Te dezen oordeelde de eerste rechter:
Wanneer een vastgoedmakelaar een onderhandse verkoopovereenkomst heeft opgesteld, en dit op haar briefpapier begaat deze een fout wanneer de onderhandse koopovereenkomst betreffende het pand nietig wordt verklaard wegens strijdigheid met het decreet van 18 mei 1999 op de Ruimtelijke Ordening (DORO) en dit wegens het gebrek aan melding van de stedenbouwkundige bestemming, met name de benaming gebruikt in het plannenregister. …
Het opstellen van een akte in strijd met de wettelijke regeling op de stedenbouw is een fout in de zin van artikel 1382 BW.
Ook het niet gebruiken van de benamingen in het Gewestplan, terwijl dit had moeten gebeuren en het gebruik van verkeerde benamingen is een fout in de zin van artikel 1382 BW
De fout/onzorgvuldigheid waarvoor een schadeverwekker op basis van de artikelen 1382-1383 B.W. aansprakelijk kan zijn, bestaat in een gedraging die, ofwel, behoudens onoverwinnelijke dwaling of enige andere rechtvaardigingsgrond, een schending inhoudt van een rechtsnorm, waarbij de betrokkene verplicht is iets niet te doen of iets op bepaalde manier wel te doen (artikel 1382 B.W.), ofwel neerkomt op een verkeerd optreden dat moet worden beoordeeld naar de maatstaf van de normaal zorgvuldige en omzichtige persoon, die in dezelfde concrete omstandigheden verkeert (artikel 1383 B.W.).
Dat standpunt wordt door het hof niet bijgetreden. Voor de overeenkomsten gesloten voordat 31 dagen zijn verlopen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad dat de gemeente, waar het onroerend goed gelegen is, beschikt over een goedgekeurd plannenregister en vergunningenregister (het wordt niet betwist dat dit hier het geval is, zodat vaststaat dat de bepalingen met betrekking tot de informatieverplichtingen, zoals bedoeld bij de artikelen 137, 141 en 142 Decreet Vlaams Parlement van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, niet van toepassing zijn), houdt de verplichting om in de akten, overeenkomsten en publiciteit, in geval van vermelding van benamingen, deze vermeld in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen te gebruiken, de verplichting niet in om in die akten, overeenkomsten of publiciteit te vermelden of er voor het onroerend goed een stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt en de meest recente stedenbouwkundige bestemming van het goed met de benamingen gebruikt in het plannenregister over te nemen. Wat deze overeenkomsten betreft dienen aldus de benamingen gebruikt in de genoemde plannen niet verplicht te worden vermeld. Dat vloeit voort uit de artikelen 141, lid 1 en 199, §2, lid 1, 2 en 4 DRO (vgl. Cass. 3 juni 2010, R.W. 2010-2011, 1387).