A. Opschorting en uitstel onder de de gelding van de probatiewet
Opschorting en uitstel
De strafrechter beschikt over een grote waaier aan mogelijkheden tot bestraffing. Naast de geldboete, werkstraf, de effectieve gevangenisstraf, het elektronisch toezicht (sinds kort als autonome straf), naast bijkomende straffen zoals de verbeurdverklaring, kan de rechter opschorting of uitstel verlenen van de straf.
Opschorting is de maatregel waarbij de rechter de beklaagde schuldig acht maar geen straf uitspreekt.
Uitstel is de maatregel waarbij de rechter de beklaagde schuldig acht, een straf uitspreekt maar waarbij deze straf niet effectief dient te worden uitgevoerd, voor zover er nadien geen nieuwe feiten worden gepleegd.
Zowel voor de opschorting als voor het uitstel bepaalt de rechter een ………termijn van 1 tot 5 jaar.
Zowel aan de opschorting als aan het uitstel kan de rechter probatievoorwaarden koppelen.
Probatieopschorting en probatieuitstel wanneer de rechter het voordeel van de opschorting of het uitstel van de straf toestaat, kan de rechter hieraan bepaalde voorwaarden opleggen die tijdens de proeftermijn dienen nagekomen te worden. In deze gevallen spreekt men niet van gewone opschorting of gewoon uitstel maar van probatieopschorting of probatieuitstel.
Soorten voorwaarden die de rechter kan opleggen.
De rechter beschikt over een zeer grote vrijheid om deze voorwaarden in te vullen.
Standaard wordt bijna steeds de verplichting opgelegd om samen te werken met de justitieassistent en gevolg te geven aan elke uitnodiging van de diensten van de justitieassistent naast het zich onthouden van het plegen van nieuwe misdrijven.
Deze voorwaarden kunnen verder aangevuld worden met bijvoorbeeld:
- een verplichte ontwenningskuur;
- het zich onthouden van drugsgebruik of alcoholgebruik;
- het volgen van een cursus (bijvoorbeeld een cursus impulscontrole);
- het vergoeden van het slachtoffer;
- het zoeken naar werk en het houden van de tewerkstelling in die zin dat de beklaagde niet om dringende redenen mag ontslaan worden;
- strikte medische of psychiatrische begeleiding volgen;
- maatregelen die kunnen doen bijdragen tot het beter bekomen van het inzicht van de beklaagde in het verkeerd karakter van de feiten en de gevolgen daarvan;
- verbod om bepaalde plaatsen bezoeken;
- verbod om met minderjarigen contacten te onderhouden;
- het zich onthouden van omgang met bepaalde milieus.
Het is een belangrijke taak van de verdediging om bij een vraag tot uitstel of opschorting zelf een voorstel van voorwaarden te bepalen. Deze dienen overlegd te worden met de cliënt, gezien de cliënt uitdrukkelijk met deze voorwaarden zal dienen in te stemmen.
Voorafgaand onderzoek.
De rechter kan zonder voorafgaand onderzoek de voorgestelde maatregelen dan wel maatregelen die hij vooropstelt opleggen mits de beklaagde hiermee akkoord gaat. Het is zeker niet onverstandig om reeds zelf voorafgaand aan de terechtzitting te beginnen met het volgen van bepaalde cursussen, de begeleiding van een psychiater in roepen, definitief stoppen met drinken of drugsgebruik, zich laten opnemen in een ontwenningskliniek, beginnen met afbetalen aan slachtoffer… dit alles komt de geloofwaardigheid en de bereidheid van de beklaagde ten goede en verhoogt de kans tot toekenning van de voorwaarden.
Maar de rechter kan zich terecht de vraag stellen of de beklaagde wel degelijk bereid is om deze voorwaarden na te komen en of de opgelegde voorwaarden wel kunnen nagekomen worden. Zo leggen heel wat rechters de verplichting op om een vaste verblijfplaats te hebben, werk te zoeken en ook te vinden.
Ten einde na te gaan in hoeverre de maatregelen opportuun zijn, kunnen na geleefd worden door de beklaagde, verenigbaar zijn met zijn beroep, zijn gezinssituatie, zijn gezondheidssituatie kan de rechter een sociaal onderzoek bevelen zoals uit te voeren door een justitieassistent die dan een maatschappelijk onderzoek zal uitvoeren en een aantal gesprekken zal hebben met de beklaagde waarnaar de justitieassistent een en ander in een rapport aan de rechter zal overhandigen.
Wanneer de rechter een sociaalonderzoek beveelt, wordt de zaak derhalve uitgesteld tot wanneer het justitieverslag aan de rechter kan worden overgemaakt.
Het toezicht op de naleving van de maatregelen.
Vooreerst kan de politie vaststellen dat de betrokkenen tegen de probatievoorwaarden in zich toch op bepaalde plaatsen gaat begeven en de voorwaarden niet nakomt. Het kan bij een eenvoudige politiecontrole gebeuren waarna de politie een en ander vermeldt aan het parket.
Elke persoon die onder probatievoorwaarden wordt gesteld krijgt een justitieassistent aangewezen. De justitieassistent begeleidt de beklaagde en nodigt deze regelmatig uit voor overleg. Op deze uitnodigingen dient steeds ingegaan te worden. Indien de beklaagde zich niet aanbiedt kan dit immers een reden zijn om de probatievoorwaarden in te trekken.
De justitieassistent heeft echter geen rechtstreekse bevoegdheid. De justitieassistent begeleidt, geeft raad, volgt op en maakt een verslag op voor de probatiecommissie. In dit verslag wordt de ontwikkeling van de beklaagde en de naleving van de probatievoorwaarden weergegeven.
Het is mogelijk dat bepaalde voorwaarden door gewijzigde omstandigheden niet meer kunnen nageleefd worden. In dit geval kan de probatiecommissie de voorwaarden aanpassen. De probatiecommissie mag echter nooit de voorwaarden verzwaren.
Finaal oordeelt de probatiecommissie of de opgelegde voorwaarden werden nageleefd. Indien de probatiecommissie vaststelt dat voorwaarden werden nageleefd vervalt de strafvordering op het einde van de proeftermijn.
Indien het gaat om opschorting, lees probatieopschorting zal de veroordeling zelf niet worden opgenomen in het strafregister.
Maar indien de probatiecommissie vaststelt dat de voorwaarden niet werden nageleefd meldt de probatiecommissie deze niet -naleving onmiddellijk aan de Procureur des Konings. De Procureur des Konings kan beslissen om de zaak terug naar de rechtbank te verwijzen.
In dit stadium zal de rechtbank beslissen of de opschorting al dan niet dient te worden herroepen. Indien de opschorting wordt herroepen kan de strafrechter een straf opleggen of kan hij nieuwe probatievoorwaarden voorstellen.
Wanneer het gaat over probatieuitstel zal bij naleving van de voorwaarden weliswaar de strafvordering vervallen, dit betekent dat de straf niet dient te worden ondergaan, maar wordt de veroordeling wel opgenomen in het strafregister.
Bij een probatieuitstel zal de probatiecommissie bij niet-naleving van de voorwaarden dit melden aan de Procureur des Konings die opnieuw de zaak naar de rechtbank kan verwijzen met bevoegdheid van de rechter om het uitstel te herroepen hetgeen dat betekent dat de gevangenisstraf of de geldboete effectief moet worden ondergaan of betaald.
Het hoeft geen betoog dat nieuwe feiten tijdens de proeftermijn kunnen leiden tot het intrekken van de opschorting of het uitstel.
Wie kan opschorting en uitstel vragen.
Opschorting kan slechts worden toegestaan aan die personen die nooit een gevangenisstraf van meer dan 6 maanden hebben ondergaan.
Het uitstel kan slechts verleend worden aan die beklaagde die geen gevangenisstraf van meer dan 12 maanden hebben ondergaan.
Uitgesloten straffen
Voor de verbeurdverklaring, de straf onder elektronisch toezicht, de werkstraf, de autonome probatiestraf en de vervangende straf, is geen uitstel van de tenuitvoerlegging toegelaten, zodat er ook geen bijzondere voorwaarde naan kunnen worden gekoppeld.
Het verbod de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring uit te stellen is opgenomen in art. 52 van de SUO-Wet van 11 februari 2014, in werking getreden op 18 april 2014.
Het uitstel van de tenuitvoerlegging van de werkstraf is verboden geworden bij art. 37 van de tweede Potpourri-Wet van 5 februari 2016, inwerking getreden op 29 februari 2016.
B. Opschorting uitstel en probatie onder de gelding van het strafwetboek van 2024 (in werking vanaf 8 april 2026)
Art 64 Sw. 2024 (inwerking 8 april 2026) stelt:
“Art. 64. Opschorting van de uitspraak van de veroordeling
§ 1. Wanneer de rechter het ten laste gelegd misdrijf waarop een straf van niveau 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gesteld bewezen verklaart, kan hij de opschorting van de uitspraak van de veroordeling gelasten indien de beklaagde hiermee instemt.
Aan de opschorting wordt een proeftijd gekoppeld van ten minste een jaar en ten hoogste vijf jaar, met ingang van de dag waarop het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden.
De beslissing tot opschorting maakt een einde aan de vervolging indien zij niet wordt herroepen.
§ 2. Wanneer de opschorting wordt gelast, wordt de beklaagde veroordeeld in de kosten en, indien daar aanleiding toe bestaat, tot de teruggave en de verbeurdverklaring. Desgevallend wordt ook uitspraak gedaan over de burgerlijke vordering.
§ 3. De onderzoeksgerechten kunnen de opschorting van de uitspraak van de veroordeling gelasten ten aanzien van de inverdenkinggestelde onder de voorwaarden bedoeld in de paragrafen 1 en 2 wanneer zij van oordeel zijn dat de openbaarheid van de debatten de declassering van de inverdenkinggestelde zou kunnen veroorzaken of zijn reclassering in gevaar zou kunnen brengen.
§ 4. De opschorting kan op vordering van het openbaar ministerie worden herroepen door de correctionele rechtbank of, indien het feit behoort tot haar bevoegdheid, door de politierechtbank, die de opschorting gelast heeft:
1° indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een hoofdgevangenisstraf van minstens zes maanden tot gevolg heeft gehad;
2° indien diegene voor wie de maatregel is genomen wegens een overtreding van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer of van haar uitvoeringsbesluiten, gedurende de proeftijd een nieuw misdrijf heeft gepleegd dat veroordeling krachtens de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer of haar uitvoeringsbesluiten tot gevolg heeft gehad.
Indien de opschorting wordt herroepen, kan voor het betrokken misdrijf ten hoogste een straf van niveau 3 worden opgelegd.
De vordering tot herroeping en tot uitspraak van de veroordeling voor het misdrijf dat aanleiding heeft gegeven tot de opschorting verjaart drie volle jaren na de dag waarop de veroordeling wegens het nieuwe misdrijf in kracht van gewijsde is getreden.”
Commentaar
De wetgever van het strafwetboek 2024 koos ervoor om de bepalingen van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, op te nemen in het nieuwe Strafwetboek.
Het strafwetboek 2024 heeft de gewone opschorting behouden als mogelijkheid, zowel voor de vonnisrechters als voor de onderzoeksgerechten.
De probatie-opschorting werd niet te behouden.
Het strafwetboek 2024 voorziet reeds in de probatiestraf van art. 44.
De proeftermijn die kan worden gekoppeld aan de probatiestraf werd uitgedreid tot vijf jaar. Dit verbetert de effectiviteit van de probatiestraf, doordat een langere opvolging van de betrokkene mogelijk wordt en de probatiestraf in een aantal gevallen nog meer een alternatief voor de gevangenisstraf met probatie-uitstel wordt, wat in het voordeel van de maatschappelijke re-integratie van de beklaagde werkt.
Het kiezen voor een probatiestraf in plaats van voor een probatie-opschorting heeft in deze belangrijke efficiëntievoordelen. Wanneer er een ernstige schending wordt vastgesteld van de probatievoorwaarden, moet in het geval van een probatie-opschorting de zaak terug voor de vonnisrechter aanhangig worden gemaakt, die het dossier terug volledig zal moeten bestuderen om o.a. de ernst van de feiten, de omstandigheden waarin ze werden gepleegd, … te beoordelen om zo te komen tot het bepalen van een gepaste straf. Wanneer men daarentegen kiest voor een probatiestraf, moet de rechter die de feiten heeft beoordeeld (en dus op de hoogte is van alle relevante elementen van de zaak) meteen ook de vervangende straf bepalen die kan worden uitgevoerd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Bovendien is het verantwoord dat, wanneer het profiel van de dader van aard is dat een gewone opschorting niet volstaat maar probatievoorwaarden noodzakelijk zijn, hieraan een grondig debat voor de vonnisrechter voorafgaat.
Wat betreft de toepassingsvoorwaarden voor de opschorting wordt aansluiting gezocht bij de voorwaarden uit de probatiewet 1964. De opschorting wordt beperkt tot misdrijven waarop een straf van niveau 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gesteld, wat overeenstemt met de uitsluiting van de uitspraak van de opschorting door het hof van assisen en voor feiten strafbaar met een correctionele gevangenisstraf van meer dan twintig jaar onder de gelding van het strafwetboek 1867. De precedentenvereiste onder de gelding van het strafwetboek 1867 (de vereiste dat men nog niet eerder mag veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van meer dan zes maanden of een zwaardere straf) wordt evenwel niet hernomen. Hetzelfde geldt overigens voor de precentenvereiste wat betreft het uitstel. Op de redenen voor deze afschaffing wordt dieper ingegaan bij de uiteenzetting over het uitstel.
Wat betreft de gronden tot herroeping van de opschorting wordt onder 1° de herroepingsgrond uit het artikel 13, § 1 Probatiewet 1964 hernomen, met dien verstande dat de nieuwe veroordeling aanleiding moet hebben gegeven tot een hoofdgevangenisstraf van zes maanden in plaats van één maand onder de gelding van het strafwetboek 1867.
De tweede herroepingsgrond herneemt de herroepingsgrond van de wet 1964 voor gevallen van herhaling op basis van de Wegverkeerswet (art. 13, 1bis, Probatiewet).
De procedurele bepalingen ter zake uit de probatiewet dienen te worden opgenomen in het Wetboek van Strafvordering.
Art 65 Sw. 2024 (inwerking 8 april 2026) stelt
“Art. 65. Uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen
- § 1. Wanneer de rechter een straf oplegt die een straf van niveau 3 niet te boven gaat, kan hij bevelen dat de tenuitvoerlegging van de hoofdstraffen of bijkomende straffen die hij uitspreekt volledig of gedeeltelijk wordt uitgesteld.
De tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring, van de straf onder elektronisch toezicht, van de werkstraf, van de probatiestraf, van de behandeling onder vrijheidsberoving, van de verlengde opvolging of van een vervangende straf kan echter niet worden uitgesteld.
De duur van het uitstel mag niet minder dan een jaar en niet meer dan vijf jaar bedragen, met ingang van de dag waarop het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden.
De rechter kan een gewoon uitstel bevelen of aan het uitstel probatievoorwaarden verbinden.
- § 2. In geval van probatie-uitstel verbindt de rechter aan het uitstel door hem bepaalde probatievoorwaarden, die hij in zijn uitspraak vermeldt, mits de beklaagde zich ertoe verbindt die voorwaarden na te leven.
Het probatie-uitstel impliceert de naleving van de volgende algemene voorwaarden:
1° geen misdrijven plegen;
2° een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, het adres van zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast;
3° gevolg geven aan de oproepingen van de strafuitvoeringsrechtbank en, in voorkomend geval, aan die van de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast.
De bijzondere voorwaarden kunnen onder meer bestaan uit het volgen van een opleiding, een beroepsstage of een ambulante behandeling.
- § 3. De strafuitvoeringsrechtbank kan, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de veroordeelde, de probatievoorwaarden geheel of ten dele opschorten, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden.
De Koning bepaalt voor het overige de nadere regels inzake de tenuitvoerlegging en controle van de probatie.
- § 4. Het uitstel wordt herroepen indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf van meer dan achttien maanden zonder uitstel tot gevolg heeft gehad.
Het uitstel kan worden herroepen indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf zonder uitstel van ten hoogste achttien maanden tot gevolg heeft gehad.
Het probatie-uitstel kan eveneens worden herroepen in geval van een andere ernstige niet-naleving van de algemene of bijzondere probatievoorwaarden.
Wanneer het uitstel kan worden herroepen, doet de strafuitvoeringsrechtbank uitspraak over het verzoek tot herroeping ingediend door het openbaar ministerie. Het verzoek tot herroeping wegens ernstige niet-naleving van de probatievoorwaarden moet uiterlijk binnen een jaar na het verstrijken van de proeftijd van het uitstel worden ingesteld. Het verjaart een jaar na de dag waarop zij bij de strafuitvoeringsrechtbank is aangebracht.”
COMMENTAAR
Art. 65 Sw. 2024 voorziet erin dat wanneer de rechter een straf oplegt die de een straf van niveau 3 (voor natuurlijke personen: gevangenisstraf van maximum vijf jaar of een behandeling onder vrijheidsberoving van maximum 4 jaar) niet te boven gaat, hij kan bevelen dat de tenuitvoerlegging van de hoofdstraffen of bijkomende straffen die hij uitspreekt volledig of gedeeltelijk wordt uitgesteld.
De tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring, van de straf onder elektronisch toezicht, van de probatiestraf en van de werkstraf kan niet worden uitgesteld.
Wat de uitsluiting van de werkstraf betreft kan worden gesteld dat deze straf een bijzonder opvoedend karakter heeft. Indien deze straf met uitstel wordt opgelegd en het uitstel later wordt herroepen, is er ondertussen zoveel tijd verstreken dat deze doelstelling van de straf niet langer kan worden gerealiseerd.
Wat betreft de straf onder elektronisch toezicht, komt het niet opportuun voor deze op te kunnen leggen met (gewoon of probatie-)uitstel. Het zou weinig efficiënt zijn voorwaarden te verbinden aan een elektronisch toezicht via een probatie-uitstel. Bovendien is het mogelijk dat de straf onder elektronisch toezicht in geval van herroeping van het uitstel niet meer ten uitvoer kan worden gelegd omdat in tussentijd de materiële omstandigheden van de veroordeelde zijn gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer hij geen vaste verblijfplaats meer heeft).
Vanuit dezelfde optiek is het toekennen van uitstel worden uitgesloten voor de behandeling onder vrijheidsberoving en de verlengde opvolging.
Logischerwijs worden de vervangende straffen eveneens uitgesloten van het toepassingsgebied van het uitstel.
De duur van het uitstel mag op algemene wijze niet minder dan een jaar en niet meer dan vijf jaar bedragen, met ingang van de dag waarop het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden.
De rechter kan het uitstel aan door hem bepaalde probatievoorwaarden verbinden. De beklaagde moet zich ten aanzien van de rechter engageren om deze voorwaarden na te leven.
Het probatie-uitstel impliceert steeds de naleving van de volgende voorwaarden:
1° geen misdrijven plegen;
2° een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast;
3° gevolg geven aan de oproepingen van de strafuitvoeringsrechtbank en, in voorkomend geval, aan die van de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast.
De verplichting deze algemene voorwaarden na te leven vloeit voort uit de wet, maar zij worden door de rechter in herinnering gebracht in zijn beslissing.
Bovendien kunnen de probatievoorwaarden de verplichting omvatten een opleiding te volgen waarvan de duur minstens twintig uur en ten hoogste tweehonderdveertig uur bedraagt. De strafuitvoeringsrechtbank bepaalt de concrete nadere regels voor die opleiding.
Het probatie-uitstel kan de verplichting inhouden een opleiding te volgen; het is niet nodig dit uitdrukkelijk te vermelden of te regelen in de wet. Het kan inderdaad erg nuttig zijn het volgen van een opleiding te verplichten in het kader van een geheel of gedeeltelijk probatieuitstel (bijvoorbeeld een gedragtraining om het gebruik van geweld te vermijden of vanuit de optiek van het herstelrecht). Hetzelfde geldt inzake verkeer: indien een gedeeltelijk probatie-uitstel wordt gekoppeld aan de geldboete kan het erg nuttig zijn voorwaarden met betrekking tot een opleiding (bijvoorbeeld een cursus bij VIAS) te bepalen. Maar om een maximale flexibiliteit toe te laten in het bepalen en uitvoeren van deze opleiding en om tegemoet te komen aan een vraag geformuleerd door de Gemeenschappen, wordt de keuze gemaakt om het aan de rechter over te laten de voorwaarden omtrent de opleiding te bepalen, zonder hem te beperken door al te strikte wettelijke voorwaarden.
Net als voor de probatiestraf kan de strafuitvoeringsrechtbank de probatievoorwaarden geheel of ten dele opschorten, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden.
Voor het overige zullen de nadere regels inzake de tenuitvoerlegging en controle van de probatie, in overleg met de gemeenschappen, bij koninklijk besluit worden bepaald.
Onder de gelding van de probatiewet van 1864 is de herroeping van het uitstel verplicht of facultatief. Herroeping geschiedt van rechtswege (verplicht) ingeval gedurende de proeftijd een nieuw misdrijf gepleegd is, dat heeft geleid tot een veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden zonder uitstel of tot een gelijkwaardige straf uitgesproken door een strafgerecht van een andere lidstaat van de Europese Unie (art. 14, § 1, van de wet van 29 juni 1964).
Herroeping kan geschieden indien de betrokkene gedurende de proeftijd een nieuw misdrijf gepleegd heeft dat veroordeling tot een effectieve hoofdgevangenisstraf van een maand tot zes maanden of tot een gelijkwaardige straf uitgesproken door een strafgerecht van een andere lidstaat van de Europese Unie tot gevolg heeft gehad (art. 14, § 1bis, van de wet van 29 juni 1964) of indien de betrokkene de opgelegde voorwaarden niet naleeft (art. 14, § 2, van de wet van 29 juni 1964).
Volgens de bepalingen van art. 65 Sw. 2024 is de herroeping van het uitstel verplicht indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf van meer dan achttien maanden zonder uitstel tot gevolg heeft gehad.
Het uitstel kan facultatief worden herroepen indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf zonder uitstel van ten hoogste achttien maanden tot gevolg heeft gehad.
Ten slotte kan het uitstel ook worden herroepen in geval van een andere ernstige niet-naleving van de algemene of bijzondere probatievoorwaarden.
Aangezien de bevoegdheden inzake strafuitvoering geconcentreerd worden in de handen van de strafuitvoeringsrechtbank, is zij ook bevoegd om uitspraak te doen over het verzoek tot (facultatieve) herroeping ingediend door het openbaar ministerie.
Let wel: voor de bepalingen van de probatiestraf onder de gelding van het straf wetboek 2024 (in werking 8 april 2024): klik hier.