Wanneer gehuwden onroerend goed willen verkopen, moet niet alleen rekening worden gehouden met wie juridisch eigenaar is, maar ook met het huwelijksvermogensstelsel waarin zij gehuwd zijn. Het is niet voldoende dat het goed op naam staat van één echtgenoot; het is essentieel om na te gaan of het goed tot het eigen vermogen van die echtgenoot behoort of tot het gemeenschappelijk vermogen.
In het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen behoort in principe elk onroerend goed dat tijdens het huwelijk werd verworven met inkomsten van de echtgenoten tot het gemeenschappelijk vermogen, ook al werd het op naam van slechts één van hen gezet. De verkoop van een dergelijk goed vereist de toestemming van beide echtgenoten. Die toestemming moet blijken uit hun gezamenlijke ondertekening van de notariële verkoopakte. Indien slechts één van beiden tekent, is de verkoop nietig ten aanzien van de andere echtgenoot. Zelfs wanneer het goed juridisch eigen is aan één echtgenoot (bijvoorbeeld omdat het vóór het huwelijk werd verworven of via schenking of erfenis), maar het gaat om de gezinswoning, dan is de toestemming van de andere echtgenoot wettelijk vereist, ongeacht het huwelijksstelsel. Deze bescherming geldt ten gunste van het gezinsleven en de woonzekerheid van het gezin.
In het stelsel van scheiding van goederen is elk goed dat op naam van een van de echtgenoten staat in beginsel eigen, en mag elke echtgenoot zijn of haar eigen goederen zelfstandig verkopen. Toch geldt ook hier een belangrijke uitzondering: indien het goed de gezinswoning is of er zich de gezinsinboedel bevindt, kan de verkoop enkel met toestemming van de andere echtgenoot. Deze regel geldt zelfs als het goed volledig eigendom is van één echtgenoot. De toestemming strekt tot bescherming van het gezinsleven en belet dat een echtgenoot eenzijdig het gezin uit de woning zou kunnen zetten.
In het stelsel van algehele gemeenschap of in huwelijkscontracten met specifieke toewijzingsclausules (zoals een verblijvingsbeding), gelden bijkomende regels: bij overlijden kan de verkoopmogelijkheid afhankelijk zijn van wat contractueel werd vastgelegd, of van een uitdrukkelijke toestemming van erfgenamen of andere rechthebbenden op het goed. Ook bij echtscheiding of ontbinding van het stelsel gelden beperkingen: eenmaal de goederen onverdeeld zijn tussen de gewezen echtgenoten, is voor verkoop van het onroerend goed hun beider instemming vereist, en dit tot aan de verdeling.
Bij verkoop van onroerend goed binnen het huwelijk aan een derde partij moet de notaris steeds het huwelijksstelsel nagaan én verifiëren of er sprake is van een gezinswoning. Indien het goed slechts door één echtgenoot wordt verkocht zonder toestemming van de andere waar die vereist is, loopt de koper het risico dat de verkoop niet tegenwerpelijk is en dat hij later zijn eigendom verliest. Bij twijfel kunnen echtgenoten een verklaring van huwelijksvermogensstelsel en eigendomssituatie afleggen in de akte.
Ten slotte zijn er ook fiscale gevolgen: de meerwaarde op de verkoop van een onroerend goed wordt fiscaal anders behandeld afhankelijk van de aard van het goed (eigen, gemeenschappelijk of gezinswoning), en van de gebruiksduur. Bij gezamenlijke verkoop moeten beide echtgenoten instemmen met de aangifte van de gerealiseerde meerwaarde, indien van toepassing.
Kortom, de verkoop van vastgoed door gehuwden vereist een zorgvuldige analyse van de eigendomssituatie én van het huwelijksvermogensstelsel. De gezinswoning geniet bijzondere bescherming, en instemming van beide echtgenoten is in veel gevallen vereist, zelfs bij verkoop van een eigen goed. Wie met zo’n verkoop te maken krijgt – als koper of verkoper – doet er goed aan juridische zekerheid in te bouwen en zich te baseren op correcte notariële stukken.