Wat is een betrokken voertuig bij de toepassing van artikel 29 bis van de WAM-wet (zwakke weggebruiker)?
Opdat de aansprakelijkheidsregel van artikel 29 bis van de WAM-wetgeving zou kunnen spelen is een betrokken motorvoertuig nodig.
De loutere aanwezigheid van een motorrijtuig op het ogenblik van een verkeersongeval volstaat niet om te besluiten dat dit motorrijtuig bij het ongeval betrokken is in de zin van de voormelde wetsbepaling. Een motorrijtuig is wel betrokken in de zin van die wetsbepaling wanneer het enige rol heeft gespeeld in het verkeersongeval, dit is wanneer het zonder hiervoor een noodzakelijk element te zijn geweest, een invloed heeft gehad op het ongeval. Hiervoor is niet vereist dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de aanwezigheid van het motorrijtuig en het ontstaan van het verkeersongeval. De vraag of een motorrijtuig enige rol heeft gespeeld in een verkeersongeval wordt daarbij door de rechter soeverein beoordeeld.
Een motorrijtuig kan in een verkeersongeval betrokken zijn, ongeacht of het in beweging is of niet, ongeacht of er een aanraking is met het slachtoffer of niet en ongeacht of er een fout werd begaan of niet.
Is een ongeval veroorzaakt door een onoplettende voetganger die al te snel holt naar een aankomende tram of bus een zwakke weggebruiker in de zin van artikel 29 bis wanneer de tram gewoonweg stilstond en eigenlijk op het ongeval geen enkele invloed had of lijkt te hebben.
De Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent oordeelde op 07.04.2011 over een zaak waarbij het slachtoffer ter hoogte van een tramhalte de baan overstak en waarbij het duidelijk bleek dat zij de tram wou halen.
Zij werd tijdens het oversteken aangereden door een voertuig.
Volgens het vonnis kon het loutere feit dat het slachtoffer zich haastig repte naar de tramhalte niet besluiten dat de aankomende tram als voertuig enige rol heeft gespeeld bij het tot stand komen van het contact met het voertuig.
Het louter aanwezig zijn in de buurt van een ongeval volstaat volgens de rechtbank niet om van een “betrokkenheid” te gewagen in het raam van artikel 29 bis WAM-wet.
De aankomende tram speelde zelfs geen passieve rol bij het tot stand komen van het ongeval (bijvoorbeeld als zichtbelemmerend opstakel of door het slachtoffer te hinderen) zo oordeelde de rechtbank.
De rechtbank oordeelde in graad van beroep en hervormde hiermee een eerdere beslissing van de politierechter die nochtans had verwezen naar een cassatiearrest van 09.01.2006 (RW 2006-2007, kolom 1488) waarbij gewezen werd op de noodzaak de betrokkenheid en de causaliteit van elkaar gescheiden te houden.
De politierechtbank te Beringen besliste op 07.11.2006 dat niet als een betrokken voertuig mag beschouwd worden, het voertuig dat zich aan de overkant van de straat bevond en waarna een dame naar toe liep toen ze aangereden werd, om reden dat het vereiste van betrokkenheid van het voertuig niet mag bestaan in een loutere samenloop van zijn aanwezigheid op de plaats van het ongeval.
De politierechter te Antwerpen oordeelde dan weer dat een naderende bus als betrokken voertuig wordt beschouwd wanneer een voetganger de straat overloopt om de bus te halen en daarbij gegrepen wordt door een derde voertuig, omdat de passieve rol van de bus er precies in bestaat dat zijn nadering aan de basis lag van het oversteken van de voetganger, waardoor het ongeval kon gebeuren (Politierechtbank Antwerpen, 16.06.2005, bevestigd door de REA Antwerpen op 04.10.2006, P. Pol, 2007, 15).
In een andere zaak stond er een vuilniskar aan de overkant van de straat. Het slachtoffer in deze zaak stak de straat over om een rol afval van vloerbedekking in de vuilniskar te deponeren.
Bij het oversteken om zich naar de vuilniskar te begeven werd het slachtoffer aangereden door een derde voertuig.
De REA te Dendermonde oordeelde in deze zaak dat de stilstaande vuilniswagen geen enkele rol had gespeeld in het ongevalsgebeuren, ook geen passieve, aangezien vaststond dat de vuilniskar, het zich van de voetganger en het aanrijdende voertuig op elkaar niet belemmerde, noch enige rol had gespeeld.
De loutere aanwezigheid van de vuilniskar aan de overzijde van de straat op het ogenblik dat de voetganger de straat overstak zonder acht te slaan op het naderende voertuig, volstond volgens de rechtbank niet om de betrokkenheid van de vuilniswagen aan te nemen.
Het Hof van Cassatie volgde deze redenering niet. Het Hof herhaalde dat voor de betrokkenheid de loutere aanwezigheid van een motorrijtuig niet volstaat, maar dat een motorrijtuig wel betrokken is wanneer het enige rol heeft gespeeld in het verkeersongeval, maar dat daarvoor niet vereist is dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de aanwezigheid van het motorrijtuig en het ontstaan van het ongeval.
Uit het arrest kan volgende paragraaf geciteerd worden:
“Het bestreden vonnis oordeelt dat dient nagegaan te worden of het ongeval zich op dezelfde wijze zou hebben voorgedaan indien de stilstaande vuilniswagen er niet zou zijn geweest en beslist dat de stilstaande vuilniswagen ‘geen enkele rol’ heeft gespeeld in het ongevalsgebeuren, ook geen passieve, aangezien duidelijk is komen vast te staan dat dit voertuig het zicht van de in het ongeval betrokken weggebruikers op elkaar niet gehinderd heeft” en dat het ongevalsgebeuren dient te worden beperkt tot het oversteken van de straat zonder kijken door een voetganger.
“Aldus neemt het bestreden vonnis (volgens het Hof van Cassatie zoals hier geciteerd) aan dat voor de betrokkenheid van het motorrijtuig, te weten ‘enige rol spelen in het ongevalsgebeuren’ vereist is dat een noodzakelijk verband bestaat tussen de aanwezigheid van het motorrijtuig en het ontstaan van het verkeersongeval en is de beslissing van de appelrechters dat de vuilniswagen geen betrokken motorrijtuig was in de zin van voormeld artikel 29 bis niet naar recht verantwoordt.”
Het betrokken vonnis schendt aldus artikel 29 bis § 1 WAM-wet (Cassatie 22.10.2009, VAV, 2010, 188).
In een zaak die werd voorgelegd aan de Politierechtbank te Gent (vaak geciteerd in het RW) van 05.03.2012 (RW 2013-2014, kolom 667) werd een zaak voorgelegd waarbij de vraag reeds naar de betrokkenheid van een aanwezig tramvoertuig waarbij het slachtoffer werd aangereden door een voertuig toen het slachtoffer overliep om tijdig de tram te halen.
De politierechter te Gent gaf eerst bovenstaand overzicht van de verschillende standpunten ter zake om dan zijn eigen beslissing te nemen.
Hierbij sloot de politierechter te Gent zich aan bij het uiteengezette standpunt van het Hof van Cassatie dat zij in concreto tot het hare maakte omdat, zoals in de eerdere rechtspraak van de rechtbank gezegd, het koppelen van een oorzakelijkheidsvereiste aan het begrip betrokkenheid aan dat laatste begrip een invulling geeft die niet overeenstemt met die welke artikel 29 bis WAM-wet voor ogen heeft.