Art. 389 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Aanslag op de burgerlijke vrede stelt:
“Aanslag op de burgerlijke vrede is:
1° het wapenen van de burgers of het aanzetten van de burgers zich te wapenen tegen elkaar, met het oogmerk een burgeroorlog uit te lokken;
2° het plegen van een aanslag met het oogmerk een verwoesting, een massamoord of een plundering op een of meer plaatsen aan te richten.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.”
Commentaar:
Aanslag op en samenspanning tegen de burgerlijke vrede
Het gaat hier om misdrijven die het vredevol samenwonen van de bevolking in gevaar brengen, vandaar de term aanslag op en samenspanning tegen de burgerlijke vrede (deze term werd verkozen boven die van de civiele veiligheid, die meer verwijst naar de private veiligheid.).
De begrippen “aanslag en “samenspanning” worden gedefinieerd in de artikelen 105 en 110 van het Strafwetboek 1867. Deze definities worden overgenomen en aangevuld in de voorafgaande titel van Boek II aangezien deze ook gebruikt worden in andere titels of hoofdstukken.”
Artikel 389 Sw. 2024 herneemt de strafbaarstellingen van aanslag bedoeld in artikel 124, eerste lid en 125, eerste lid, van het Strafwetboek 1867. De aanslag op de burgerlijke vrede is: 1° het wapenen van de burgers of het aanzetten van de burgers om zich te wapenen tegen elkaar met het oogmerk een burgeroorlog uit te lokken; 2° het plegen van een aanslag met het oogmerk een verwoesting, massamoord of een plundering op een of meer plaatsen aan te richten (er werd geopteerd voor de meer algemene term “plaats” in plaats van gemeente). Dit misdrijf vereist als moreel bestanddeel een bijzonder opzet, met name “het oogmerk een burgeroorlog uit te lokken” of “het oogmerk een verwoesting, een massamoord of een plundering aan te richten”. Om de straf te laten overeenkomen met de strafmaat onder de gelding van de Sw. 1867 na correctionalisering wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 5.”
Art. 390 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Samenspanning tegen de burgerlijke vrede stelt:
“Samenspanning tegen de burgerlijke vrede is elke samenspanning met het oogmerk een aanslag op de burgerlijke vrede te plegen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.”
Commentaar:
“Deze bepaling neemt de strafbaarstellingen van samenspanning over vermeld in artikel 124, tweede lid, en 125, tweede lid, van het Strafwetboek 1867.
Samenspanning tegen de burgerlijke vrede is elke samenspanning met het oogmerk een aanslag op de burgerlijke vrede te plegen.
Net zoals voor de aanslag is voor dit misdrijf als moreel bestanddeel een bijzonder opzet vereist.
Indien men louter de overeenstemming met de strafmaat onder de gelding van het Sw. 1867 van vijf tot tien jaar opsluiting zou nastreven, rekening houdend met de correctionalisering van dit type misdrijven, zou dit misdrijf bestraft worden met een straf van niveau 3. Er werd in het Sw. 2024 echter voor gekozen om de straf te verhogen tot een straf van niveau 4.
Art. 391 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Voorbereiding van een aanslag op de burgerlijke vrede stelt:
“Voorbereiding van een aanslag op de burgerlijke vrede is elke samenspanning tegen de burgerlijke vrede die is gevolgd door enige opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering ervan voor te bereiden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.”
Commentaar:
“Deze bepaling beoogt het onderscheid dat in artikel 124, tweede lid, van het Strafwetboek 1867 wordt gemaakt op het vlak van de straf te hernemen.
Aldus wordt de samenspanning tegen de burgerlijke vrede bestraft met een straf van het onmiddellijk hogere niveau wanneer een gedraging werd aangenomen om de uitvoering ervan voor te bereiden.”
Art. 392 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Strafuitsluitende verschoningsgrond stelt:
“De persoon die, vóór het plegen van een aanslag en vóór het aanvangen van enige vervolging, een samenspanning of een voorbereiding van een aanslag en alle informatie waarover hij beschikt omtrent de omstandigheden en daders van het misdrijf aan de overheid ter kennis brengt, wordt niet gestraft.”
Commentaar:
Deze bepaling neemt de strafuitsluitende verschoningsgrond over voorzien in artikel 136 van het h Strafwetboek 1867 (zie ook artikel 562 Sw. 2024p).
Er wordt gepreciseerd dat de betrokkene aan de overheid niet alleen het bestaan van het misdrijf moet meedelen, maar ook het geheel van de informatie waarover hij beschikt met betrekking tot de omstandigheden en de daders van het misdrijf.