De Belgische strafwet voorziet niet in een expliciet wettelijk verbod op het brengen van de Hitlergroet.
Behoudens in een de omzendbrief over kwetsende, racistische en discriminerende uitlatingen en spreekkoren naar aanleiding van voetbalwedstrijden wordt uitdrukkelijk verwezen naar de Hitlergroet als ‘verboden gedraging’ in de stadions of de perimeters.
Dit betekent echter niet dat de Hitlergroet in België onbestraft blijft.
Een dergelijke handeling valt immers onder het publiekelijk aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld en geldt dus al een (aanzettingsmisdrijf zoals strafbaar gesteld in de antidiscriminatiewetten.
De Hitlergroet wordt dus bestraft als aanzettingsmisdrijf. Dit betekent evenwel niet dat moet worden aangezet tot concrete daden of tot bepaalde of bepaalbare daden. Volgens het Hof van Cassatie , volstaat het dat anderen bijvoorbeeld tot een sterke afkeer of tot een algemene negatieve houding worden geïnspireerd (Cass. 19 mei 1993, nr. P.93.0110.F).
De Hitlergroet als aanzettingsmisdrijf dient het opwekken van discriminatie, segregatie, haat of geweld tot voorwerp te hebben, waaraan voldaan wordt wanneer de groet het eigen geweld of dat de groep versterkt, dan wel de minachting of andere behandeling vooropstelt van anderen.
Het aanzettingsmisdrijf vereist wel dat de daad ten aanzien van een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden ervan wordt geuit wegens een beschermd criterium. Het betreft de criteria van de antiracismewet de antidiscriminatiewet of de genderwet.
De criteria van de antiracismewet zijn: nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming (art. 4, 4° Antiracismewet).
De beschermde criteria in de Antidiscriminatiewet zijn: leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap en sociale afkomst (art. 4, 4° Antidiscriminatiewet).
De beschermde criteria van de genderwet hebben betrekking op het criterium geslacht. Daarmee worden gelijkgesteld: zwangerschap, bevalling of moederschap, geslachtsverandering, genderidentiteit en genderexpressie (art. 4 Genderwet).
Het aanzettingsmisdrijf dient te voldoen aan de openbaarheidsvereiste van art. 444 Strafwetboek.
De Hitlergroet is dus strafbaar zowel
- • in openbare bijeenkomsten of plaatsen;
- • in tegenwoordigheid van verscheidene personen, in een plaats die niet openbaar is, maar toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken;
- • in om het even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen (dus zelfs in een politiecel)
- • door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden, die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden of
- • door geschriften, die niet openbaar gemaakt, maar aan verscheidene personen toegestuurd of meegedeeld worden.
De Hitlergroet als aanzettingsmisdrijf vereist een bijzonder opzet. Er is dus slechts sprake van een strafbare Hitlergroet wanneer de persoon die de groet uitbrengt de intentie heeft te discrimineren, te minachten, te haten of dat (verder) geweld zal gebruikt.
De Hitlergroet veruitwendigt onmiskenbaar de fascistische en nazistische ideologie en “de duidelijke en gewilde verwijzing naar de fascistische ideologie, die een overheersing van het ene ras op het andere voorstond, en die de uitroeiing van de vermelde rassen heeft bewerkstelligd, houdt op zich een aanzetten tot haat, discriminatie, geweld of segregatie in (De correctionele rechtbank te Brussel 15 juli 1996, www.unia.be).
De Hitlergroet is onbetwistbaar verbonden met een fascistisch regime dat, uitgaande van een vermeende suprematie van het ene ras boven het andere, overging tot het plegen van allerlei misdaden waaronder genocide.
Het uitbrengen van de Hitlergroet kan niet op een andere manier worden geïnterpreteerd dan een verwijzing naar deze praktijken waardoor wordt aangezet tot discriminatie, haat, geweld en rassenscheiding jegens een groep wegens zijn ras, huidskleur, afstamming of nationaliteit (Corr. Antwerpen 26 maart 2001 en 4 februari 2002, www.unia.be)
De Hitlergroet zet mensen van verschillende origine op tegen mekaar en lokt wederzijds geweld op waardoor buurten voor iedereen onleefbaar worden en hierdoor de samenleving in haar essentie wordt aangetast (Corr. Antwerpen 26 maart 2001 en 4 februari 2002, www.unia.be).
Aldus werd in de rechtspraak tot veroordeling overgegaan van politieke mandatarissen die bij hun eedaflegging de Hitlergroet brachten.
In een aantal gevallen spraken de correctionele rechtbanken vrij weze het nadat de betrokkenen een uitleg gaven aan hun gebaar, in die zin dat ze geen Hitlergroet uitbrachten maar een andere beweging met hun arm, zoals de dame van het Vlaams Belang die stelde dat ze niet de Hitlergroet uitbracht maar krampachtig haar mantel wou fatsoeneren of de casus van de Vlaams Blokker die stelde dat hij met het maneuver een beweging wilde maken die enkel mocht geïnterpreteerd worden als “jullie kunnen de pot op”, in welk laatste geval er wel een veroordeling wegens smaad aan de provincieraad werd opgelegd (Corr. Antwerpen 23 juni 1999, www.unia.be).
Het uitbrengen van een Hitlergroet ten aanzien van de politie maakt ontegensprekelijk smaad uit (Corr. Oudenaarde 24 mei 2002, www.unia.be). Deze groet stelt de politie namelijk gelijk met nazi’s. Dit gebaar kan aanzien worden als een aanzet tot geweld en dus ook als aanzettingsmisdrijf (Corr. Dendermonde 16 november 2011, www.unia.be).
Ook het uitbrengen van de Hitlergroet voor de rechter werd weerhouden als aanzettingsmisdrijf (Corr. Gent 21 mei 2019, www.unia.be). Deze daad gesteld voor de rechtbank zet namelijk derden aan tot discriminatie, segregatie, discriminatie en geweld.
Voor een overzicht van overige rechtspraak, met verdere aandacht voor het brengen van de Hitlergroet tijdens de bijeenkomsten van Neonazi’s op voetbalwedstrijden, rond voetbalstadia, op straat, in de tram, op café, bij de verspreiding van pornografisch materiaal kan verwezen naar Paul Borghs, Hitlergroet in de Belgische wetgeving, het brengen van de Hitlergroet als misdrijf of verzwarende omstandigheid, NjW 2020, 822
Het brengen van de Hitlergroet houdt op zich geen negatie van de Holocaust is en valt derhalve niet onmiddellijk te betstraffen op grond van de Negationismewet.
De Hitlergroet kan wel een verzwarende omstandigheid uitmaken als zogeheten uiting van haat bij het plegen van een haatmisdrijf waarbij het misdrijf gepleegd wordt omwille van vijandigheid tegen een slachtoffer omwille van een beschermd kenmerk.
Vrije meningsuiting of racisme en xenofobie?
In een democratische samenleving is het recht op vrije meningsuiting beschermd. Uitingen die schokken, verontrusten of kwetsen moeten kunnen. De wetgever kan wel bepaalde uitingen verbieden omwille van de schade die ze aanrichten.
De wetgever heeft bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden strafbaar gesteld. In artikel 20.4° van voormelde wet wordt strafbaar gesteld:
"hij die in een van de in artikel 444 van het strafwetboek bedoelde omstandigheden aanzet tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een van de beschermde criteria: discriminatie op grond van nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming."
In die optiek is het uitbrengen van de Hitlergroet geen meningsuiting maar een oproep tot haat. Het kan niet anders geïnterpreteerd worden dan een verheerlijking van het fascistisch regime. Hetzelfde geldt voor de alternatieve Hitlergroet "Kühnengruss", die zelf speciaal bedoeld was om de Hitlergroet te omzeilen. De (alternatieve) Hitlergroet verwijst naar een regime waarin bevolkingsgroepen (Joden, homo's, zigeuners, .... ) werden vervolgd en vermoord.
Door het uitbrengen van de Hitlergroet of de alternatieve Hitlergroet kan aangezet tot geweld, haat en discriminatie op grond van nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming. Er hoeft daarbij niet aangezet te worden tot concrete of bepaalde daden, maar het volstaat dat anderen tot een sterke afkeer of een algemene negatieve houding worden geïnspireerd.