Artikel 37 van de wegcode bepaalt: (rekening houdende met de aanpassingen van de wet van 16 juli 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wat de doorstroming van prioritaire voertuigen betreft):
"Prioritaire voertuigen
37.1. Prioritaire voertuigen zijn uitgerust met één of meerdere blauwe knipperlichten en een speciaal geluidstoestel overeenkomstig de bepalingen van de technische reglementen van de auto's of van de bromfietsen en motorfietsen.
37.2. De blauwe knipperlichten moeten gebruikt worden wanneer het prioritaire voertuig een dringende opdracht uitvoert.
Ze mogen gebruikt worden bij de uitvoering van een andere opdracht, alleen wanneer de aard van de opdracht het rechtvaardigt.
37.3. Het speciaal geluidstoestel mag slechts gebruikt worden wanneer het prioritaire voertuig een dringende opdracht uitvoert.
37.4. Wanneer het verkeer door verkeerslichten wordt geregeld mag het prioritaire voertuig dat het speciaal geluidstoestel gebruikt, het rood licht voorbijrijden met een gematigde snelheid en op voorwaarde dat zulks geen gevaar voor de andere weggebruikers oplevert".
Artikel 38 van de wegcode bepaalt:
"Gedrag tegenover prioritaire voertuigen die het speciaal geluidstoestel gebruiken
Zodra het speciaal geluidstoestel het naderen van een prioritair voertuig aankondigt, moet elke weggebruiker onmiddellijk de doorgang vrijmaken en voorrang verlenen; zo nodig moet hij stoppen".
59.13. De bepalingen van artikel 11 en artikel 22 quater gelden niet voor de voertuigen gebruikt door bevoegde personen noch voor prioritaire voertuigen wanneer een dringende opdracht het rechtvaardigt.
In die gevallen moeten de bestuurders van deze voertuigen evenmin de snelheidsbeperking opgelegd door het verkeersbord C43, in voorkomend geval met zonale geldigheid conform artikel 65.5, in acht nemen.
Vervolgingsbeleid prioritaire voertuigen
In de omzendbrief COL 16/2006 van het College van Procureurs-generaal werd het vaststellings- en vervolgingsbeleid bepaald inzake verkeersmisdrijven gepleegd door bestuurders van prioritaire voertuigen en voertuigen in opdracht.
Deze omzendbrief bestaat wil het vaststellings- en vervolgingsbeleid uniformeren op gebied van verkeersinbreuken gepleegd door bestuurders van prioritaire voertuigen en voertuigen in opdracht en heeft betrekking op het gebruik van alle prioritaire voertuigen, zoals ziekenwagens, brandweerwagens of de burger- en andere auto's van de politie.
De omzendbrief stelt volgende richtlijnen inzake vaststelling en vervolging
Overschrijding van de maximaal toegelaten snelheid
In het wegverkeersreglement wordt het gebruik van de blauwe knipperlichten voorgeschreven wanneer de prioritaire voertuigen een dringende opdracht uitvoeren.
Hieruit volgt:
- Wanneer de blauwe knipperlichten zichtbaar zijn op de foto, wordt verondersteld dat de overtreding werd gepleegd in het raam van een opdracht.
In alle gevallen zal een proces-verbaal worden opgesteld en overgemaakt aan het bevoegde politieparket.
Dit PV wordt gesopeneerd behoudens wanneer er een onregelmatigheid wordt vastgesteld.
- Wanneer de blauwe knipperlichten niet zichtbaar zijn op de foto, stuurt de politiedienst die de vaststelling heeft gedaan een standaardformulier aan de korpschef van de politieagent die de overtreding heeft begaan.
De korpschef vult het formulier in waarin al dan niet wordt bevestigd of de inbreuk werd gepleegd in het raam van een dringende of daarmee gelijkgestelde opdracht en dit overeenkomstig artikel 59.13 van het koninklijk besluit en stuurt dit formulier binnen de 10 dagen aan de politiedienst die het, samen met het proces-verbaal, overmaakt aan het politieparket.
Hierna neemt de procureur des Konings een beslissing tot sepot wanneer blijkt dat het besturen van het prioritair voertuig onder de toepassing van artikel 59.13 valt en in ontkennend geval
zal hij handelen overeenkomstig de richtlijnen vervat in omzendbrief van het college van de procureurs general COL 11/2006 van 31 maart 2006.
Het voorbijrijden van een rood licht
Volgens de bepalingen van het Wegverkeersreglement mag een prioritair voertuig in een dringende opdracht opdracht een rood licht voorbijrijden mits de vervulling van de hiernavermelde cumulatieve voorwarden:
- wanneer het speciaal geluidstoestel wordt gebruikt;
- na te hebben gestopt;
- op voorwaarde dat zulks geen gevaar oplevert voor de andere weggebruikers.
Maar dit belet niet dat ook hier in alle gevallen een proces-verbaal dient te worden opgesteld. De bevoegde procureur des Konings zal, al naargelang de omstandigheden van de zaak, oordelen tot sepot, minnelijke schikking of vervolging.
Bij de beslising zal rekening worden gehouden met de verplichting van de bestuurder van het prioritair voertuig, dat deze zijn weg enkel mag verderzetten indien dit de andere gebruikers niet in gevaar brengt. Aldus dient de bestuurder van het prioritaire voertuig zich ervan te vergewissen dat de “gewone” weggebruikers die zich op het kruispunt bevinden of dit hebben overgestoken bij groen licht, de mogelijkheid hebben om het prioritaire voertuig voorbij te laten rijden. Een prioritair voertuig mag dus niet "blind" en zonder voorzorg door een rood licht rijden. Zelfs een loutere vertraging zonder de nodige omzichtigheid volstaat niet om niet tot vervolging over te gaan.
|
integrale tekst van de omzendbrief COL 16/2006
Omzendbrief nr. COL 16/2006 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Download deze omzendbrief in PDF (91,3 kB)
De doelstelling van deze omzendbrief bestaat erin het vaststellings-en vervolgingsbeleid te uniformeren op gebied van verkeersinbreuken gepleegd door bestuurders van prioritaire voertuigen en voertuigen in opdracht.
1. TOEPASSELIJKE REGLEMENTAIRE BEPALINGEN
1.1. Artikel 59.12 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg (hierna het koninklijk besluit genoemd) stelt « De bepalingen van artikel 7.1 gelden niet voor het rijkswacht-, politie- en douanepersoneel wanneer hun opdracht het rechtvaardigt ».
Deze bepaling was er uitsluitend op gericht deze diensten in de mogelijkheid te stellen obstakels op de openbare weg aan te brengen, zoals wegversperringen, nadarafsluitingen…
De wijziging en de nieuwe nummering van artikel 7 door het koninklijk besluit van 4 april 2003 ingevolge de invoering van een nieuwe bepaling (artikel 7.1), geeft momenteel aanleiding tot verwarring.
Immers:
- het huidige artikel 7.1 geeft algemene principes weer inzake de naleving van de wegcode alsook op gebied van voorzichtigheid en voorzorg t.a.v. de meest kwetsbare gebruikers van de openbare weg;
- het voormalige artikel 7.1, thans 7.3, luidt als volgt: « Het is verboden het verkeer te hinderen of onveilig te maken door voorwerpen, zwerfvuil of stoffen op de openbare weg te werpen, te plaatsen, achter te laten of te laten vallen, hetzij door er rook of stoom te verspreiden, hetzij door er enige belemmering aan te brengen»;
het is vanzelfsprekend deze laatste bepaling die nog steeds in overweging dient te worden genomen. In ieder geval vormen de artikelen 37.2 en 37.4 van het koninklijk besluit uitzonderingen op het algemene principe van artikel 59.12 van hetzelfde koninklijk besluit waarboven zij primeren. (infra punten 3.1 en 3.2).
1.2. Artikel 59.13 van het koninklijk besluit (rekening houdende met de aanpassingen van de wet van 16 juli 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wat de doorstroming van prioritaire voertuigen betreft) luidt: De bestuurder van een prioritair voertuig dat een dringende opdracht uitvoert hoeft dit reglement niet na te leven met uitzondering van de artikelen 4, 8.4, 16.4, 20, 24, eerste lid, 3°, 35, 36, 37, 44.1, vierde en vijfde lid en 59.1, indien het gaat om: a) een bevoegde persoon bedoeld in artikel 3, 1° en 5° ; b) een bestuurder van een voertuig voor dringende medische interventie van de dienst 112; c) een bestuurder van een brandweervoertuig; d) een bestuurder van een voertuig van de Civiele Bescherming; e) een bestuurder van een voertuig van de veiligheidsdienst van de spoorwegen en de voertuigen voor hulpverlening van Infrabel; f) een bestuurder van een voertuig voor hulpverlening bij een ernstig incident veroorzaakt door water, gas, elektriciteit of radioactieve stoffen
C43
1.3. De artikelen 37.1 tot 3 van het koninklijk besluit omschrijven de uitrusting waarover de voertuigen dienen te beschikken om als prioritair te worden beschouwd alsmede de voorwaarden voor het gebruik van deze uitrusting bij de uitoefening van de opdrachten.
1.4. Artikel 37.4 van het koninklijk besluit bepaalt de voorwaarden waarop een prioritair voertuig een rood licht mag voorbijrijden.
2. TOEPASSINGSGEBIED
Deze omzendbrief heeft betrekking op het gebruik van alle prioritaire voertuigen, zoals ziekenwagens, brandweerwagens of de burger- en andere auto’s van de politie.
Na overleg met de vertegenwoordigers van de federale en lokale politie, kan worden aangenomen dat deze richtlijnen naar analogie van toepassing zijn op de politieagenten in het raam van hun opleiding tot het besturen van een snel voertuig, georganiseerd door de Groep Verkeer van de Federale Politieschool, gegeven het feit dat zij zich, in dit kader, bevinden in een toestand van (dringende) opdracht.
3. PRINCIPES INZAKE VASTSTELLING EN VERVOLGING
3.1. OVERSCHRIJDING VAN DE MAXIMAAL TOEGELATEN SNELHEID
Artikel 37.2 van het koninklijk besluit schrijft het gebruik van de blauwe knipperlichten voor wanneer de prioritaire voertuigen een dringende opdracht uitvoeren.
Derhalve:
- Wanneer de blauwe knipperlichten zichtbaar zijn op de foto, kan worden aangenomen dat de overtreding werd gepleegd in het raam van een opdracht.
In ieder geval zal een proces-verbaal worden opgesteld dat aan het bevoegde politieparket zal worden overgemaakt.
De procureur des Konings zal het proces-verbaal zonder gevolg klasseren behoudens wanneer hij een onregelmatigheid vaststelt.
- Wanneer de blauwe knipperlichten niet zichtbaar zijn op de foto, stuurt de politiedienst die de vaststelling heeft gedaan een standaardformulier aan de korpschef van de politieagent die de overtreding heeft begaan.
Deze korpschef bevestigt of de inbreuk al dan niet werd gepleegd in het raam van een dringende of daarmee gelijkgestelde opdracht overeenkomstig artikel 59.13 van het koninklijk besluit.
Dit formulier (zie bijlage) wordt binnen de 10 dagen verstuurd aan de politiedienst die het, samen met het proces-verbaal, zal overmaken aan het bevoegde politieparket.
De procureur des Konings:
- klasseert het proces-verbaal zonder gevolg indien inderdaad blijkt dat het besturen onder de toepassing van artikel 59.13 valt;
- zoniet zal hij handelen overeenkomstig de richtlijnen vervat in omzendbrief COL 11/2006 van 31 maart 2006.
3.2. HET VOORBIJRIJDEN VAN EEN ROOD LICHT
Artikel 37.4 bepaalt de voorwaarden waarop een prioritair voertuig (in dringende opdracht) een rood licht mag voorbijrijden, namelijk:
- wanneer het speciaal geluidstoestel wordt gebruikt;
- na te hebben gestopt;
- op voorwaarde dat zulks geen gevaar oplevert voor de andere weggebruikers.
Deze voorwaarden zijn cumulatief.
In alle gevallen dient een proces-verbaal te worden opgesteld. De bevoegde procureur des Konings zal, al naargelang de omstandigheden van de zaak, oordelen over het gevolg (sepot, minnelijke schikking, vervolging) dat hieraan dient te worden gegeven.
Er dient rekening te worden gehouden met volgende overwegingen:
- de verplichting dat de weg enkel mag worden voortgezet indien dit de andere gebruikers niet in gevaar brengt, impliceert dat de bestuurder van het prioritaire voertuig zich ervan dient te vergewissen dat de “gewone” weggebruikers die zich op het kruispunt bevinden of dit hebben overgestoken bij groen licht, de mogelijkheid hebben om het prioritaire voertuig voorbij te laten rijden;
- het is onvoldoende te vertragen voor een rood licht.
4. INWERKINGTREDING
Deze omzendbrief treedt in werking op datum van zijn verspreiding.
|
BIJLAGE STANDAARDFORMULIER
Notitienummer : ........................................................
Vragenlijst inzake snelheidsovertreding begaan door priotitaire voertuigen waarvan het blauwe knipperlicht niet zichtbaar is op de foto
|
Ik ondergetekende ....................................................................................................... (naam en functie 1)
bevestig dat de snelheidsovertreding, begaan te ............................................................................(plaats)
op ........................................ (datum) door het voertuig .................................................................. (merk)
met kenteken ........................................................................................., werd / werd niet 2 gepleegd in het raam van een dringende of daarmee gelijkgestelde opdracht, voorzien in artikel 59.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975.
Het voertuig werd bestuurd door 3:
Naam en voornaam: .............................................................................................................................
Adres: .................................................................................................................................................
Geboortedatum: ..................................................................................................................................
Beroep: ...............................................................................................................................................
De bestuurder reed 4:
O voor eigen rekening
O voor rekening van: .................................................................................................................................
..............................................................................................................................................................
Opgemaakt te ........................................................
Op ........................................................................
Handtekening ........................................................
Gelieve deze vragenlijst binnen de 10 dagen op te sturen naar de politiezone die de vaststellingen heeft gedaan.
________________________________________
1 In principe de korpschef of het diensthoofd
2 Schrappen wat niet past
3 Dienst steeds ingevuld te worden
4 Aanduiden wat niet past
|
|