Uittreksel Wet betreffende de voorlopige hechtenis (tekstbijwerking tot 17-06-2024) Art. 22.Zolang aan de voorlopige hechtenis geen einde wordt gemaakt en het gerechtelijk onderzoek niet is afgesloten, oordeelt de raadkamer van maand tot maand [
5 of, vanaf de [
7 vierde]
7 beslissing, om de twee maanden]
5 over het handhaven van de voorlopige hechtenis [
2 en over de modaliteit van uitvoering ervan]
2.
[
5 Vanaf de [
7 vierde]
7 beslissing, levert de beschikking tot handhaving van de voorlopige hechtenis en over de modaliteit van uitvoering hiervan een titel van vrijheidsbeneming voor twee maanden op.]
5 Op verzoek van de verdachte of van zijn raadsman roept de onderzoeksrechter, binnen tien dagen die aan elke verschijning voor de raadkamer of voor de kamer van inbeschuldigingstelling die overeenkomstig artikel 31, § 4, uitspraak doet na verwijzing voorafgaan, de verdachte op voor een samenvattende ondervraging; de griffier brengt de oproeping, schriftelijk [
4 , per faxpost of langs elektronische weg]
4, onmiddellijk ter kennis van de raadsman van de verdachte en van de procureur des Konings, die deze ondervraging kunnen bijwonen.
Het dossier wordt gedurende twee dagen vóór de verschijning ter beschikking gehouden van de verdachte en van zijn raadsman. De griffier geeft hun hiervan bericht per faxpost [
4 , bij aangetekende zending of langs elektronische weg]
4. [
6 De inzage van het dossier houdt in dat de verzoeker of zijn advocaat er zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie van kunnen nemen ter plaatse. De onderzoeksrechter kan echter, op gemotiveerde wijze, de kopiename van het dossier of van bepaalde stukken ervan verbieden indien de noodwendigheden van het gerechtelijk onderzoek dit vereisen, of indien kopiename een gevaar zou opleveren voor personen of een ernstige schending van hun privéleven zou inhouden.]
6 [
3 Deze terbeschikkingstelling kan gebeuren in de vorm van afschriften, in voorkomend geval in elektronische vorm, die door de griffier voor eensluidend zijn verklaard.]
3 De raadkamer onderzoekt of er tegen de verdachte ernstige aanwijzingen van schuld blijven bestaan en of er met artikel 16, § 1, overeenstemmende redenen voorhanden zijn om de hechtenis te handhaven [
2 of de modaliteit van uitvoering ervan te wijzigen]
2.
Oordeelt zij dat de voorlopige hechtenis moet worden gehandhaafd [
2 of dat de modaliteit van uitvoering ervan moet worden gewijzigd]
2, dan moet haar beslissing met redenen worden omkleed op de wijze bepaald in artikel 16, § 5, eerste en tweede lid.
[
5 ...]
5.<W 2005-05-31/32, art. 7, 014 ;
Inwerkingtreding : 26-06-2005>
----------
(
1)<W
2010-02-11/02, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 17-02-2010>
(
2)<W
2012-12-27/29, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(
3)<W
2012-12-27/29, art. 13, 022; Inwerkingtreding : 10-02-2013>
(
4)<W
2012-12-27/29, art. 16, 022; Inwerkingtreding : 10-02-2013>
(
5)<W
2016-02-05/11, art. 128, 025; Inwerkingtreding : 01-07-2016. Overgangsbepaling : art. 140>
(
6)<W
2019-05-05/19, art. 157, 034; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(
7)<W
2023-07-31/02, art. 11, 036; Inwerkingtreding : 01-09-2023>