De persoon die zich borg gesteld heeft voor de schulden van een derde, heeft een aantal rechten die terug te vinden zijn in het burgerlijk wetboek.
Uittreksel uit het burgerlijk wetboek voor de geconsolideerde tekst klik hier
GEVOLGEN VAN BORGTOCHT TUSSEN DE SCHULDENAAR EN DE BORG.
AFDELING II. - GEVOLGEN VAN BORGTOCHT TUSSEN DE SCHULDENAAR EN DE BORG.
Art. 2028. De borg die betaald heeft, heeft verhaal op de hoofdschuldenaar, hetzij de borgstelling met of buiten diens medeweten is geschied.
Dit verhaal heeft plaats zowel ten aanzien van de hoofdsom als ten aanzien van de interesten en de kosten; nochtans heeft de borg slechts verhaal voor de kosten die hij gemaakt heeft nadat hij aan de hoofdschuldenaar van de tegen hem gerichte vervolgingen heeft kennis gegeven.
De borg heeft ook verhaal tot vergoeding van schade, indien daartoe gronden bestaan.
Art. 2029. De borg die de schuld betaald heeft, treedt in alle rechten die de schuldeiser had tegen de schuldenaar.
Art. 2030. Wanneer verscheidene hoordschuldenaars van een zelfde schuld hoofdelijk verbonden waren, heeft de borg die zich voor allen heeft borg gesteld, verhaal op ieder van hen, tot terugvordering van al hetgeen hij betaald heeft.
Art. 2031. De borg die een eerste maal betaald heeft, heeft geen verhaal op de hoofdschuldenaardie een tweede maal betaald heeft, wanneer hij de laatstgenoemde van de door hem gedane betaling geen kennis heeft gegeven; behoudens zijn recht op terugvordering tegen de schuldeiser.
Wanneer de borg betaald heeft zonder te zijn vervolgd en zonder de hoofdschuldenaar daarvan kennis te hebben gegeven, heeft hij geen verhaal op hem, ingeval die schuldenaar op het ogenblik van de betaling gronden mocht hebben gehad om te doen verklaren dat de schuld teniet was; behoudens zijn recht op terugvordering tegen de schuldeiser.
Art. 2032. De borg kan, zelfs voordat hij betaald heeft, de schuldenaar in rechte aanspreken om door hem schadeloos gesteld te worden :
1° Indien hij tot betaling in rechte vervolgd wordt;
2° Indien de schuldenaar failliet gegaan is, of in staat van kennelijk onvermogen verkeert;
3° Indien de schuldenaar zich verbonden heeft om hem binnen een bepaalde tijd het ontslag van zijn borgtocht te bezorgen;
4° Indien de schuld opeisbaar is geworden door het verschijnen van de termijn waarop zij betaalbaar was gesteld;
5° Na verloop van tien jaren, indien de hoofdverbintenis geen bepaalde vervaltijd heeft, tenzij de hoofdverbintenis van dien aard is dat zij, zoals bij voorbeeld een voogdij, niet voor een bepaalde tijd kan vervallen.
AFDELING III. - GEVOLGEN VAN BORGTOCHT TUSSEN DE BORGEN ONDERLING.
Art. 2033. Wanneer verscheidene personen zich hebben borg gesteld voor dezelfde schuldenaar en voor dezelfde schuld, heeft de borg die de schuld voldaan heeft, verhaal op de overige borgen, ieder voor zijn aandeel;
Doch dit verhaal heeft alleen plaats, wanneer de borg betaald heeft in een van de gevallen in het vorige artikel vermeld.
HOOFDSTUK III. - TENIETGAAN VAN BORGTOCHT.
Art. 2034. De verbintenis uit borgtocht gaat teniet door dezelfde oorzaken als de overige verbintenissen.
Art. 2035. Schuldvermenging in de persoon van de hoofdschuldenaar en van zijn borg, wanneer de ene erfgenaam wordt van de andere, doet geenszins de vordering teniet van de schuldeiser tegen hem die zich heeft borg gesteld voor de borg.
Art. 2036. De borg kan zich tegen de schuldeiser beroepen op alle excepties die aan de hoofdschuldenaar toekomen en die tot de schuld zelf behoren;
Maar hij kan zich niet beroepen op excepties die alleen de schuldenaar persoonlijk betreffen.
Art. 2037. De borg is ontslagen, wanneer hij door toedoen van de schuldeiser niet meer in de rechten, hypotheken en voorrechten van die schuldeiser kan treden.
Art. 2038. Wanneer de schuldeiser een onroerend goed of enig ander goed vrijwillig aanneemt in betaling van de hoofdschuld, is de borg ontslagen, al wordt dat goed naderhand tegen de schuldeiser uitgewonnen.
Art. 2039. Eenvoudige termijnverlenging, door de schuldeiser aan de hoofdschuldenaar toegestaan, ontslaat de borg niet, die in dat geval de schuldenaar kan vervolgen, om hem tot betaling te noodzaken.
HOOFDSTUK IV. - WETTELIJKE BORGTOCHT EN GERECHTELIJKE BORGTOCHT.
Art. 2040. Wanneeer iemand krachtens de wet of krachtens een veroordeling verplicht is een borg te stellen, moet de aangeboden borg voldoen aan de bij de artikelen 2018 en 2019 voorgeschreven vereisten.
(Lid 2 opgeheven) <W 15-12-1949, art. 28>.
Art. 2041. Hij die geen borg kan vinden, is gerechtigd voldoende pand in de plaats te geven.
Art. 2042. De gerechtelijke borg kan de uitwinning van de hoofdschuldenaar niet vorderen.
Art. 2043. Hij die zich enkel voor een gerechtelijke borg heeft borg gesteld, kan de uitwinning van de hoofdschuldenaar noch van de borg vorderen.
HOOFDSTUK V. - Kosteloze borgtocht. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 3; Inwerkingtreding : 01-12-2007>
Art. 2043bis. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 4; Inwerkingtreding : 01-12-2007> Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
a) kosteloze borgtocht : de handeling waarmee een natuurlijke persoon kosteloos een hoofdschuld verzekert ten gunste van een schuldeiser. De kosteloze aard van de borgtocht slaat op het ontbreken van enig economisch voordeel, zowel rechtstreeks als indirect, dat de borg kan genieten dankzij de borgstelling;
b) schuldeiser : iedere verkoper in de zin van artikel 1 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument;
c) schuldenaar : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Art. 2043ter. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 5; Inwerkingtreding : 01-12-2007> De bewijslast om aan te tonen dat de borgtocht niet kosteloos werd verstrekt, ligt bij de schuldeiser. In dat geval zijn de bepalingen van dit hoofdstuk niet van toepassing.
Art. 2043quater. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 6; Inwerkingtreding : 01-12-2007> Op de borgtocht bedoeld in artikel 2043bis zijn, met uitzondering van de artikelen 2014, eerste lid, 2018 en 2019, de hoofdstukken I tot IV van toepassing, tenzij als de regels die zij bevatten onverenigbaar zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 2043quinquies.<Ingevoegd W 2007-06-03/69, art. 7; Inwerkingtreding : 01-12-2007> § 1. Op straffe van nietigheid moet de borgtocht in de zin van dit hoofdstuk het voorwerp uitmaken van een geschreven overeenkomst die verschilt van de hoofdovereenkomst.
§ 2. De duur van de hoofdverplichting moet worden vermeld in de borgtochtovereenkomst, en in het geval van een borgtocht voor een hoofdverplichting die werd afgesloten voor onbepaalde duur, mag de duur van de borgtochtovereenkomst vijf jaar niet overschrijden.
§ 3. Op straffe van nietigheid moet de borgtochtovereenkomst ten minste de volgende vermeldingen bevatten, door de borg met de hand geschreven :
" door me borg te stellen voor ... voor de som beperkt tot ... (in cijfers) als dekking van de betaling van de hoofdsom en interesten voor een duur van ..., verbind ik me ertoe aan de schuldeiser van ... de verschuldigde sommen terug te betalen op mijn goederen en inkomsten, indien, en in de mate dat, ... er niet zelf aan heeft voldaan ".
§ 4. Na advies van de [1 bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen]1 bedoeld in de artikelen 35 en 36 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, kan de Koning bepalen welke vermeldingen moeten voorkomen in de overeenkomst, alsook de informatie met betrekking tot de hoofdverplichting die het voorwerp uitmaakt van de borgtocht.
§ 5. Artikel [2 8.21 van het Burgerlijk Wetboek]2 is niet van toepassing.
----------
(1)<KB 2017-12-13/13, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<W 2019-04-13/28, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2020>
Art. 2043sexies. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 8; Inwerkingtreding : 01-12-2007> § 1. Op straffe van nietigheid en wanneer de borg in de zin van artikel 2043bis een bepaalde schuld verzekert, wordt de omvang van de borgtocht beperkt tot de som die is vermeld in de overeenkomst, verhoogd met interesten tegen de wettelijke of conventionele rente zonder dat deze interesten evenwel hoger mogen zijn dan 50 % van de hoofdsom.
§ 2. Op straffe van nietigheid kan er geen borgtocht worden afgesloten waarvan het bedrag kennelijk niet in verhouding is tot de terugbetalingsmogelijkheden van de borg, waarbij deze mogelijkheid beoordeeld moet worden in het licht van de roerende en onroerende goederen en inkomsten van deze laatste.
Art. 2043septies. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 9; Inwerkingtreding : 01-12-2007> In geval van regelmatige uitvoering van de overeenkomst door de schuldenaar brengt de schuldeiser de borg daar op zijn minst eenmaal per jaar van op de hoogte.
Elke mededeling inzake niet uitvoering die wordt gedaan aan de schuldenaar door de schuldeiser met betrekking tot de betaling van de schuld moet gelijktijdig en in dezelfde vorm worden gedaan aan de borg. Bij gebrek daaraan kan de schuldeiser zich niet beroepen op de aangroei van de schuld, vanaf de datum waarop hij ter zake in gebreke blijft.
Art. 2043octies. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 10; Inwerkingtreding : 01-12-2007> De verbintenissen van de erfgenamen van een borg inzake de borgtocht zijn beperkt tot het erfdeel dat aan elk van hen toekomt.
Niettegenstaande enige andersluidende overeenkomst bestaat er geen hoofdelijkheid tussen de erfgenamen van een borg voor de verbintenissen van de borg.