Voor de strafbaarstelling van schuldig verzuim is vereist dat het slachtoffer zich bevindt in een toestand van “groot gevaar”. Dit begrip vormt een essentieel bestanddeel van het misdrijf. Groot gevaar slaat op een situatie waarin de persoonlijke integriteit, vrijheid of eerbaarheid van iemand ernstig bedreigd wordt. Het hoeft geen levensgevaar te zijn, maar het moet wel gaan om een reëel, actueel en ernstig gevaar. Louter hypothetisch of toekomstig gevaar volstaat niet.
De beoordeling van het gevaar gebeurt objectief, los van de gevolgen van het verzuim. De situatie wordt beoordeeld op het ogenblik van de weigering om hulp te bieden. Er moet sprake zijn van een actuele noodtoestand waarin onmiddellijke hulp nodig is. De rechtspraak heeft dit begrip ingevuld aan de hand van uiteenlopende feitelijke situaties. Zo werd groot gevaar onder meer aanvaard bij het achterlaten van een persoon die zware slagen heeft gekregen en in stervensgevaar verkeert, bij verkeersslachtoffers, bij pasgeborenen met ademhalingsproblemen, bij een bevalling of een verkrachting, en bij dreigend verlies van een ongeboren kind. Ook psychische aandoeningen ten gevolge van belaging werden als groot gevaar erkend.
Zelfs bij stervenden blijft de hulpverplichting gelden zolang er een redelijke kans op redding bestaat. De plicht vervalt pas wanneer de persoon overleden is, bijvoorbeeld bij een overdosis verdovende middelen. Er rijzen wel vragen bij gevallen van klinische of hersendood, of bij palliatieve patiënten wanneer onverwachte omstandigheden zich voordoen. In die gevallen is de beoordeling van het moreel bestanddeel in hoofde van een doorsneeburger soms problematisch, omdat hij niet met zekerheid kan inschatten of nog hulp mogelijk is.
Groot gevaar kan ontstaan door toedoen van een derde, door de omstandigheden, door het slachtoffer zelf of zelfs door de dader van het verzuim. Het feit dat het gevaar door een misdrijf werd veroorzaakt, doet geen afbreuk aan de hulpplicht. Het maakt voor de toepassing van artikel 422bis geen verschil of het gevaar voortvloeit uit een ongeval, een zelfmoordpoging of een gewelddaad. Zelfs de dader van een opzettelijk misdrijf kan onder omstandigheden gehouden zijn om hulp te bieden. Dit standpunt werd bevestigd door het Hof van Cassatie, dat oordeelde dat iemand die opzettelijk slagen toebrengt en daarna verzuimt hulp te verlenen aan het slachtoffer dat in groot gevaar verkeert, ook schuldig is aan schuldig verzuim. De ernst en het ogenblikkelijk karakter van het gevaar zijn dus doorslaggevend, niet de herkomst ervan.
Hoewel de wetgever geen definitie gaf van het begrip groot gevaar, heeft de rechtspraak dit concept ontwikkeld in functie van de concrete omstandigheden. Het gaat telkens om een situatie die voor een redelijke buitenstaander onmiddellijk noodzaakt tot tussenkomst, zonder dat die tussenkomst buitensporig gevaarlijk is voor de helper of derden. Het strafrecht sanctioneert hier het passief blijven in omstandigheden waar hulp vanzelfsprekend hoort te zijn.
Het begrip groot gevaar bij schuldig verzuim is in de rechtspraak en rechtsleer concreet ingevuld aan de hand van talrijke voorbeelden. Zo werd het bestaan van groot gevaar onder meer aangenomen in de volgende situaties:
– een slachtoffer van zware slagen dat in stervensgevaar wordt achtergelaten op straat
– een zwaar gekwetste persoon na een verkeersongeval
– een pasgeboren kind dat dreigt te stikken door ademhalingsmoeilijkheden
– een vrouw die op het punt staat te bevallen en geen medische hulp ontvangt
– een persoon die wordt verkracht
– een ongeboren kind dat dreigt verloren te gaan
– een directeur die zijn gezagspositie misbruikt op een wijze die tot ernstig psychisch misbruik leidt
– een persoon die op het punt staat zelfmoord te plegen
– een kind dat lijdt aan psychische stoornissen ten gevolge van belaging en daardoor blijvend ongeschikt is voor arbeid
Deze voorbeelden illustreren dat het niet enkel om levensbedreigende fysieke situaties gaat, maar ook om dreigingen die de psychische gezondheid of de menselijke waardigheid aantasten. Het begrip groot gevaar dekt dus een breed spectrum van omstandigheden die dringend menselijke tussenkomst vereisen. Ook wanneer het slachtoffer alle hulp weigert, kan er nog steeds sprake zijn van groot gevaar, zoals in het geval van een kandidaat-zelfdoder, al rijzen in zulke gevallen bijkomende ethische en juridische vragen.
Daarnaast bevestigt de rechtspraak dat ook stervenden moeten geholpen worden, zelfs wanneer de kans op redding uiterst gering is. Enkel wanneer het slachtoffer overleden is – zoals bij hersendood – vervalt de verplichting. Een belangrijk uitgangspunt blijft dat het gevaar op het moment zelf ernstig, reëel en actueel moet zijn, los van de vraag wie het veroorzaakt heeft. Het kan voortvloeien uit toeval, uit de handelingen van het slachtoffer zelf, of uit het opzettelijk handelen van de verzuimer. In al deze gevallen kan groot gevaar aanleiding geven tot een strafbare onthouding van hulp.