of een persoon die hem onder zijn bewaring heeft, of
4° een gewoonte wordt gemaakt van het aantrekken of gebruiken van minderjarigen om een misdaad of een wanbedrijf te plegen.
----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 29, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
Afdeling VII. - Aantasting van de persoonlijke levenssfeer van minderjarigen. <ingevoegd bij W 2005-08-10/62, art. 5 ;
Inwerkingtreding : 02-09-2005>
Art. 433bis. <ingevoegd bij W 2005-08-10/62, art. 6 ;
Inwerkingtreding : 02-09-2005> Publicatie en verspreiding van het verslag van de debatten voor de jeugdrechtbank, voor de onderzoeksrechter en voor de kamers van het hof van beroep die bevoegd zijn om over het hoger beroep tegen hun beslissingen te oordelen, door middel van boeken, pers, film, radio, televisie, of op enige andere wijze, zijn verboden.
Alleen de motieven en het beschikkend gedeelte van de in openbare terechtzitting uitgesproken rechterlijke beslissing vormen, onder voorbehoud van de toepassing van het derde lid, hierop een uitzondering.
Publicatie en verspreiding door middel van welke procédés ook van teksten, tekeningen, foto's of beelden waaruit de identiteit kan blijken van een persoon die vervolgd wordt, of ten aanzien van wie een maatregel is genomen als bedoeld in (de artikelen 37, 39, 43, 49, 52, 52quater en 57bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade) of in de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, zijn eveneens verboden. Hetzelfde geldt voor de persoon ten aanzien van wie een maatregel genomen is in het kader van de rechtspleging als bedoeld in artikel 63bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. <W 2006-05-15/35, art. 22, 056;
Inwerkingtreding : 01-10-2007>
Overtreding van dit artikel wordt gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en met geldboete van driehonderd euro tot drieduizend euro of met een van die straffen alleen.
Afdeling VIII. - [
1 Lokken van minderjarigen via informatie- en communicatietechnologieën met het oog op het plegen van een misdaad of een wanbedrijf.]
1 ----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 26, 114; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 433bis/1. [
1 Met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar wordt gestraft de meerderjarige die door middel van informatie- en communicatietechnologieën communiceert met een kennelijk of vermoedelijk minderjarige om het plegen van een misdaad of een wanbedrijf jegens hem te vergemakkelijken :
1° indien hij zijn identiteit, leeftijd en hoedanigheid heeft verzwegen of hierover heeft gelogen;
2° indien hij de nadruk heeft gelegd op de in acht te nemen discretie over hun gesprekken;
3° indien hij enig geschenk of voordeel heeft aangeboden of voorgespiegeld;
4° indien hij enige andere list heeft aangewend.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-04-10/25, art. 3, 103; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
Uittreksel uit het Strafwetboek
Art. 372.(Zie NOTA 1 onder TITEL) <W 15-05-1912, art. 48> Elke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar, wordt gestraft met opsluiting (van vijf jaar tot tien jaar). <W 2000-11-28/35, art. 6, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
(De aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging door een bloedverwant in de opgaande lijn of adoptant gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige, zelfs indien deze de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt [
1 ...]
1, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. Dezelfde straf wordt toegepast indien de schuldige hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer is of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over dat slachtoffer gezag heeft.) <W 2000-11-28/35, art. 6, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
Door de wet van 14 november 2019 en de reparatiewet van 5 december 2019 (in werking getreden op 30 december 2019), zijn ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen onverjaarbaar. Het betreft onder meer voyeurisme, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, online grooming, organisatie en exploitatie van prostitutie, kinderpornografie, genitale verminking en mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting. Deze wetwijziging heeft evenwel niets veranderd aan de huidige verjaringstermijnen van seksuele misdrijven op meerderjarigen (zie Driek Deferme en Henry Otgaar, Onverjaarbaarheid ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen: tijd voor onafhankelijke commissie, De juristenkrant, 4 december 2019, p. 11).