Wanneer herstel in natura niet mogelijk of niet wenselijk is, komt het principe van herstel bij equivalent in beeld. Dit houdt in dat het slachtoffer een geldelijke vergoeding ontvangt die zoveel mogelijk gelijkwaardig is aan het herstel in natura. De geldsom vormt dus geen abstracte straf of symbolische vergoeding, maar een economisch equivalent van de geleden schade.
Herstel bij equivalent veronderstelt dat de rechter eerst de aard en omvang van de schade nauwkeurig vaststelt. Hij moet bepalen welke concrete schade-elementen aanwezig zijn — zowel materiële als morele, tijdelijke als blijvende. Pas daarna kan hij de schadevergoeding begroten per afzonderlijke post. Slechts wanneer een precieze berekening onmogelijk is, mag de rechter terugvallen op een raming ex aequo et bono, dus een schatting naar billijkheid.
Deze subsidiaire methode vereist een gemotiveerde beslissing. De rechter mag slechts een benaderende vergoeding toekennen indien hij uitlegt waarom een concrete berekening onmogelijk is. Wanneer de partijen cijfers en bewijsstukken aanreiken die een exacte berekening toelaten, mag de rechter niet zomaar naar ex aequo et bono grijpen.
In de praktijk wordt een brede waaier aan schadeposten via billijke schatting geëvalueerd, onder meer het verlies van een kans, morele schade, esthetische schade en sommige vormen van materiële schade zonder aantoonbaar inkomstenverlies.
De cassatierechtspraak bevestigt dat de onmogelijkheid van herstel in natura nooit een afwijzing van de schadevordering mag rechtvaardigen. Indien natuurlijke herstelling niet kan, moet steeds een equivalent worden toegekend. Herstel bij equivalent vormt dan ook het sluitstuk van het vergoedingsrecht: waar de werkelijkheid niet kan worden hersteld, wordt zij financieel gereconstrueerd.
De essentie blijft dat het slachtoffer opnieuw geplaatst wordt in de toestand waarin het zich zou hebben bevonden zonder de fout. De geldelijke vergoeding is slechts een middel om die toestand te benaderen, niet om winst te verschaffen.