De keuze en aanduiding van de begunstigde in een levensverzekering is één van de meest bepalende elementen in het kader van successieplanning met dit instrument. De begunstiging bepaalt immers wie het verzekeringskapitaal ontvangt bij het overlijden van het verzekerd hoofd en hoe dat vermogen juridisch en fiscaal wordt gekwalificeerd. Deze bijdrage bespreekt de belangrijkste aspecten van de aanduiding, wijziging en aanvaarding van de begunstigde.
1. Juridisch statuut van de begunstigde
De begunstigde is geen partij bij de verzekeringsovereenkomst, maar verkrijgt een eigen recht op de verzekeringsprestatie zodra het verzekerd risico zich voordoet, meestal het overlijden van het verzekerd hoofd. Juridisch gaat het om een beding ten behoeve van een derde. Dat betekent dat de begunstigde zijn recht rechtstreeks ontleent aan het contract, en niet via erfrechtelijke regels (tenzij er geen begunstigde aangeduid is – zie verder).
De keuze van de begunstigde kan zowel nominatief als generiek gebeuren. Een nominatieve aanduiding vermeldt uitdrukkelijk de naam (bv. “mijn dochter Marie”), terwijl een generieke aanduiding veeleer een categorie aanduidt (bv. “mijn kinderen” of “mijn erfgenamen”).
2. Belang van de formulering
De formulering van de begunstigingsclausule heeft verregaande gevolgen. Een klassieke valkuil is het ontbreken van plaatsvervulling bij een nominatieve aanduiding. Indien één van de aangeduide personen vóór het verzekerd hoofd overlijdt, vervalt zijn aandeel en komt dit toe aan de andere begunstigden. Er is dan geen automatische toebedeling aan diens nakomelingen. Dat is wél het geval bij generieke aanduiding zoals “mijn kinderen”, waarbij de wet uitdrukkelijk voorziet in plaatsvervulling.
Ook de verhouding tussen meerdere begunstigden verdient aandacht. Indien bijvoorbeeld staat: “mijn echtgenoot en kinderen”, dan wordt het kapitaal verdeeld: de helft gaat naar de echtgenoot in volle eigendom en de andere helft onder de kinderen, eveneens in volle eigendom. Dit wijkt af van het wettelijk erfrecht, waar de langstlevende echtgenoot slechts vruchtgebruik heeft. Bij “mijn echtgenoot en bij gebreke mijn kinderen”, ontvangt de echtgenoot alles indien hij nog leeft bij overlijden van het verzekerd hoofd. De kinderen ontvangen enkel iets indien de echtgenoot vooraf is overleden.
Het gebruik van de formule “wettige erfgenamen” leidt tot discussie: moeten zij de nalatenschap aanvaarden om het kapitaal te verkrijgen? Sommige auteurs stellen dat enkel effectieve aanvaarding tot begunstiging leidt; anderen menen dat de begunstiging losstaat van de aanvaarding.
3. Wijziging of herroeping van de begunstiging
Zolang de begunstigde de begunstiging niet formeel heeft aanvaard, behoudt de verzekeringnemer de volledige zeggenschap. Hij kan de begunstigde wijzigen of herroepen zonder enige toestemming. Een eenvoudige geschreven verklaring volstaat. Zelfs een testamentaire beschikking kan een begunstiging herroepen of wijzigen.
Eens de begunstiging echter formeel is aanvaard, wordt ze onherroepelijk. Elke wijziging of afstand vereist dan het akkoord van de begunstigde. Die aanvaarding moet formeel gebeuren via een ondertekend polisbijvoegsel, mede ondertekend door de verzekeringnemer, de verzekeraar en de begunstigde.
Deze onherroepelijkheid heeft belangrijke gevolgen in het kader van vermogensplanning. De verzekeringnemer verliest de mogelijkheid om het contract aan te passen, maar dat kan net de bedoeling zijn wanneer de levensverzekering een schenking moet concretiseren of garanderen.
4. Minderjarigen als begunstigde
Indien een minderjarige als begunstigde optreedt, ontstaan bijkomende aandachtspunten. Bij een generieke aanduiding (bv. “mijn erfgenamen”) is de tussenkomst van de vrederechter vereist, aangezien een minderjarige dan aanvaardt als erfgenaam en de aanvaarding slechts kan onder voorrecht van boedelbeschrijving. Het uitbetaalde kapitaal moet dan op een geblokkeerde rekening worden geplaatst.
Bij een nominatieve aanduiding valt de uitkering in principe buiten de nalatenschap. Dan is geen tussenkomst van de vrederechter vereist, tenzij de begunstiging formeel werd aanvaard, want dan is er sprake van een schenking die goedgekeurd moet worden.
5. Combinatie met het huwelijksvermogensrecht
De aanduiding van een begunstigde kan ook botsen met het huwelijksvermogensrecht. Indien de premie voor de verzekering betaald werd met gemeenschappelijke gelden en een derde (zoals een kind of een nieuwe partner) wordt aangeduid als begunstigde, kan dit als een onrechtstreekse schenking worden beschouwd. In dat geval is de toestemming van de andere echtgenoot vereist, tenzij de betaling gebeurde met eigen middelen. Ontbreekt die toestemming, dan kan de handeling vernietigd worden op grond van artikel 1422 BW.
Bij echtscheiding speelt ook artikel 299 BW een rol: voordelen toegekend tijdens het huwelijk vervallen in principe bij definitieve echtscheiding, tenzij het beding dateert van vóór het huwelijk.
6. Overlijden zonder aangeduide begunstigde
Indien er geen begunstigde is aangeduid, wordt de verzekeringnemer zelf geacht begunstigde te zijn. Bij diens overlijden valt de uitkering in diens nalatenschap en komt toe aan de erfgenamen. In dat geval wordt de prestatie verkregen “iure hereditario”, met alle gevolgen voor de erfbelasting. Dit onderscheidt zich van de gevallen waarin de begunstigde een eigen recht (“iure proprio”) verkrijgt op de uitkering.
Besluit
De aanduiding van de begunstigde is geen louter administratieve formaliteit. Ze vereist zorgvuldige redactie, met aandacht voor erfrechtelijke, vermogensrechtelijke én fiscale gevolgen. Kleine nuances in formulering kunnen grote juridische en financiële gevolgen hebben. Een doordachte aanpak is essentieel voor wie de levensverzekering als volwaardig planningsinstrument wil inzetten.