1. Inleiding De digitalisering van de omgevingsvergunningsprocedure heeft als doel om de aanvraag- en goedkeuringsprocedures efficiënter en transparanter te maken. Een belangrijk aspect hierbij is de registratie van de startdatum van de aanplakking in het omgevingsloket, die vervolgens de einddatum van de beroepstermijn voor derden bepaalt. Echter, de juridische status van deze datum en de betrouwbaarheid ervan voor derden zijn niet zonder controverse.
2. Probleemstelling Sinds de invoering van het digitale omgevingsloket moet de startdatum van de aanplakking in het systeem worden ingevoerd. Op basis daarvan berekent het loket de einddatum van de beroepstermijn voor derden en maakt deze zichtbaar voor het publiek. Dit roept de vraag op of derden mogen vertrouwen op deze digitaal gegenereerde datum.
Juridisch gezien blijft de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing bepalend voor de beroepstermijn. De datum in het omgevingsloket heeft strikt genomen geen juridische waarde en is louter informatief. Dit leidt tot onzekerheid, aangezien gemeenten niet langer verplicht zijn de registratie te controleren en er fouten kunnen sluipen in de invoer of berekening van de einddatum.
3. Juridische interpretatie en gevolgen Een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) van 13 augustus 2019 bracht hierin verduidelijking. De RvVb oordeelde dat derden mogen vertrouwen op de einddatum zoals vermeld in het omgevingsloket, zelfs als deze afwijkt van de juridisch correcte datum. Dit betekent dat een beroep dat is ingediend op basis van de datum uit het loket ontvankelijk moet worden geacht.
De aanleiding voor dit arrest was een omgevingsvergunningszaak in Kortessem, waarbij de beroepstermijn volgens de juridische berekening eindigde op 21 maart 2019, terwijl het omgevingsloket 22 maart 2019 als einddatum aangaf. Een beroep dat op 22 maart werd ingediend, werd door de deputatie als laattijdig beschouwd, maar de RvVb vernietigde deze beslissing met de redenering dat het publiek mag vertrouwen op de datum uit het omgevingsloket.
4. Rechtszekerheid versus wettelijke regels Dit arrest plaatst pragmatisme boven de letter van de wet. Gezien het ontbreken van transparante inzagemogelijkheden in de aanplakkingsgegevens en de complexe procedure voor het opvragen van informatie, acht de RvVb het onredelijk om van derden te verwachten dat zij de correcte beroepstermijn zelf verifiëren.
Toch rijst de vraag of dit arrest juridisch houdbaar is. De beslissing wijkt immers af van de wettelijke bepalingen. Er is daarom een cassatieberoep ingesteld bij de Raad van State, die zal bepalen of de redenering van de RvVb juridisch standhoudt. Indien de Raad van State oordeelt dat de wettelijke regels strikt moeten worden gevolgd, ontstaat opnieuw een situatie van rechtsonzekerheid voor derden.
5. Conclusie en aanbeveling Hoewel de RvVb met dit arrest een pragmatische en rechtszekere oplossing biedt, blijft het fundamentele probleem bestaan dat de regelgeving niet volledig is afgestemd op de digitalisering van de procedure. Indien de Raad van State het arrest vernietigt, is het wenselijk dat de decreetgever ingrijpt om de beroepstermijnen transparanter en juridisch sluitend te maken. Dit kan door de digitale registratie van de aanplakking juridisch bindend te maken en een controlemechanisme in te voeren om fouten te voorkomen.