Samenvatting
Uittreksel uit het SW. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026)
Hoofdstuk 1. Terrorisme
Art. 371. Terroristisch misdrijf
§ 1. Een terroristisch misdrijf is het plegen van een misdrijf bedoeld in de paragrafen 2 en 3 dat door zijn aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd is met het oogmerk om een bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
§ 2. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in paragraaf 1, aangemerkt:
1° het opzettelijk doden bedoeld in titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 1;
2° de foltering bedoeld in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 1 en de onmenselijke behandeling bedoeld in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 2;
3° de gewelddaden bedoeld in titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 1 en de vrouwelijke genitale verminking bedoeld in titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2;
4° de misdrijven die een aanslag zijn op de individuele vrijheid bedoeld in titel 3, hoofdstuk 5;
5° de grootschalige vernieling of beschadiging bedoeld in de artikelen 514, 516, 517, 518, 526, 3°, 532 en 533, in artikel 2.4.5.6 van het Belgisch Scheepvaartwetboek, en in artikel 114, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;
6° de informaticasabotage bedoeld in de artikelen 531 en 532;
7° het kapen van vliegtuigen bedoeld in artikel 30, § 1, 2°, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart;
8° de misdrijven van piraterij en daarmee gelijkgestelde misdrijven bedoeld in artikel 4.5.2.2 en 4.5.2.3 van het Belgisch Scheepvaartwetboek;
9° de misdrijven bedoeld in het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2000, en die strafbaar zijn gesteld door de artikelen 5 tot 7 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen;
10° de misdrijven bedoeld in de artikelen 505, 506, 507, 508, 509, 510, 511, 513, tweede lid, alsook in artikel 2.4.5.5 van het Belgisch Scheepvaartwetboek in de omstandigheden bedoeld in artikel 4.1.2.17, § 2, van het Belgisch Scheepvaartwetboek, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
11° de misdrijven bedoeld in de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;
12° de misdrijven bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 10 juli 1978 houdende goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, opgemaakt te Londen, Moskou en Washington op 10 april 1972;
13° de poging, in de zin van artikel 9, § 1, tot het plegen van een van de misdrijven bedoeld in de bepalingen onder 1° tot 12°.
Behalve indien het misdrijf strafbaar is met een straf van niveau 8, worden de straffen voorzien voor de misdrijven opgesomd in het voorgaande lid, vervangen door een straf van het onmiddellijk hoger niveau.
§ 3. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1 eveneens aangemerkt:
1° andere dan in paragraaf 2 bedoelde grootschalige vernieling of beschadiging, of het veroorzaken van een overstroming van een infrastructurele voorziening, een vervoerssysteem, een publiek of privaat eigendom, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;
2° het kapen van andere transportmiddelen dan die bedoeld in de bepalingen onder 7° en 8° van paragraaf 2;
3° het vervaardigen, bezitten, verwerven, vervoeren, of leveren van kernwapens, radiologische wapens of chemische wapens, het gebruik van kernwapens, biologische, radiologische of chemische wapens, alsmede het verrichten van onderzoek in en het ontwikkelen van radiologische of chemische wapens;
4° het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
5° het verstoren of onderbreken van de toevoer van water, elektriciteit of andere essentiële natuurlijke hulpbronnen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
6° de bedreiging met het plegen van één van de strafbare feiten bedoeld in paragraaf 2 of in deze paragraaf.
De misdrijven bedoeld in het eerste lid worden als volgt bestraft:
a) het misdrijf bedoeld in de bepaling onder 6° wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer de dreiging betrekking heeft op een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 2 of 3; het wordt bestraft met een straf van niveau 4 wanneer de dreiging betrekking heeft op een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 4 of meer;
b) de misdrijven bedoeld in de bepalingen onder 1°, 2° en 5° worden bestraft met een straf van niveau 5;
c) de misdrijven bedoeld in 3° en 4° worden bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 372. Definitie van terroristische groep
Een terroristische groep is iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die sinds enige tijd bestaat en die in onderling overleg optreedt om terroristische misdrijven te plegen, bedoeld in artikel 371.
Een organisatie waarvan het feitelijk oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend enig ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan als zodanig niet beschouwd worden als een terroristische groep in de zin van het eerste lid.
Art. 373. Deelname aan een terroristische groep
Deelname aan een terroristische groep is het opzettelijk deelnemen aan enige activiteit van een terroristische groep, onder meer door het verstrekken van gegevens of materiële middelen aan een terroristische groep of door het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep, terwijl men wist of moest weten dat zijn deelname zou kunnen bijdragen tot het plegen van een misdrijf door de terroristische groep.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 374. Deelname aan het nemen van een beslissing binnen een terroristische groep
Deelname aan het nemen van een beslissing binnen een terroristische groep is het opzettelijk deelnemen aan het nemen van een beslissing in het kader van de activiteiten van een terroristische groep, terwijl men wist of moest weten dat deze deelname zou kunnen bijdragen tot het plegen van een misdrijf door deze terroristische groep.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 375. Verzwaarde deelname aan een terroristische groep
De deelname aan een terroristische groep als leidend persoon wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 376. Aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en verheerlijken van terrorisme
Aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven is, onverminderd de toepassing van de artikelen 373, 374 en 375, het verspreiden of anderszins publiekelijk ter beschikking stellen van een boodschap met het oogmerk aan te zetten tot het plegen van één van de in de artikelen 371 en 382, bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 371, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, indien dergelijk gedrag, ongeacht of het al dan niet rechtstreeks aanstuurt op het plegen van terroristische misdrijven, het risico oplevert dat één of meer van deze misdrijven mogelijk worden gepleegd.
Verheerlijken van terrorisme is het in het openbaar, ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren van een van de in de artikelen 371 en 382 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 371, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, wanneer dit gedrag een ernstig en reëel gevaar oplevert dat een of meer van deze misdrijven mogelijk worden gepleegd en het gedrag met dat oogmerk werd gepleegd.
Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 3 wanneer zij betrekking hebben op een terroristisch misdrijf strafbaar met een straf van niveau 2 of meer of niveau 4 wanneer zij betrekking hebben op een terroristisch misdrijf strafbaar met een straf van niveau 5 of meer.
Art. 377. Aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en verheerlijken van terrorisme ten aanzien van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand
Het aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en het verheerlijken van terrorisme worden bestraft met een straf van niveau 5 wanneer zij zich specifiek richten tot een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand.
Art. 378. Aanwerven met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf
Aanwerven met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf is het aanwerven van een andere persoon met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een van de in de artikelen 371, 373, 374, 375 of 382 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 379. Aanwerven met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf gericht tot een minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand
Het aanwerven met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5 wanneer het aanwerven zich specifiek richt tot een minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand.
Art. 380. Onderrichten of opleiden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf
Onderrichten of opleiden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf is:
1° het geven van onderrichtingen of het verschaffen van een opleiding voor de vervaardiging of het gebruik van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, dan wel voor andere specifieke methoden en technieken met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een van de misdrijven bedoeld in artikel 371, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6° ;
2° zich in België of in het buitenland onderrichtingen doen geven of een opleiding volgen als bedoeld in de bepaling onder 1°, met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een van de in artikel 371 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6° ;
3° in België of in het buitenland door zelf kennis verwerven of zichzelf vormen in de materies bedoeld in de bepaling onder 1° met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een van de in artikel 371 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het misdrijf als bedoeld in artikel 371, § 3, 6°.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 381. Onderrichten of opleiden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf gericht tot een minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand
Onderrichten of opleiden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf bedoeld in de bepaling onder 1° van het artikel 380 wordt bestraft met een straf van niveau 5 indien de onderrichtingen of de opleiding zich specifiek richten tot een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand.
Art. 382. Binnenkomen of verlaten van het nationaal grondgebied met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf en het organiseren of op enige andere wijze faciliteren van reizen met terroristisch oogmerk
Binnenkomen of verlaten van het nationaal grondgebied met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf is, onverminderd de toepassing van de artikelen 373, 374 en 375:
1° het nationaal grondgebied verlaten met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen, in België of in het buitenland, van een misdrijf bedoeld in de artikelen 371, 373 tot 381, 384 tot 386, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6° ;
2° het binnenkomen van het nationaal grondgebied met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen, in België of in het buitenland, van een misdrijf bedoeld in de artikelen 371, 373 tot 381, 384 tot 386, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°.
Het organiseren of op enige andere wijze faciliteren van reizen met terroristische oogmerk is, onverminderd de toepassing van de artikelen 373, 374, en 375, het organiseren of op enige andere wijze faciliteren van een reis vanuit of naar België voor een persoon met het oog op het, in België of het buitenland, plegen van of het bijdragen tot het plegen van een misdrijf bedoeld in de artikelen 371, 373 tot 381, 384 tot 386, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°.
Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 383. Voorbereiden van het plegen van een terroristisch misdrijf
§ 1. Voorbereiden van het plegen van een terroristisch misdrijf is het opzettelijk voorbereiden van het plegen van een misdrijf bedoeld in artikel 371, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°, en van de misdrijven bestraft met een straf van niveau 2.
Dit misdrijf wordt bestraft:
- met een straf van niveau 3 indien het voorbereide misdrijf bestraft wordt met een straf van niveau 3 of van niveau 4;
- met een straf van niveau 4 indien het voorbereide misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5 of van niveau 6;
- met een straf van niveau 5 indien het voorbereide misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 7 of van niveau 8.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "voorbereiden" onder meer verstaan:
1° het verzamelen van inlichtingen over locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen waardoor het mogelijk is een actie te plegen op die locaties of gedurende deze gebeurtenissen of evenementen of schade toe te brengen aan die personen, en het observeren van die locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen;
2° het voorhanden hebben, zoeken, aanschaffen, vervoeren of vervaardigen van voorwerpen of stoffen die van aard zijn dat zij een gevaar kunnen uitmaken voor een ander of aanzienlijke economische schade kunnen aanrichten;
3° het voorhanden hebben, zoeken, aanschaffen, vervoeren of vervaardigen van financiële of materiële middelen, valse of illegaal verkregen documenten, informaticadragers, communicatiemiddelen, transportmiddelen;
4° het voorhanden hebben, zoeken of aanschaffen van ruimten die een schuilplaats, vergaderplaats, ontmoetingsplaats of onderdak kunnen bieden;
5° het voorafgaandelijk opeisen van het plegen van een terroristisch misdrijf, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°, om het even in welke vorm en via welk middel deze opeising plaatsvindt.
Art. 384. Ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf
Ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf is het, op enigerlei wijze, direct of indirect, verstrekken of inzamelen van gegevens of materiële middelen, daaronder begrepen financiële hulp, met het oogmerk dat deze worden gebruikt of in de wetenschap dat zij, geheel of gedeeltelijk, zullen worden gebruikt, om een misdrijf als bedoeld in de artikelen 371 of 373 tot 383 te plegen of eraan bij te dragen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 4 of lager of niveau 4 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 5 of meer.
Art. 385. Ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen aan een terroristische persoon
Ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen aan een terroristische persoon is het, op enigerlei wijze, direct of indirect, opzettelijk verstrekken of inzamelen van gegevens of materiële middelen, daaronder begrepen financiële hulp, met het oogmerk dat deze worden gebruikt of in de wetenschap dat zij, geheel of gedeeltelijk, zullen worden gebruikt, door een andere persoon wanneer de persoon die de materiële middelen verstrekt of inzamelt weet dat die andere persoon een misdrijf als bedoeld in artikel 371 pleegt of zal plegen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 4 of lager of niveau 5 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 5 of meer.
Art. 386. Verzwaard ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf of aan een terroristische persoon
Het ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf of aan een terroristisch persoon wordt bestraft met een straf van niveau 4 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 4 of lager, of niveau 5 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 5 of meer, indien het verstrekken of het inzamelen van de gegevens of materiële middelen plaatsvindt met het oogmerk dat ze geheel of gedeeltelijk gebruikt zouden worden door een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 371.
Art. 387. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op daden gepleegd in het kader van een internationaal gewapend conflict of een gewapend conflict van niet-internationale aard, door strijdkrachten van een partij bij het conflict wanneer deze daden vallen onder de toepasselijke regels van het internationaal humanitair recht en ermee overeenstemmen.
Dit hoofdstuk is evenmin van toepassing op handelingen, buiten een gewapend conflict, van de strijdkrachten van een Staat in het kader van de uitoefening van hun officiële taken.
Art. 388. Vrijwaringsclausule van de fundamentele rechten en vrijheden
Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan worden gelezen in die zin dat zij een beperking of belemmering beoogt van fundamentele rechten of vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering en vereniging, waaronder het recht om, voor de verdediging van de eigen belangen, samen met anderen vakbonden op te richten dan wel zich erbij aan te sluiten, evenals het daarmee samenhangende recht van betoging, de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media, en zoals onder meer verankerd in de artikelen 8 tot 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.