Een vaak gehoorde (bedenkelijke) reden om een levensverzekering af te sluiten, is de wens om (een deel van) het vermogen te beschermen tegen eventuele schuldeisers. In theorie lijkt een levensverzekering een veilige “parking” voor vermogensbestanddelen: zolang het verzekerd risico zich niet voordoet, blijft het kapitaal buiten het bereik van derden. In de praktijk echter is deze bescherming niet absoluut. Deze bijdrage bespreekt de mogelijkheden en beperkingen van de levensverzekering als beschermingsmechanisme tegen schuldeisers.
1. De levensverzekering vóór het verzekerd voorval: beperkte verhaalsmogelijkheden
Zolang het verzekerd risico – meestal het overlijden van het verzekerd hoofd – zich niet voordoet, kan het kapitaal onder een levensverzekering in principe niet worden opgeëist door schuldeisers van de begunstigde. Het kapitaal bestaat dan juridisch nog niet: er is slechts een toekomstige voorwaardelijke aanspraak, geen opeisbare vordering. Ook tegenover de verzekeringnemer ligt dat genuanceerd.
Wat kunnen schuldeisers wel doen?
- Bewarend beslag leggen op de rechten van de verzekeringnemer: Dit kan in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld op het afkooprecht. De waarde van de polis op dat moment – de afkoopwaarde – is dan vatbaar voor beslag.
- Uitvoerend beslag is daarentegen doorgaans niet mogelijk op het nog niet uitgekeerde kapitaal van de levensverzekering. Schuldeisers kunnen niet anticipatief het toekomstige overlijdenskapitaal opeisen.
De mate van bescherming hangt dus sterk af van het type polis en de configuratie. Polissen zonder afkoopmogelijkheid (bv. bij zuivere overlijdensdekking zonder spaarcomponent) bieden meer bescherming dan kapitaalsopbouwende polissen (bv. tak 21 of tak 23), die vaak wel een actuele waarde hebben.
2. De uitkering na het verzekerd voorval: de actio pauliana loert om de hoek
Wanneer het verzekerd risico zich heeft voorgedaan en het kapitaal effectief wordt uitgekeerd aan de begunstigde, kunnen schuldeisers alsnog proberen optreden via de actio pauliana (art. 1167 BW). Dit is een vordering tot niet-tegenwerpelijkheid van een rechtshandeling die de schuldeisers heeft benadeeld. Hierbij dient ook rekening gehouden met strafklachten wegens organisatie van onvermogen.
Voor een succesvolle actio pauliana moet aan drie voorwaarden zijn voldaan:
- Een kosteloze bevoordeling van de begunstigde: In de context van een levensverzekering betekent dit dat de begunstigde het kapitaal verkrijgt zonder tegenprestatie – typisch dus bij een beding ten behoeve van een derde.
- Kennelijke benadeling van de schuldeisers: De rechtshandeling (hier: de betaling van de premie of de aanduiding van de begunstigde) moet de schuldeisers daadwerkelijk benadelen – bv. doordat het vermogen van de verzekeringnemer hierdoor uitgehold wordt.
- Bedrieglijk opzet of kwade trouw: Er moet sprake zijn van opzet om de schuldeisers te benadelen. Dit vereist dat de verzekeringnemer wist (of moest weten) dat hij door het afsluiten of wijzigen van de polis zijn schuldeisers zou benadelen.
Wat als de actio pauliana slaagt?
In dat geval wordt de polis of de betaling van de premie niet-tegenwerpelijk verklaard aan de schuldeisers. De gevolgen zijn beperkt tot de waarde van de verrichting. De schuldeisers kunnen zich dan verhalen op:
- de betaalde premies, of
- in sommige visies: op het volledige uitgekeerde kapitaal (als dit in verhouding staat tot die premies).
Er bestaat hier discussie in de rechtsleer. Sommigen aanvaarden dat slechts de premies terugvorderbaar zijn (omdat alleen zij het vermogen hebben verlaten), anderen pleiten ervoor dat ook het uitgekeerde kapitaal zelf geviseerd kan worden, zeker indien het verband tussen de premie en de uitkering rechtstreeks en exclusief is.
3. De rol van de configuratie: A-A-B versus A-B-B
De mate van bescherming tegen schuldeisers hangt ook af van de configuratie van de polis. Enkele voorbeelden:
- A-A-B: De verzekeringnemer en het verzekerd hoofd zijn dezelfde persoon. De begunstigde ontvangt het kapitaal bij het overlijden van A. Dit is de klassiek beschermde configuratie, maar hier is de actio pauliana wél denkbaar.
- A-B-B: A sluit een polis af op het hoofd van B, met B als begunstigde. De begunstigde verkrijgt dan iure proprio, buiten de nalatenschap van A. Deze constructie maakt het moeilijker voor de schuldeisers van A om zich te verhalen, aangezien het vermogen nooit “formeel” via A naar B stroomt.
Indien men dus effectief bescherming tegen schuldeisers nastreeft, kan het aangewezen zijn om niet de klassieke A-A-B-structuur te hanteren, maar te werken met alternatieve combinaties of met rechtspersonen als tussenpartij (bv. via een maatschap).
4. Fiscale correcties bij misbruik
Wanneer de levensverzekering bewust wordt gebruikt om schuldeisers of de fiscus te ontlopen, is ook fiscaal misbruik niet uitgesloten. De fiscale administratie kan zich op het standpunt stellen dat een levensverzekering – met de overdracht van een aanzienlijk kapitaal aan een derde – een verdoken schenking vormt, waarop successie- of schenkingsrechten verschuldigd zijn.
Wordt de begunstiging beschouwd als een schenking, dan komt artikel 8 W. Succ. in beeld, dat fictieve legaten viseert. Hoewel dit artikel vooral bedoeld is om successierechten te heffen, kan het ook een spiegel vormen voor het burgerlijk recht: het geeft aan dat zulke technieken niet altijd vrij van gevolgen zijn, zeker niet indien er aanwijzingen zijn van vermogensverschuiving met benadelingsopzet.
5. Wat kan onder voorwaarden wel tegengesteld ?
- Een niet-afkoopbare polis zonder spaarwaarde: Deze biedt schuldeisers weinig tot geen aangrijpingspunt zolang het verzekerd risico zich niet voordoet.
- Een polis met derdenclausule, waarbij het vermogen nooit naar de verzekeringnemer terugvloeit: Dit beperkt het verhaalrecht van de schuldeisers.
- Correcte motivering: Indien de polis aantoonbaar werd afgesloten in het kader van zorg voor gezinsleden, alimentatieverplichtingen of als uitvoering van een schenking of last, vermindert de kans op niet-tegenwerpelijkheid.
Besluit
De levensverzekering als instrument om vermogen te isoleren van het verhaal van schuldeisers biedt geen zekerheden en kan botsen op de actio pauliana en zelfs op een strafklacht wegens (poging tot) organisatie van onvermogen..
De bescherming tegen schuldeisers is dus precair, relatief en niet absoluut. Vooral wanneer het om een kapitaalsverzekering met afkoopwaarde gaat, of wanneer de begunstiging kosteloos en ten nadele van schuldeisers gebeurde, blijven zij niet zonder verhaalsmogelijkheden.