Bridge is een intellectueel kaartspel dat inzicht, concentratie en logisch denken vereist. Hoewel het in wedstrijdverband wordt gespeeld en bijdraagt aan de mentale gezondheid, mist het een essentiële eigenschap om als sport te worden beschouwd: een niet te verwaarlozen lichamelijke component. Dit heeft niet alleen theoretische, maar ook concrete juridische en fiscale implicaties.
Bridge en de definitie van sport
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zich uitgesproken over de vraag of bridge als sport kan worden beschouwd in het kader van Richtlijn 2006/112, artikel 132, lid 1, onder m). Deze bepaling voorziet in een btw-vrijstelling voor diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of lichamelijke opvoeding. Het Hof oordeelde dat bridge niet onder deze vrijstelling valt, omdat het geen significante lichamelijke activiteit vereist.
Het argument van de English Bridge Union Limited (EBU)
De EBU voerde aan dat de vrijstelling niet alleen betrekking heeft op activiteiten met een lichamelijke component, maar ook op activiteiten die de lichamelijke en geestelijke gezondheid bevorderen. Omdat bridge een sterke mentale inspanning vergt en in competitieverband wordt beoefend, zou het volgens de EBU binnen de definitie van sport vallen.
Het Hof verwierp deze redenering en stelde dat de gangbare betekenis van het begrip sport een activiteit met een belangrijke lichamelijke component impliceert. De richtlijn beoogt enkel activiteiten te bevorderen die samenhangen met fysieke beweging. Bridge, hoewel mentaal uitdagend, voldoet niet aan deze voorwaarde en is dus geen sport in de zin van de richtlijn.
Fiscale gevolgen
Het feit dat bridge geen sport is, heeft belangrijke fiscale consequenties:
-
Btw-plicht: Instellingen zoals de EBU moeten btw aanrekenen op inschrijvingsgelden voor bridgetoernooien, aangezien zij niet kunnen genieten van de btw-vrijstelling die geldt voor sportverenigingen. Dit kan een verhoging van de deelnamekosten betekenen.
-
Subsidies en belastingvoordelen: Sportverenigingen genieten vaak van fiscale voordelen zoals subsidies en vrijstellingen van bepaalde belastingen. Aangezien bridge niet als sport wordt erkend, kunnen bridgeclubs en -organisaties mogelijk geen aanspraak maken op deze voordelen.
-
Erkenning door overheden: In sommige landen worden sportverenigingen fiscaal gunstiger behandeld dan recreatieve clubs. De uitspraak van het Hof betekent dat bridgeverenigingen juridisch anders worden behandeld dan sportclubs, wat hun fiscale en administratieve lasten kan verhogen.
Conclusie
De uitspraak van het Hof bevestigt dat bridge een intellectuele, maar geen sportieve activiteit is. Dit leidt ertoe dat bridgeclubs niet kunnen profiteren van fiscale vrijstellingen voor sportverenigingen. Dit kan zowel financiële als organisatorische implicaties hebben voor bridge-organisaties en spelers. De strikte interpretatie van de sportvrijstelling onderstreept het belang van een duidelijke lichamelijke component om in aanmerking te komen voor fiscale voordelen.