Art. 5.94 NBW . “Onregelmatige of abusieve buitengerechtelijke ontbinding
De kennisgeving waarmee de schuldeiser het contract ontbindt, is onwerkzaam indien niet voldaan is aan de vereisten van de ontbinding of indien de ontbinding abusief is”.
Commentaar bij art. 5.94 NBW
(bron memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
Bij betwisting van een buitengerechtelijke ontbinding zal vaak de schuldenaar het geschil bij de rechter aanhangig maken. De schuldeiser kan evenwel ook in rechte optreden, bijvoorbeeld om de bevestiging van zijn beslissing te verkrijgen en een einde te maken aan een betwisting vanwege zijn schuldenaar. Hij kan ook een uitvoerbare titel willen bekomen om aanvullende schadevergoeding bij de ontbinding of eventuele restituties te verkrijgen.
De rechter bij wie de zaak a posteriori aanhangig is gemaakt, heeft de keuze tussen bevestiging of afkeuring van de beslissing van de schuldeiser om het contract te ontbinden.
De toelichting bij de artikelen 5.92 en 5.93 geeft aan, aan de hand van talrijke bronnen, dat de rechter bij wie de zaak a posteriori aanhangig is gemaakt, over een dubbele controlebevoegdheid beschikt. Hij kan immers gevraagd worden om de regelmatigheid van de inwerkingstelling van de ontbinding te controleren (zijn de inhoudelijke en vormelijke toepassingsvoorwaarden ervan nageleefd? ) en de rechtmatigheid ervan (is de beslissing tot ontbinding abusief? ).
De bepaling van artikel 5.94 NBW bepaalt de sanctie en voorziet erin dat, wanneer de kennisgeving van de ontbinding als onregelmatig of abusief wordt beoordeeld, zij dan onwerkzaam is.
De ontbinding door de schuldeiser vormt immers een partijbeslissing. Wanneer zij genomen wordt door de schuldeiser buiten de toepassingsvoorwaarden voor zijn beslissingsbevoegdheid om of door misbruik van zijn bevoegdheid, blijft de beslissing zonder gevolg. Het contract wordt dus niet ontbonden.
De bepaling verankert dus de sanctie van onwerkzaamheid. In geval van een onregelmatige buitengerechtelijke ontbinding gaat zij uit van het arrest van het Hof van Cassatie van 11 mei 2012, dat bevestigt dat wanneer een ontbinding krachtens een ontbindend beding niet voldoet aan de geldende voorwaarden, zij geen doorgang vindt en in de regel effect blijft sorteren.
Een vergelijkbare oplossing werd erkend in het kader van een onregelmatige opzegging van een contract van bepaalde duur (Cass. 12 juni 2012, Pas. 2012, blz. 1317).
De onwerkzaamheid van een onregelmatige of abusieve opzegging wordt eveneens in aanmerking genomen in artikel 5.76, vierde lid, met betrekking tot het contract van bepaalde duur.
Ingeval de schuldeiser misbruik gemaakt heeft van zijn bevoegdheid om het contract te ontbinden bij kennisgeving, kan de sanctie van dat misbruik thans ook erin bestaan om aan de abusieve uitoefening van die bevoegdheid haar gevolgen te ontzeggen.
De rechtsleer voorafgaand aan het NBW gaat uit van de arresten van 8 februari 2001 en 10 oktober 2010 van het Hof van Cassatie, die de ontzegging erkennen als een van de sancties van het abusieve gebruik van een beding (aangehaald in de toelichting bij art. 5.92).
Met betrekking tot ontbindende bedingen heeft de rechtsleer er reeds voor gepleit om een eenzijdige ontbinding alle rechtsgevolgen te ontnemen indien zij abusief is.
Wanneer de buitengerechtelijke ontbinding wordt afgekeurd door de rechter en onwerkzaam wordt verklaard, blijft het contract van kracht en zijn de regels betreffende de sancties van de niet-nakoming en van de contractuele aansprakelijkheid opnieuw van toepassing op de contractspartijen. Een onregelmatige of abusieve buitengerechtelijke ontbinding kan immers een contractuele tekortkoming inhouden, die toerekenbaar is aan de schuldeiser die daartoe ten onrechte het initiatief had genomen.
Aangezien het contract niet ontbonden wordt, kan de schuldenaar de uitvoering ervan in natura kiezen en vragen dat de rechter de schuldeiser zou bevelen om de nakoming van zijn verbintenissen weer op te nemen. Hij kan ook een schadeherstel verkrijgen.
Hij zou de voorkeur kunnen geven aan de ontbinding van het contract ten nadele van de schuldeiser die foutief gehandeld heeft, met een aanvullend schadevergoeding.
De rechter kan ook ertoe gebracht worden om het contract ten nadele van elk van de partijen te ontbinden.