Het strafrechtelijk gesanctioneerde beroepsgeheim van cijferberoepers (lees de bedrijfsrevisoren, enerzijds, de externe accountants, belastingconsulenten, erkende boekhouders en boekhouders-fiscalisten, werd middels bijzondere wetgevingen ingevoerd. Immers Artikel 458 Sw. erkent het beroepsgeheim en stelt schending ervan strafbaar voor een aantal beroepen, zonder dat de cijferberoepen hierbij werden vermeld. De uitbreiding van het beroepsgeheim gebeurde in verschillende wetgevende stappen in de vorige eeuw.
Dit beroepsgeheim van de cijferberoeper heeft de zakengeheimen van hun cliënteel tot voorwerp.
Dit beroepsgeheim ken enkele uitzonderingen, onder meer wat de bedrijfsrevisoren betreft.
Artikel 86, § 1, Bedrijfsrevisorenwet verklaart artikel 458 Sw. toepasselijk op de bedrijfsrevisoren, de stagiairs en de personen voor wie ze instaan. Ook de werknemer van den bedrijfsrevisorzijn gebonden door een geheimhoudingsplicht zowel op grond van artikel 458 Sw. als op grond van het gemeen recht van de arbeidsovereenkomsten.
Uittreksel uit de revisorenwet
Art. 86.§ 1. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bedrijfsrevisoren, de geregistreerde auditkantoren, de stagiairs en de personen voor wie zij instaan.
Buiten de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht waarin dit artikel voorziet, geldt deze plicht evenmin voor:
1° de mededeling van een attest of van een bevestiging verricht met de schriftelijke toestemming van de onderneming waar zij hun taak uitoefenen;
2° de mededeling van een attest of van een bevestiging gericht tot een commissaris of een persoon die in een onderneming naar buitenlands recht een gelijkaardige taak als die van commissaris uitoefent, binnen het kader van de hun toevertrouwde controle over de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van een onderneming;
3° de raadpleging door een bedrijfsrevisor in het kader van een opvolging in een revisorale opdracht, van de werkdocumenten van een bedrijfsrevisor die voorafgaandelijk dezelfde revisorale opdracht uitoefende;
4° het contact van een bedrijfsrevisor met een andere bedrijfsrevisor wanneer de eerste ertoe wordt gebracht om het werk of de attestering van de tweede in het gedrang te brengen, behalve in geval van verzet van de persoon die de opdracht aan de eerste bedrijfsrevisor heeft toevertrouwd;
5° het contact tussen de bedrijfsrevisor en het Instituut, zijn organen en in het bijzonder het College;
6° de overdracht van informatie, waaronder vertrouwelijke, gevraagd door een bevoegde autoriteit in het kader van zijn opdrachten en van de nationale en internationale samenwerking overeenkomstig de in hoofdstuk IV, afdeling III, bepaalde voorwaarden en de ter uitvoering ervan genomen maatregelen;
7° [2 de uitwisseling van informatie tussen de commissarissen, de gecertificeerde accountants of de bedrijfsrevisoren van vennootschappen, verenigingen en stichtingen die betrokken zouden zijn bij verrichtingen van fusies, splitsingen, gelijkgestelde verrichtingen, inbrengen van een algemeenheid of van een bedrijfstak;]2
8° de mededeling van vertrouwelijke informatie aan iedere persoon die een taak uitoefent die door of krachtens de wet is vastgelegd en die deelneemt of bijdraagt aan de taken die verband houden met het toezicht op instellingen uit de [1 bank-, financiële en verzekeringssector]1, die respectievelijk worden uitgevoerd door de Bank, de FSMA en, in voorkomend geval, de Europese Centrale Bank, als deze persoon is aangewezen door of met instemming van een van deze autoriteiten en met het oog op de uitvoering van deze taak, met name,
- een speciaal commissaris die door deze autoriteiten is aangewezen met toepassing van de wetten waarvan zij moeten toezien op de naleving ervan;
- de portefeuillesurveillant als bedoeld in artikel 16 van Bijlage III van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;
- de portefeuillebeheerder als bedoeld in artikel 8 van Bijlage III van de voornoemde wet van 25 april 2014; en
- de revisor als bedoeld in artikel 87ter van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
[1 9° de mededeling van vertrouwelijke informatie aan de Bank, de FSMA en, in voorkomend geval, de Europese Centrale Bank, voor de uitvoering van hun respectieve opdrachten.]1
Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de in 8° bedoelde personen voor de vertrouwelijke informatie die zij met toepassing van 8° ontvangen.
§ 2. Wanneer een rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening opstelt, zijn de commissaris van de consoliderende rechtspersoon en de commissarissen van de geconsolideerde rechtspersonen, onderling, bevrijd van het beroepsgeheim, binnen het kader van de hun toevertrouwde controle over de geconsolideerde jaarrekening van een onderneming. Deze bepaling is eveneens van toepassing ten opzichte van een persoon die in een rechtspersoon naar het recht van een land van de Europese Unie of van een derde land, een gelijkaardige taak uitoefent als deze van commissaris. In de zin van huidig lid wordt met de commissaris gelijkgesteld de bedrijfsrevisor die, zonder het mandaat van commissaris uit te oefenen, belast is met de controle over de geconsolideerde jaarrekening.
----------
(1)<W 2018-07-30/47, art. 93, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
(2)<W 2022-06-23/09, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 21-07-2022>
Accountants en belastingconsulenten
Het strafrechtelijk gesanctioneerde beroepsgeheim van de externe accountant werd ingevoerd door artikel 95, tweede lid
van de wet van 21 februari 1985 tot hervorming van het bedrijfsauditoraat.
Deze wet werd opgeheven en inmiddels wordt het beroepsgeheim geregeld door artikel 120 van de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur waarin gesteld dat het t beroepsgeheim van art. 458 Strafwetboek ook van toepassing is op de accountants en belastingadviseurs.
Meer info zie Beroepsgeheim van de accountant en belastingadviseur