Banken staan steeds meer onder druk om enkel nog duurzame projecten te financieren. Toch komt het voor dat ze leningen geven aan bedrijven die het milieu vervuilen of mensenrechten schenden. De vraag is dan of een bank daarvoor zelf aansprakelijk kan zijn. Dat kan in sommige gevallen wel. Ook al legt de Europese regelgeving, de zogenaamde CSDDD-richtlijn, geen directe aansprakelijkheid op, toch kunnen banken onder Belgisch recht verantwoordelijk worden gehouden voor schade die voortvloeit uit hun financieringsbeleid.
Dat heeft te maken met twee evoluties in het recht. Enerzijds spelen internationale gedragscodes, zoals de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, een steeds grotere rol. Anderzijds heeft het nieuwe Burgerlijk Wetboek, meer bepaald Boek 6, de regels over het oorzakelijk verband soepeler gemaakt.
De VN- en OESO-richtlijnen zijn op zich geen wetten, maar ze leggen wel vast wat wereldwijd als verantwoord ondernemen wordt beschouwd. Veel banken zeggen dat ze deze richtlijnen volgen. Door dat publiek te verklaren, scheppen ze een verwachting bij hun klanten en de samenleving. Als ze dan in de praktijk toch leningen geven aan bedrijven die zich niet aan die principes houden, kan dat worden gezien als een fout. De rechter kan zulke richtlijnen gebruiken als maatstaf om te beoordelen of de bank zorgvuldig heeft gehandeld.
Daarnaast maken de nieuwe regels over causaliteit het gemakkelijker om aansprakelijkheid vast te stellen. Vroeger moest iemand bijna volledig kunnen bewijzen dat de fout van de bank rechtstreeks tot de schade heeft geleid. Nu kan de rechter ook rekening houden met situaties waarin meerdere partijen samen een rol hebben gespeeld. Zelfs als de bijdrage van de bank maar gedeeltelijk was, kan ze aansprakelijk worden gesteld voor een deel van de schade. Ook wanneer niet met zekerheid vaststaat dat de fout van de bank de schade veroorzaakte, maar wel dat die fout de kans op schade vergrootte, kan de rechter nog een vergoeding toekennen.
In de praktijk betekent dit dat een bank die roekeloos krediet verleent aan een onderneming waarvan ze weet dat die ernstige milieuschade veroorzaakt, niet zomaar kan zeggen dat dat bedrijf ook elders geld had kunnen lenen. De rechter zal kijken naar de concrete rol van de bank in het geheel. Alleen als het verband tussen de lening en de schade echt te ver gezocht is, zal de bank niet aansprakelijk zijn.
Kort samengevat komt het hierop neer: banken kunnen indirect aansprakelijk worden wanneer hun financiering bijdraagt aan schade aan mens of milieu. Internationale gedragscodes bepalen steeds meer wat als zorgvuldig handelen geldt, en het nieuwe Burgerlijk Wetboek maakt het makkelijker om een oorzakelijk verband te bewijzen. Wie beweert duurzaam te handelen, moet dat dus ook echt doen, want anders kan de rechter daar gevolgen aan verbinden.
FAQ – Banken en aansprakelijkheid voor milieuschade
Kan een bank aansprakelijk zijn voor milieuschade die haar klant veroorzaakt?
Ja, dat is mogelijk. Als een bank bewust of roekeloos krediet verleent aan een bedrijf dat het milieu vervuilt of mensenrechten schendt, kan ze onder Belgisch recht mee verantwoordelijk worden gehouden voor de schade.
Is dat nieuw?
Niet helemaal, maar de kans op aansprakelijkheid is groter geworden door twee ontwikkelingen: internationale gedragscodes zoals de VN- en OESO-richtlijnen, en nieuwe regels in het Burgerlijk Wetboek die het oorzakelijk verband soepeler beoordelen.
Wat zijn die VN- en OESO-richtlijnen precies?
Dat zijn internationale afspraken over verantwoord ondernemen. Ze zijn niet juridisch bindend, maar worden wel erkend als normen voor zorgvuldigheid. Als een bank verklaart dat ze zich eraan houdt maar dat in de praktijk niet doet, kan dat als fout worden beschouwd.
Wat verandert er in het nieuwe Burgerlijk Wetboek?
Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek maakt het makkelijker om een oorzakelijk verband te bewijzen. Ook als meerdere partijen samen bijdragen tot schade, of als het niet volledig zeker is dat de fout van de bank de schade veroorzaakte, kan ze toch (gedeeltelijk) aansprakelijk worden gesteld.
Kan een bank zich verdedigen door te zeggen dat het bedrijf elders ook geld had kunnen lenen?
Die redenering houdt meestal geen stand. De rechter kijkt naar de concrete rol van de betrokken bank, niet naar wat hypothetisch elders had kunnen gebeuren.
Wat betekent dit voor banken in de praktijk?
Banken moeten beter nagaan aan wie ze leningen geven en of die bedrijven duurzaam en wettelijk handelen. Wie zegt dat ze verantwoord financiert, moet dat ook waarmaken, anders kan dat juridische gevolgen hebben.
Is dit al in de rechtspraak bevestigd?
In België nog niet vaak, maar buitenlandse voorbeelden – zoals de Nederlandse Shell-zaak – tonen dat rechters steeds meer rekening houden met deze normen. Belgische rechters kunnen dezelfde redenering volgen.
Geldt dit ook voor kleine banken of enkel voor grote spelers?
De regels gelden voor iedereen, maar de verwachtingen liggen hoger naarmate een bank groter is of zich nadrukkelijk profileert als “duurzaam” of “maatschappelijk verantwoord”.
Wat betekent dit voor de consument?
Voor de gewone burger betekent dit dat banken niet alleen financieel, maar ook maatschappelijk verantwoordelijkheid dragen. Hun keuzes kunnen dus mee bepalen of schadelijke activiteiten worden ondersteund of niet.