Art. 399 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Leiding over en organisatie van een oproerige gewapende bende stelt:
“Leiding over en organisatie van een oproerige gewapende bende is het lichten, leiden of organiseren van een gewapende bende of het vervullen van enige functie daarin of voeren van enig bevel daarover:
1° met het oogmerk zich openbare goederen toe te eigenen, openbare eigendommen of gebouwen te overmeesteren of de openbare macht bij haar optreden tegen de daders van die misdrijven aan te vallen of te weerstaan;
2° met het oogmerk openbare eigendommen of eigendommen van een algemeenheid van burgers te plunderen of te verdelen of de openbare macht bij haar optreden tegen de daders van die misdrijven aan te vallen of te weerstaan.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.”
Commentaar:
Deze bepaling herneemt de strafbaarstellingen uit de artikelen 128, 129 en 130 van het Strafwetboek 1867 en vat ze zo samen dat er niet langer een onderscheid dient te worden gemaakt wat de straf betreft tussen het al dan niet politieke karakter van het misdrijf.
Het misdrijf vereist als moreel bestanddeel een bijzonder opzet, met name een van de oogmerken bedoeld in punten 1° en 2° van het eerste lid.
Om de straf te laten overeenkomen met de huidig geldende strafmaat na correctionalisering wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 400 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Deelneming aan een oproerige gewapende bende stelt:
“Deelneming aan een oproerige gewapende bende is het opzettelijk deel uitmaken van een gewapende bende bedoeld in het artikel 399 zonder daarin enig bevel te voeren of enige bediening uit te oefenen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.”
Commentaar:
Deze bepaling herneemt de strafbaarstelling van deelneming aan een oproerige gewapende bende zonder daarin enig bevel te voeren of enige bediening uit te oefenen vermeld in artikel 132 van het Strafwetboek 1867. Het moreel bestanddeel van het misdrijf is het algemeen opzet. Zoals het geval is onder de gelding van het Sw. 1867 , is de opgenomen straf de onmiddellijk lagere straf dan de straf die van toepassing.
Art. 401 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Strafuitsluitende verschoningsgrond stelt:
“Diegene die van een oproerige gewapende bende deel uitmaakt zonder daarover enig bevel te voeren en zonder daarin enige bediening of enige functie uit te oefenen en die zich terugtrekt op de eerste waarschuwing van de burgerlijke of de militaire overheid, of zelfs naderhand, wanneer hij buiten de plaats van de oproerige bijeenkomst wordt gevat zonder tegenstand te bieden en zonder wapens, wordt niet gestraft.”
Commentaar:
Deze bepaling herneemt de strafuitsluitende verschoningsgrond uit artikel 134 van het Strafwetboek 1867.
Art. 402 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Verschaffen van onderdak aan een oproerige gewapende bende stelt:
“Verschaffen van onderdak aan een oproerige gewapende bende is het opzettelijk verschaffen van onderdak, een schuilplaats of een vergaderplaats aan een oproerige gewapende bende of een deel ervan, met kennis van het doel of de aard van die bende.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Deze bepaling laat de toepassing van artikel 19 onverlet.”
Commentaar:
In overeenstemming met wat bepaald is in artikel 133 van het Strafwetboek 1867 en in het Sw. 2024 in artikel 562 betreffende de samenspanning en aanslag, bestraft deze bepaling in dezelfde termen het verschaffen van onderdak aan een oproerige gewapende bende.
Het moreel bestanddeel van het misdrijf is het algemeen opzet maar met een bijzonder kenniselement, namelijk het kennen van het doel of de aard van die bendes.
Om de straf te laten overeenkomen met de strafmaat onder de gelding van het Sw. 1867 na correctionalisering wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 3.