Het is de eiser principieel toegelaten in de loop van het geding de rechtsgrond voor zijn vordering te wijzigen onder de voorwaarden van artikel 807 van het gerechtelijk wetboek.
Doet de eiser dat niet zelf, dan is de rechter zelfs verplicht ambtshalve de juiste rechtsgrond toe te passen, mits hij de rechten van verdediging eerbiedigt en de partijen de kans geeft standpunt in te nemen over de ambtshalve ingeroepen nieuwe rechtsgrond (cassatie 14 april 2005, B&B 2005, aflevering 6,300).
Conform de cassatierechtspraak (cassatie 26 oktober 1995, rechtskundig weekblad 1996 - 97,158) is het onmogelijk een vordering tegen een gedaagde te richten in een andere hoedanigheid dan die waarin hij gedagvaard werd.
De hoedanigheid die volgens de voormelde geciteerde cassatierechtspraak niet kan gewijzigd worden is uiteraard alleen de proceshoedanigheid het verbod om de proceshoedanigheid van een gedaagdepartij te wijzigen in de loop van het geding stelt zich meer bepaald enkel wanneer de formele verwerende partij (= degene die in rechte optreedt) een andere is dan de materiële verwerende partij (= de titularis van het recht). Vb. vordering ingeleid tegen een persoon die optreedt in naam van een andere persoon (bijvoorbeeld de ouders die optreden als vertegenwoordigers van hun minderjarige kind), dan kan die vordering niet in de loop van het geding worden uitgebreid tot die persoon in eigen naam (bijvoorbeeld niet tot de ouders in eigen naam op grond van hun persoonlijke aansprakelijkheid uit artikel 1384 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek).
Maar het is ook mogelijk dat de eiser en een vordering inleidt niet op grond van een specifieke procesrechtelijke hoedanigheid. Dit kan door een zekere vaagheid in de dagvaarding, dan wel bijvoorbeeld door de vordering in te stellen op grond van verschillende rechtsgronden de ene in ondergeschikt verband van de andere.
Een vordering ingesteld op een bepaalde wettelijke grondslag wijzigen om deze nadien opnieuw in te stellen op basis van een andere wettelijke grondslag, impliceert een wijziging van wettelijke grondslag van een vordering maar niet van de procesrecht hoedanigheid.
Een vordering in rechte kan met toepassing van artikel 807 Ger.W. worden uitgebreid of gewijzigd in conclusie indien de uitgebreide of gewijzigde vordering berust op feitelijke elementen die in de gedinginleidende akte worden vermeld, ook al had de eiser daaruit nog geen gevolg afgeleid met het oog op de gegrondheid van zijn vordering. Het is niet vereist dat de uitgebreide of gewijzigde vordering uitsluitend berust op feitelijke elementen die in de gedinginleidende akte worden aangevoerd.
Of voortdurend-wijzigen van strategie, van rechtsgrond, van versie, dan wel van van vordering een verstandige dan wel tactische keuze is wordt hierbij in het midden gelaten, onverminderd het evolutief karakter van elke procedure.
Alhoewel, net zoals het leven is een proces een evolutief gegeven waarbij ook het recht voortdurend verandert, zelfs in de loop van het geding. Pantha rhei. (alles stroomt (naar Heraclitus).